direct naar inhoud van Artikel 22 Algemene gebruiksregels
Plan: De Linten
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0904-vo01

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

22.1 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden waar met omgevingsvergunning een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan, dan wel daar waar sprake is van tijdelijk kamperen of de inrichting van een gereguleerde overnachtingsplaats;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • f. de stalling en opslag van caravans, boten, oldtimers en dergelijk anders dan in bouwwerken;
  • g. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
22.2 Afwijken van algemene gebruiksregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 22.1 onder a in die zin dat de gronden tevens worden gebruikt als kampeerterrein voor klein kamperen, mits:
    • 1. er niet meer dan 15 kampeermiddelen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. de omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor erven van woningen met een minimale omvang van het erf c.q. tuin van 5.000 m², percelen van agrarische bedrijven, horecabedrijven, of op een perceel, onmiddellijk grenzend aan zo'n erf of perceel;
    • 3. het kamperen inpasbaar is in het landschap door middel van afschermende erfbeplanting met inheemse soorten en een bijbehorende sloot, waarbij de breedte van de erfbeplanting minimaal 6,00 m moet bedragen;
    • 4. de specifieke landschapskarakteristieken worden ontzien;
    • 5. de situering, de omvang en het gebruik de kleinschaligheid van het kamperen beogen;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
      • b. de woonsituatie;
      • c. de milieusituatie;
      • d. de verkeersveiligheid;
      • e. de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden;
      • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.