direct naar inhoud van 4.1 Cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit
Plan: De Linten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0904-vs01

4.1 Cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit

Ontginningsgeschiedenis

De Linten liggen in een gebied dat relatief laat werd ontgonnen en bewoond. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het heide-ontginningslandschap en het veenkoloniale landschap. In het heide-ontginngingslandschap werden woeste gronden in cultuur gebracht vanuit rechte heideontginningswegen. De ontginning van de veenkoloniën - die later op gang kwamen - werd door middel van kanalen tot stand gebracht. Via het Ter Apelkanaal werd afgegraven turf naar Groningen vervoerd. De bebouwing in het gebied is rond deze ontginningsassen geconcentreerd.

Het plangebied ligt voor een groot deel in het heide-ontginningslandschap en voor een klein deel in het veenkoloniaal landschap. In onderstaande figuur is dit weergegeven en zijn de landschapstypen beschreven.

De hoofdstructuur van het heide-ontginningslandschap bestaat uit rechte heideontginningswegen met verspreide bebouwing. Het wordt gekenmerkt door grootschalige openheid. Dit geldt ook voor het veenkoloniaal landschap. De hoofdstructuur van dit landschap wordt gevormd door kanaaldorpen met een mix van agrarische, burger- en soms industriële bebouwing. Het achterliggende akkerbouwgebied is open en wordt gekenmerkt door parallelle wijken.   afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0904-vs01_0005.jpg"
 

Figuur 5 Landschapstypen en deelgebieden

Ruimtelijk structuur

In de ruimtelijke structuur van het gebied is de cultuurhistorie van het gebied nog goed herkenbaar. De beleving van de ruimtelijke structuur langs het kanaal is daarbij van groot belang. De volgende elementen worden gezien als kenmerkend voor de ruimtelijke structuur:

  • de bebouwing wordt gevormd door een lintvormige bebouwingsstructuur. De afstand tussen de bebouwing varieert, waardoor de openheid en het zicht op het achterliggende gebied varieert. De bebouwing staat veelal op diepe percelen die, vooral wanneer er sprake is van een verdichting, door een concentratie van woonhuizen verhoudingsgewijs nogal smal zijn.
  • het profiel van het openbaar gebied maakt een ruime indruk door bermen en de redelijke afstand van de van weg tot aan de voorgevels. De rijen bomen in de bermen van het kanaal dragen bij aan de beleving en herkenbaarheid van het kanaal;
  • erfbeplanting komt aan de voorzijde alleen bij sommige boerderijen en grote woonhuizen voor, die ten opzichte van het overheersende beeld wat naar achteren zijn gerooid;
  • de meeste bebouwing is gesitueerd op een regelmatige afstand van de weg in een denkbeeldige rooilijn. Bij een gering deel is sprake van een verspringende rooilijn. De nokrichting is overwegend haaks op de wegas. De hoofdgebouwen zijn dominant ten opzichte van de bijgebouwen op het erf gesitueerd;
  • de complexen van bruggen, sluizen en bebouwing bij de 6e, 7e en 8e verlaat zijn van het kanaal van belang voor de beleving van het kanaal zijn. Dit geldt ook voor de schutsluis naar het Rütenbrockkanaal;
  • naast de lintbebouwing is er het AVEBE dorp. Het woonbuurtje kent een tamelijk gesloten bebouwingsstructuur langs een lineair stratenpatroon. Deze structuur dient behouden te blijven.

Bebouwing

Bij Ter Apel zijn vanaf 1900 langs reeds aanwezige wegen en kanalen de eerste vooroorlogse uitbreidingen ontstaan. De linten bestaan uit een gemengde bebouwing (boerderijen, woningen, winkels en bedrijfsbebouwing). Behalve een grote verscheidenheid aan bebouwingsfuncties, is ook de architectonische kwaliteit nogal uiteenlopend. Hoewel de bebouwing over het algemeen sober van karakter is, komen ook opvallende voorbeelden van bouwkunst uit de jaren 30 van de vorige eeuw voor.

Uitgangspunten

Het accent ligt op behoud en kwaliteitsverbetering binnen de kenmerkende ruimtelijke structuur van de lintbebouwing. Daarnaast is de afwisseling tussen bebouwing en open ruimten van belang. De gronden tussen de bebouwing die niet in gebruik zijn als tuin, worden daarom conserverend bestemd.

In bijlage 1 bij dit plan zijn criteria geformuleerd voor eventuele invullingen die in het linten plaatsvinden. Gronden die door de provincie zijn aangemerkt als buiten, worden niet als invullocatie gezien.

De overheersende kavelrichting, haaks op de weg, dient zo veel mogelijk gehandhaafd te blijven. Dit wordt in dit bestemmingsplan niet afgedwongen. Incidenteel moet een afwijkende bebouwingsrichting mogelijk zijn. Via de toetsing aan de welstand zal geregeld worden dat dit incidenteel blijft.