Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Borgerswold
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0047.09BPBorgerswold-0401
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
a. het plan:
het bestemmingsplan Borgerswold met identificatienummer NL.IMRO.0047.09BPBorgerswold-0401 van de gemeente Veendam;
 
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;
 
c. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
d. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
e. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
f. bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
g. bestaand:
  • het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • onder bestaand wordt niet begrepen gebruik of bebouwing welke in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of andere planologische toestemming, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of een andere planologische toestemming;
 
h. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
i. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
j. bijbouwvolume:
een gebouw of onderdeel van een gebouw dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdbouwvolume;
 
k. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
l. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
m. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
n. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
o. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
p. bouwwerk:
elke bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
q. camper:
een kampeerauto, kampeerwagen, mobilehome, zwerfwagen, motorhome of ander motorvoertuig dat bedoeld en/of uitgerust is om recreatief in te wonen of te verblijven;
 
r. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
s. hoofdbouwvolume:
een gebouw of onderdeel van een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwvolume valt aan te merken;
 
t. horeca:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
 
u. horecabedrijf categorie I:
een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden en/of logies worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
 
v. horecabedrijf categorie II:
een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's;
 
w. leisurevoorziening
grootschalige en publieksaantrekkende voorziening ten behoeve van entertainment, cultuur, recreatie of sport;
 
x. maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (sociaal)medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen, kinderopvang en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
y. overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;
 
z. peil:
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdingang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
 
aa. recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden en opstallen dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
 
bb. recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
 
cc. recreatiewoning:
een gebouw dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
 
dd. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens is begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
ee. trekkershut:
een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;
 
ff. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
f. de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing en de oppervlaktebepaling van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, rookkanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,7 m bedraagt.
  
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horecabedrijf, categorie I;
  2. horecabedrijf, categorie II;
  3. verkeer en verblijf;
  4. openbare nutsvoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen en water.
Binnen de bestemming zijn geen dienstwoningen begrepen.
 
3.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen niet meer dan 3,5 m en 9,0, dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt.
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen niet meer dan 6 m mag bedragen;
    2. niet meer dan 50% van een bouwperceel, voorzover gelegen buiten het bouwvlak, mag worden bebouwd, met dien verstande dat de bouw van overkappingen buiten het bouwvlak niet is toegestaan;
    3. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
  1. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  2. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen;
  3. de plaats van bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Artikel 4 Recreatie
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van picknickvoorzieningen, visplaatsen, recreatieve aanlegplaatsen, stranden, ligweiden, speel- en spelvoorzieningen, sledehellingen, sportvelden en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
  2. een speel- en klimtoestel;
  3. voorzieningen ten behoeve van een tokkelbaan;
  4. voorzieningen ten behoeve van een waterskibaan;
  5. een fietscrossterrein binnen het gebied voorzien van de aanduidingen ‘specifieke vorm van recreatie – sportieve recreatie’ en ‘specifieke vorm van recreatie – voormalige stortplaats’;
  6. een outdoorcentrum ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – outdoorcentrum’;
  7. toeristisch informatiecentrum;
  8. camping, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  9. een camperplaats voor het overnachten van campers, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – camperplaats, met dien verstande dat ter plaatse maximaal 15 campers gelijktijdig zijn toegestaan;
  10. recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie/recreatiewoningen’ met dien verstande dat:
    1. het aantal recreatiewoningen mag in totaliteit binnen de bestemming Recreatie niet meer bedragen dan 10;
    2. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt niet minder dan 5,00 m;
    3. de oppervlakte van een recreatiewoning met inbegrip van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 100 m2;
    4. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
    5. de "maatwerkmethode" wordt toegepast onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitecteur;
    6. aan de omvang, situering en inrichting van het park ten grondslag liggen waarbij rekening wordt gehouden met:
      1. de historisch gegroeide landschapsstructuur;
      2. de afstand tot andere ruimtelijke elementen;
      3. een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
      4. het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
      5. het aspect nachtelijke uitstraling.
  11. horecavoorzieningen, mits ondergeschikt aan de sportieve en recreatieve functie, waarbij tevens geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – voormalige stortplaats’ uitsluitend mobiele en tijdelijke horecavoorzieningen zijn toegestaan in de vorm van food-trucks, thee & koffie karren (barrista) of een patatkraam (die seizoensgebonden kunnen opereren en die verrijdbaar zijn) en andere daarmee vergelijkbare constructies.
  12. Maximaal 10 trekkershutten ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie";
  13. voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer;
  14. paden, onverharde wegen en bestaande (verharde) wegen en parkeervoorzieningen;
  15. fiets- en voetpaden;
  16. openbare nutsvoorzieningen;
  17. groenvoorzieningen.
  18. Water;
Onder (verblijfs)recreatieve voorzieningen is de stalling en het gebruik van stacaravans niet begrepen.
Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening waarvoor op basis van deze verordening een evenementenvergunning kan worden verleend.
 
