direct naar inhoud van 4.7 Ecologie
Plan: Ter Apel Dorp
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0902-vo01

4.7 Ecologie

4.7.1 Inleiding

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is het noodzakelijk (artikel 3.1.6 Bro) te kijken naar het al dan niet voorkomen van eventuele effecten op de Ecologische Hoofdstructuur en gebieden die zijn beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Tevens dient er een inschatting te worden gemaakt van het voorkomen van door de Flora- en faunawet beschermde soorten, de eventuele overtreding van de verbodsbepalingen en de mogelijkheid daar ontheffing voor te verkrijgen.

Het bestemmingsplan heeft betrekking op de kern Ter Apel en is een actualisatie van meerdere vigerende bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe of ingrijpende planologische ontwikkelingen en kan daarom zowel planologisch als conserverend worden aangemerkt. Er zijn hooguit binnen bestemmingen bouwvlakken aangegeven, waarbinnen bij recht uitbreidingsmogelijkheden zijn of (kleine) ingrepen vergunningsvrij zijn. Indien hiervan gebruik wordt gemaakt, zal door de initiatiefnemer alsnog een separaat onderzoek in het kader van de Flora- en faunwet dienen te worden uitgevoerd.

Ten behoeve van de leesbaarheid zijn inventarisaties van beschermde gebieden en het voorkomen van beschermde soorten voor zover mogelijk samengevoegd.

4.7.2 Beleid

Rijksbeleid - Natuurbeschermingswet 1998
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1989 van kracht geworden die de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden bundelt. Hierin zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder deze wet worden drie typen gebieden aangewezen en beschermd, Natura 2000-gebieden, Wetlands en staatsnatuurmonumenten en beschermde natuurmonumenten. Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld.

Provinciaalbeleid - Ecologische Hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De Ecologische hoofdstructuur is als beleidsdoel opgenomen in het Provinciaal Omgevingsplan Groningen 2009-2013.

Een ruimtelijke ingreep in of een externe activiteit met negatieve effecten op gebieden die worden beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 mag niet plaatsvinden, tenzij het gaat om dwingende redenen van groot openbaar belang. Er moet worden aangetoond dat er geen redelijk alternatief bestaat voor de plannen en dat alle schade wordt gecompenseerd. Daarover moet het bevoegd gezag een beslissingsdossier opbouwen waarvoor de initiatiefnemer de rapportage moet leveren.
De Ecologische Hoofdstructuur mag niet worden aangetast. Aantasting wordt alleen verdedigbaar geacht als aantoonbaar is dat het project van groot openbaar belang is. Hier geldt het zogenaamde 'nee, tenzij'-principe. De aantasting moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Restschade moet worden gecompenseerd. In juli 2007 zijn door het Rijk en de provincies het beleidskader Spelregels EHS, Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS uitgegeven. Met dit beleidskader kan maatwerk worden geboden. In het beleidskader wordt onder andere een beoordelingskader gegeven (significantie) en wordt aangegeven dat ook externe werking een expliciet te beoordelen effect is.

Natuurbeschemringwet
Gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 liggen op ruime afstand. Het meest nabijgelegen gebied is het Natura-2000 gebied Liefthingsbroek. Dit gebied ligt op 13 km ten noorden van Ter Apel.
De mogelijke ontwikkelingen binnen de kern van Ter Apel zijn van een dusdanig geringe omvang en de afstand tot het Natura 2000-gebied is zodanig groot dat eventuele effecten als gevolg van deze activiteiten op de beschermde gebieden op voorhand kunnen worden uitgesloten.

Ecologische hoofdstructuur
Het kloosterterrein in het oosten van de kern Ter Apel en enkele bosperceeltjes ten noorden en zuiden van het kloosterterrein maken onderdeel uit van de EHS (zie figuur 1). Het kloosterterrein bestaat voornamelijk uit een parkbos en de bosperceeltjes ten noorden en zuiden bestaan uit loofbos met voornamelijk eiken en beuken. Daarnaast zijn ten zuiden van het kloosterbos ook twee akkers aangemerkt als EHS. Deze akkers zullen in de toekomst worden omgevormd tot natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0048.BP0902-vo01_0009.png"
Figuur 3. Begrenzing Ecologische Hoofdstructuur (donker groen) in het bestemmingsplangebied Ter Apel Dorp (roze). (Bron: Natuur/verordening Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013, provincie Groningen)

Binnen de planbegrenzingen zijn de EHS-gebieden allemaal geëigend bestemd als Natuur of Groen, waar bij recht geen ontwikkelingen mogelijk zijn. Het ligt niet in de lijn der verwachting, dat kleine ontwikkelingen in de bestemde bouwvlakken binnen de begrenzing van het dorp tot negatieve effecten op de EHS-gebieden zullen leiden.

