direct naar inhoud van Artikel 20 Woongebied - 1
Plan: Ter Apel Dorp
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0048.BP0902-on01

Artikel 20 Woongebied - 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, zoals genoemd in bijlage 1;
    • 2. mantelzorg;
  • b. reparatie-, verhuur-, bouwnijverheid- en installatiebedrijven, die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • c. bestaande bedrijven voor zover deze niet behoren tot de categorieën van bedrijven, genoemd onder b, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • d. bestaande detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • e. bestaande horeca (categorie I en II), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • f. zakelijke dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • g. kamerverhuur, uitsluitend ter plaatse aan de aanduiding 'kamerverhuur';
  • h. tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  • i. recreatieappartementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • j. zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
  • k. bestaande garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - garagebox';

met de daarbij behorende:

  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • n. groen- en speelvoorzieningen en water;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. waterhuishoudkundige voorzieningen.

De onder b genoemde bedrijven behoren tot de categorieën 1 en 2 (grootste afstand 30 m) van de in bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijven. De afstand wordt gerekend ten opzichte van de aangrenzende woonbebouwing. Bedrijven die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2, zijn zonder meer toelaatbaar.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, dan wel het aantal dat in het plan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - nieuwbouwlocatie' mogen nieuwe woningen worden gebouwd; het aantal te bouwen woningen moet passen binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte;
  • c. de woningen dienen te worden geplaatst binnen een strook gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens met een diepte van ten hoogste 20 m, dan wel ten hoogste de diepte van de strook waarbinnen de bestaande woning is gebouwd indien deze meer bedraagt;
  • d. voorzover een bouwvlak is aangegeven, dient binnen dit bouwvlak te worden gebouwd;
  • e. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • f. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
  • g. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
  • h. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30º, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder is;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag in afwijking van het vorenstaande de uitwendige hoofdvorm van het gebouw, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, niet worden gewijzigd, met dien verstande dat het hoofdgebouw mag worden uitgebreid met maximaal 20% van de bestaande oppervlakte;
  • j. van een bouwperceel mag niet meer dan 60% worden bebouwd (inclusief bijbehorende bouwwerken), dan wel het bestaande percentage indien dit meer is;
  • k. het aantal recreatieappartementen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' bedraagt niet meer dan vier.
20.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • c. de dakhelling bedraagt niet meer dan 60º;
  • d. de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan:
  • 1. 2,5 m, indien in de zijdelingse of in de achterste perceelsgrens wordt gebouwd;
  • 2. de hoogte van een punt in een denkbeeldinge lijn van 45º getrokkken vanuit een punt op 2,5 m hoogte op de zijdelingse perceelsgrens;
  • 3. de hoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 30º getrokken vanuit een punt op 2,5 m hoogte op de achterste perceelsgrens;
  • e. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd op minimaal 5 m uit de grens van de bestemming Water;
  • f. in afwijking van het gestelde onder a tot en met e geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - garagebox' uitsluitend garageboxen mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
20.2.3 Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bestaande gebouwen ten behoeve van zakelijke dienstverlening, bedrijven en detailhandel mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw;
  • c. de inhoud van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsvoorzieningen bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m3.
20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 2 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 20.2.1, sub e:
    ten behoeve een geringere afstand tot de grens van het bouwperceel, dan wel het bouwen op de grens van het bouwperceel;
  • b. lid 20.2.1, sub h:
    voor een geringere dakhelling en/of een platte afdekking of een andere afwijkende dakvorm;
  • c. lid 20.2.2, sub a:
  • voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel tot een oppervlakte van 6 m2 met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • voor de bouw van bijbehorende bouwwerken, voorzover deze niet voldoen aan het bepaalde in lid 20.2.1en 20.2.2, voor de (naar de weg gekeerde) zijgevel van hoekwoningen, mits:
  • de afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van de hoekwoning minimaal 3 m bedraagt;
  • het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.
20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor de vestiging van bedrijven, genoemd in een naast hogere categorie van bedrijven;
  • b. het splitsen van een woning in meer dan één woning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken anders dan voor functioneel ondergeschikt gebruik, met uitzondering van het gebruik ten behoeve van mantelzorg;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en met uitzondering van logiesverstrekking in de woning en de niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de woning, waarbij niet meer dan drie logieseenheden per woning mogen worden gevestigd;
  • f. het gebruik van gedeelten van een woning en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in bijlage , indien:
    • 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door een van de bewoners van de woning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m2 bedraagt of meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 90 m2 bedraagt;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit worden vervaardigd.
  • g. het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van kamerverhuur, anders dan de verhuur die in het begrip woning is begrepen;
  • h. het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, zoals een pension.
20.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 20.1 en lid 20.5, sub a:
    voor de vestiging van bedrijven in de naast hogere categorie (categorie 3.1, grootste afstand 50 m), mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 2 opgenomen ;
  • b. lid 20.5, sub b:
    voor het gebruik van een woonhuis, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, voor meer dan één woning, mits:
    • 1. deze afwijking alleen wordt toegepast bij panden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – woningsplitsing', teneinde de landschappelijke, cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden van de panden te kunnen behouden;
    • 2. het aantal woningen na de splitsing van een woning ten hoogste twee bedraagt;
    • 3. de afwijking passend is binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nieuwbouwruimte;
    • 4. de verkeersdruk als gevolg van de afwijking niet wezenlijk toeneemt.
  • c. lid 20.6, sub g:
    voor kamerverhuur, waarbij de volgende regels in acht worden genomen;
  • 1. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving;
  • 2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse.
20.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', te slopen;
  • b. De omgevingsvergunning voor het slopen wordt alleen verleend indien de bouwkundige staat van het gebouw zodanig is dat de sloop vanuit het oogpunt van goede volkshuisvesting noodzakelijk is en/of renovatie redelijkerwijs niet mogelijk is.
20.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', ''dienstverlening' of 'detailhandel' de bestemming wijzigen in die zin dat de aanduiding 'bedrijf', 'dienstverlening' of 'detailhandel' vervalt, met dien verstande dat:

  • a. het bepaalde in dit artikel ten aanzien van wonen van overeenkomstige toepassing is;
  • b. indien sprake is van een zone langs een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder, de geluidsbelasting, vanwege de weg, van de gevel niet meer dan de hoogst toelaatbare waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder mag bedragen.