direct naar inhoud van 4.1 Ruimtelijke structuur
Plan: De Linten
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0904-vo01

4.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied ligt voor een groot deel in het heide-ontginningslandschap en voor een klein deel in het veenkoloniaal landschap. In onderstaande figuur is dit weergegeven en zijn de landschapstypen beschreven.

De hoofdstructuur van het heide-ontginningslandschap bestaat uit rechte heideontginningswegen met verspreide bebouwing. Het wordt gekenmerkt door grootschalige openheid. Dit geldt ook voor het veenkoloniaal landschap. De hoofdstructuur van dit landschap wordt gevormd door kanaaldorpen met een mix van agrarische, burger- en soms industriële bebouwing. Het achterliggende akkerbouwgebied is open en wordt gekenmerkt door parallelle wijken.   afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0904-vo01_0005.jpg"  

Figuur 5 Landschapstypen en deelgebieden

Bij Ter Apel zijn vanaf 1900 langs reeds aanwezige wegen en kanalen de eerste vooroorlogse uitbreidingen ontstaan. De linten bestaan uit een gemengde bebouwing (boerderijen, woningen, winkels en bedrijfsbebouwing). In de meeste gevallen is tussen de bebouwing het open landschap zichtbaar. Behalve een grote verscheidenheid aan bebouwingsfuncties, is ook de architectonische kwaliteit nogal uiteenlopend. Hoewel de bebouwing over het algemeen sober van karakter is, komen ook opvallende voorbeelden van bouwkunst uit de jaren 30 van de vorige eeuw voor.

De bebouwing wordt gevormd door een lintvormige bebouwingsstructuur. De afstand tussen de bebouwing varieert, waardoor de openheid en het zicht op het achterliggende gebied varieert. De bebouwing staat veelal op diepe percelen die, vooral wanneer er sprake is van een verdichting, door een concentratie van woonhuizen verhoudingsgewijs nogal smal zijn. Invullingen met woningen uit de naoorlogse periode komen voor. Het profiel van het openbaar gebied maakt een ruime indruk door bermen en de redelijke afstand van de van weg tot aan de voorgevels.

Erfbeplanting komt aan de voorzijde alleen bij sommige boerderijen en grote woonhuizen voor, die ten opzichte van het overheersende beeld wat naar achteren zijn gerooid.

De meeste bebouwing staat voornamelijk gesitueerd op een regelmatige afstand van de weg in een denkbeeldige rooilijn. Bij een gering deel is sprake van een verspringende rooilijn. De nokrichting is overwegend haaks op de wegas. De hoofdgebouwen zijn dominant ten opzichte van de bijgebouwen op het erf gesitueerd.

Het accent ligt op behoud en kwaliteitsverbetering binnen de kenmerkende ruimtelijke structuur van de lintbebouwing. Daarnaast is de afwisseling tussen bebouwing en open ruimten van belang.

De uitgangspunten zijn:

  • behoud van het kenmerkende patroon van de lintbebouwing;
  • beeldbepalende panden en monumenten beschermen;
  • nieuwe invullingen zoveel mogelijk laten aansluiten bij het kenmerkende bebouwingspatroon van de lintbebouwing.

De overheersende kavelrichting, haaks op de weg, dient zo veel mogelijk gehandhaafd te blijven. Dit wordt in dit bestemmingsplan niet afgedwongen. Incidenteel moet dit mogelijk zijn. Via de toetsing aan de welstand zal geregeld worden dat dit incidenteel blijft.

Naast de lintbebouwing is er het AVEBE dorp. Het woonbuurtje kent een tamelijk gesloten bebouwingsstructuur langs een lineair stratenpatroon. Deze structuur dient behouden te blijven.