Conclusie

NATURA 2000
Het bestemmingsplan is sterk conserverend van karakter en maakt geen grote ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er worden geen negatieve effecten op beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 verwacht. Een eventuele vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is hier niet aan de orde.

EHS
De binnen de plangrenzen gelegen EHS is passend bestemd. Tevens is het niet aannemelijk, dat negatieve effecten op beschermde gebieden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur zullen optreden.

Met betrekking tot de gebiedsbescherming is zowel in het kader van de Natuurbeschermingswet als de Ecologische Hoofdstructuur het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen bevoegd gezag. Het is dan ook aan het College om vorenstaande conclusies, dat geen negatieve effecten op beschermde gebieden optreden, te bevestigen.

Onder verwijzing naar vorenstaande wordt voor wat de gebiedsbescherming betreft, het bestemmingsplan hiermee uitvoerbaar geacht.

Soortenbescherming
Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt.
Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Deze soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. Deze zorgplicht betekent dat een ontheffing van het verbod op verstoren (of erger) alleen kan worden verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de goede staat van instandhouding van de soort. Deze voorwaarde geldt voor alle beschermde soorten.

De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005 (AMvB 2004) kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten. In een toelichting zijn deze soorten opgenomen in tabellen. Voor lichtbeschermde soorten uit tabel 1 geldt een vrijstellingsregeling van de verboden. Voor middelzwaar beschermde soorten uit tabel 2 geldt een vrijstelling als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Als niet wordt gewerkt volgens een gedragscode kan voor de soorten uit tabel 2 ontheffing van de verboden worden verleend als er geen sprake is van economisch gewin en als er zorgvuldig wordt gehandeld. Voor de streng beschermde soorten uit tabel 3 en vogels kan bij ruimtelijke ontwikkelingen enkel ontheffing worden verleend wanneer er geen afbreuk worden gedaan aan de goede staat van instandhouding van de soort en een redelijk alternatief voor de ingreep ontbreekt. Ook voor ontheffing van het verstoren van vogels gelden deze voorwaarden.

Bekende gegevens
Bij Het Natuurloket1 is (d.d. 5 oktober 2010) een rapportage opgevraagd van de belangrijkste kilometerhokken 2 waarin het plangebied ligt. In deze rapportage staat in welke mate de hokken zijn onderzocht op het voorkomen van de verschillende soortengroepen. Ook wordt het aantal waargenomen beschermde soorten en rode lijstsoorten aangegeven, maar niet het aantal individuen. De rapportage van Het Natuurloket van de belangrijkste kilometerhokken waarbinnen het plangebied valt is als bijlage bij de toelichting opgenomen (zie : Bijlage 3).

Volledigheid gegevens
De dorpskern Ter Apel ligt verspreid over 12 kilometerhokken. De opgave van Het Natuurloket heeft betrekking op de vijf kilometerhokken waarin de grootste delen van het dorp liggen en waarin de potentieel hoogste natuurwaarden worden verwacht. Over het geheel genomen is alleen de soortengroep vaatplanten goed en recent onderzocht. Broedvogels, vlinders en libellen zijn over het geheel genomen redelijk onderzocht. De overige soortengroepen zijn matig tot slecht of niet onderzocht.
Het merendeel van de inventarisatie inspanningen vindt over het algemeen plaats in natuurgebieden en zegt dus veelal relatief weinig over de bebouwde kom van dorpen en steden. Indien er melding wordt gemaakt van zwaarder beschermde tabel 2- of tabel 3-soorten, dan zijn deze waarnemingen vaak in natuurgebieden binnen het kilometerhok gelegen gedaan. Daarnaast zijn binnen de bebouwde kom zelden specifieke biotopen aanwezig die voor bijzondere soorten permanent geschikt leefgebied vormen.

