direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen - Lint 1
Plan: De Linten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0904-vs01

Artikel 18 Wonen - Lint 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Lint 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen al dan niet met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1;
    • 3. mantelzorg;
    • 4. kamerverhuur;
    • 5. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • het bebouwingspercentage per bouwperceel mag ten hoogste 35% bedragen.

18.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal in de bestaande voorgevellijn worden gebouwd;
  • c. het aantal hoofdgebouwen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 1 bedragen, tenzij ter plaatse is voorzien in de aanduiding "maximum aantal wooneenheden", in welk geval het in het aanduidingsvlak aangegeven aantal als maximum geldt;
  • d. het aantal aaneen gebouwde hoofdgebouwen zal ten hoogste 2 bedragen;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw tot de perceelgrens zal ten minste 2,00 m bedragen;
  • f. de breedte van de voorgevel van een vrijstaand hoofdgebouw zal ten hoogste 2/3 van de kavelbreedte bedragen met een maximum van 15,00 m;
  • g. de breedte van de voorgevel van een halfvrijstaand hoofdgebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • h. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

18.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een bijbehorende bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorende bouwwerk zal niet meer bedragen dan:
    • 1. 2,50 m, indien in de zijdelingse of in de achterste perceelgrens wordt gebouwd;
    • 2. de hoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 2,50 m hoogte op de zijdelingse perceelgrens;
    • 3. de hoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 30°, getrokken vanuit een punt op 2,50 m hoogte op de achterste perceelgrens;
  • d. de dakhelling van een bijbehorende bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen.

18.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Bevoegdheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 18.2.2 onder b in die zin dat een hoofdgebouw voor dan wel achter de bestaande voorgevellijn wordt gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 18.2.2 onder c in die zin dat het aantal woonhuizen per bestemmingsvlak wordt vergroot, mits:
    • 1. rekening wordt gehouden met het contingentenbeleid, zoals verwoord in paragraaf 4.2 van de toelichting;
  • c. het bepaalde in lid 18.2.2 sub f in die zin dat de breedte van de voorgevel van een vrijstaand hoofdgebouw wordt vergroot tot 2/3 van de kavelbreedte met een maximum van 20,00 m;
  • d. het bepaalde in lid 18.2.2 sub h in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m.

18.3.2 Voorwaarden

De in lid 18.3.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten anders dan een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding "detailhandel";
  • b. het gebruik van gedeelten van een woonhuis en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1, indien:
    • 1. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van hoofdgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    • 2. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van mantelzorg;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel met uitzondering van detailhandel bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in het woonhuis, de bijbehorende bouwwerken en in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij het woonhuis, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per woonhuis mogen worden gevestigd;
  • i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken;
  • j. het gebruik van gedeelten van een woonhuis voor kamerverhuur, indien meer dan 3 kamers worden verhuurd.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Bevoegdheid

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 18.4 onder c in die zin dat een woonhuis, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:
    • 1. deze afwijkingsbevoegdheid alleen wordt toegepast bij vrijgekomen panden die een woonbestemming hebben gekregen teneinde de landschappelijke, cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden van de panden te kunnen behouden;
    • 2. het aantal woningen ten hoogste twee zal bedragen;
    • 3. rekening wordt gehouden met het contingentenbeleid, zoals verwoord in paragraaf 4.2 van de toelichting;
    • 4. de verkeersdruk als gevolg hiervan niet wezenlijk toeneemt;
  • b. het bepaalde in lid 18.4 onder i in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. de paardrijdbak landschappelijk aanvaardbaar en inpasbaar is in die zin dat voorwaarden kunnen worden gesteld aan een goede landschappelijke inpassing van de bakken;
    • 2. de paardrijdbakken zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg worden gesitueerd;
    • 3. een paardrijdbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m);
    • 4. geen lichtmasten bij een paardrijdbak worden gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 18.4 onder j in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor kamerverhuur met meer dan 3 kamers, mits niet meer dan 5 kamers worden verhuurd.

18.5.2 Voorwaarden

De in lid 18.5.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.