Inventarisatie en effecten
Uit de gegevens is op te maken dat er in totaal ten minste 12 beschermde soorten zijn waargenomen in de kilometerhokken. Hieronder bevinden zich vier beschermde middelzwaar of streng beschermde soorten, waarvan twee tevens Habitatrichtlijnsoorten zijn. Hierbij zijn vogels niet meegenomen, omdat deze onder een eigen beschermingsregime vallen.
In het navolgende wordt per soortengroep besproken of en waar beschermde soorten kunnen worden verwacht of aangetroffen. Daar waar een bepaald deel van het plangebied specifieke waarden bezit, zal daar apart op worden ingegaan.

Vaatplanten
Uit de gegevens blijkt dat ten minste vier licht beschermde soorten en twee middelzwaar beschermde soorten in de kilometerhokken bekend zijn.
Het plangebied bestaat uit de bebouwde kom van Ter Apel met in het oosten een parkbos met klooster en enkele bosterreintjes (Klooster Ter Apel). In het plangebied (en omgeving) zijn een aantal watergangen en vijvers aanwezig en het plangebied wordt doorsneden door het Ter Apel kanaal. In de oeverzones van enkele waterpartijen kunnen de lichtbeschermde soorten zwanenbloem en gewone dotterbloem voorkomen. In de beboste terreinen rond het klooster ligt het voor de hand dat enkele stinzenplanten zoals de licht beschermde gewone vogelmelk zijn aangeplant. Ook is een lichtbeschermde soort als brede wespenorchis die voorkomt op beschaduwde vochtige plaatsen, hier te verwachten. De middelzwaar beschermde soort daslook is op het kloosterterrein aangeplant en ook de middelzwaar beschermde soort tongvaren is in de omgeving van het klooster waargenomen (bron www.waarneming.nl) Deze middelzwaar beschermde soorten worden over het algemeen in parken of op oude muren en vestingwerken aangetroffen. Voor de kern Ter Apel geldt dat de ontwikkelingen die binnen dit bestemmingsplan mogelijk zijn van een dusdanige geringe omvang zijn dat deze geen bedreiging zullen vormen voor de instandhouding van deze middelzwaar beschermde soorten. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstellingsregeling van de verboden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Vleermuizen
Uit kilometerhok 268-544 zijn waarnemingen van twee middelzwaar of streng beschermde soorten bekend, die tevens onder de Habitatrichtlijn vallen. Gezien de aanwezige habitatten binnen de kilometerhokken zullen beide waarnemingen van vleermuizen betreffen. Alle vleermuizen staan in tabel 3 AMvB en in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en vallen hiermee in het zwaarste beschermingsregime.
Met betrekking tot vleermuizen zijn gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger en watervleermuis in of nabij het plangebied te verwachten. Vleermuizen kunnen verblijfplaatsen hebben in gebouwen en in oudere bomen met holten. In het plangebied zijn enkele oudere zomereiken en beuken aanwezig die mogelijk geschikt zijn voor boombewonende soorten zoal watervleermuis en rosse vleermuis. In de dorpskern is ongetwijfeld bebouwing aanwezig dat geschikt is voor gebouw bewonende vleermuizen zoals gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Het is dan ook niet uitgesloten dat van de genoemde soorten er zwaar beschermde verblijfplaatsen in het plangebied aanwezig zijn. Zolang deze verblijfplaatsen niet worden aangetast, worden deze soorten niet bedreigd.

Overige zoogdieren
Hoewel bij Het Natuurloket geen melding wordt gemaakt, komen in de omgeving van Ter Apel ook de middel zwaar beschermde soorten steenmarter en eekhoorn voor (bron www.waarneming.nl). Steenmarter heeft vaak verblijfplaatsen in bijvoorbeeld woningen (zolders) en schuren. Binnen het territorium heeft de soort meerdere verblijfplaatsen, waardoor het verloren gaan van een verblijfplaats geen overkomelijk probleem is.
Eekhoorn is sterk gebonden aan bebost gebied. Recente waarnemingen van eekhoorn zijn enkel bekend uit de omgeving van het klooster en de aansluitende Ter Apelerbossen. Deze gebieden zijn binnen de plangrenzen passend bestemd als Natuur. Mede hierdoor worden geen negatieve effecten op eekhoorn verwacht.

De overige binnen het bestemmingsplangebied te verwachten beschermde zoogdieren zijn alle licht beschermd. Hierbij zal het gaan om kleine zoogdieren zoals huisspitsmuis en bosmuis, maar ook marterachtigen zoals wezel en bunzing. De ontwikkelingen die binnen dit plan mogelijk zijn, vormen geen bedreiging voor de instandhouding van deze soorten. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstellingsregeling van de verboden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Vogels
Alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd op grond van de Flora- en faunawet. Van vogelsoorten die al in de bebouwde kom leven, wordt geen essentieel broedbiotoop aangetast door de ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan mogelijk zijn. Binnen de kern Ter Apel kunnen soorten voorkomen, waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is. Dit betreft soorten zoals huismus en gierzwaluw, die vaak onder de dakpannen van gebouwen broeden. Ten aanzien van werkzaamheden aan daken vergt deze groep extra aandacht van de initiatiefnemer. Vogels mogen niet in het broedseizoen worden verstoord. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli duurt.

Amfibieën
Binnen de kilometerhokken wordt enkel melding gemaakt van licht beschermde amfibieën. zoals bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en meerkikker. Zwaarder beschermde soorten zijn gezien het aanwezige biotoop niet in het bestemmingsplangebied te verwachten.
De ontwikkelingen die binnen dit plan mogelijk zijn, vormen geen bedreiging voor de instandhouding van de eerder genoemde algemene soorten. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstellingsregeling van de verboden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Reptielen
Uit de kilometerhokken zijn geen waarnemingen van reptielen bekend. In het plangebied zijn ook geen geschikte biotopen aanwezig voor reptielen. Reptielen zijn dan ook niet in het dorp Ter Apel te verwachten.


Vissen
Slechts één van de opgevraagde kilometerhokken is onderzocht op het voorkomen van vissen. Volgens de website www.telmee.nl is de middelzwaar beschermde soort kleine modderkruiper in de Ruiten Aa aangetroffen. Het ligt in de lijn der verwachting dat deze soort ook in de natuurlijke wateren het plangebied voorkomt. Binnen het bestemmingsplan zijn echter geen ontwikkelingen mogelijk, die kunnen leiden tot wijzigingen in de hydrologische systemen waarin deze soort voorkomt. Bij werkzaamheden aan wateren die in verbinding staan met de Ruiten Aa zal nader onderzoek moeten uitwijzen of en welke beschermde vissoorten hierin voorkomen.

Vlinders, libellen en overige ongewervelde
Beschermde dagvlinders, libellen en overige ongewervelde zijn in geen enkel kilometerhok waargenomen. Binnen de begrenzing van het bestemmingsplan zijn ook geen specifieke biotopen voor beschermde vlindersoorten, libellensoorten en overige ongewervelde als mieren en kevers te verwachten. Negatieve effecten op beschermde vlinders, libellen en overige ongewervelde zullen niet optreden.

Conclusie
De ontwikkelingen die binnen dit bestemmingsplan mogelijk zijn, zijn van een dusdanig geringe omvang dat deze geen bedreiging zullen vormen voor de gunstige staat van instandhouding van binnen het bestemmingsplangebied voorkomende soorten. Voor de voorkomende licht beschermde soorten (onder andere vaatplanten, zoogdieren en amfibieën) geldt een vrijstellingsregeling van de verboden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Bij werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Vogels mogen niet in het broedseizoen worden verstoord. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli duurt.

De planologische uitvoerbaarheid is hiermee voldoende aangetoond. Wel blijft gelden dat bij gebruikmaking van de geboden uitbreidingsmogelijkheden, de initiatiefnemer gebonden is aan de wetgeving zoals vastgelegd in de Flora- en faunawet. Aandacht dient daarbij vooral uit te gaan naar het mogelijk voorkomen van zwaar(der) beschermde soorten binnen het bestemmingsplangebied, zoals de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen, steenmarter, eekhoorn, huismus en gierzwaluw.