Het aantal rijstroken voor het gemotoriseerde verkeer bedraagt ten hoogste twee.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van de in lid 4.1 genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer dan 1% van het bestemmingsvlak bedragen;
  2. ten aanzien van de maximale goothoogte geldt dat:
    1. de goothoogte van een gebouw, niet zijnde een recreatiewoning, mag niet meer dan 6,0 meter bedragen dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
    2. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3,5 m bedragen
  3. ten aanzien van de maximale bouwhoogte geldt dat:
    1. de bouwhoogte van een gebouw, niet zijnde een recreatiewoning, mag niet meer bedragen dan 9,0 meter dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
    2. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt niet meer dan 8,0 m;
  4. ten aanzien van de bouw van trekkershutten geldt dat:
    1. er zijn maximaal 10 trekkershutten toegestaan;
    2. de oppervlakte van een trekkershut bedraagt maximaal 30 m2;
    3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 5 m bedraagt;
  2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
  3. de hoogte van het speel- en klimtoestel bedraagt maximaal 11 meter.
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • het landschapsbeeld;
 
nadere eisen stellen aan de plaats en omvang van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
4.4.1 Algemeen
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik en het laten gebruiken van:
  1. recreatiewoningen, kampeermiddelen, trekkershutten/tenthuisjes, chalets en stacaravans voor permanente bewoning;
  2. het niet bedrijfsmatig exploiteren van recreatiewoningen;
  3. het gebruik van de gesloten stortplaats, zoals aangegeven op kaart 3 van de provinciale Omgevingsverordening, voor nieuwe recreatieve activiteiten, tenzij uit onderzoek is gebleken dat het aannemelijk is dat voor een nieuwe activiteit ontheffing of een omgevingsvergunning kan worden verleend. Verder geldt een uitzondering voor activiteiten waarvoor al ontheffing of een omgevingsvergunning is verleend.
  4. gronden die op basis van kaart 3 van de provinciale verordening zijn aangeduid als ‘veiligheidszone 3 transport’ voor het bouwen van nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen binnen de genoemde veiligheidszone.  
Artikel 5 Sport
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. buitensportvoorzieningen;
  2. speelvoorzieningen;
  3. verkeer en verblijf;
  4. groenvoorzieningen en water.
Onder buitensportvoorzieningen worden mede verstaan voorzieningen, zoals was- en kleedruimten, kantine, bergings- en stallingsruimten.
 
Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening waarvoor op basis van deze verordening een evenementenvergunning kan worden verleend.
Dienstwoningen zijn niet in de bestemming begrepen.
 
5.2 Bouwregels
  1. ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 8 m, met dien verstande dat:
      1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen niet meer dan 6 m mag bedragen;
      2. de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen;
    2. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.
5.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • het landschapsbeeld;
 
nadere eisen stellen aan de plaats en omvang van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de inrichting van een ecologische (verbindings)zone.
  2. Bij de voorbereidingen van de onder a bedoelde wijzigingsbevoegdheid zal rekening worden gehouden met:
    1. de aspecten bodem, archeologie, water en milieutechnische aspecten;
    2. de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal de (bouw)werkzaamheid pas kunnen plaatsvinden nadat een ontheffing c.q. vrijstelling op grond van de Flora- en faunawet is verkregen.
Artikel 6 Verkeer
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met een functie voor intern en doorgaand verkeer;
  2. fiets- en voetpaden;
  3. parkeer- en groenvoorzieningen;
  4. openbare nutsvoorzieningen.
Van de wegen bedraagt het aantal rijbanen niet meer dan het bestaande aantal.
 
6.2 Bouwregels
  1. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 5 m bedraagt.
6.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
 
nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  
Artikel 7 Water
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water ten behoeve van de waterhuishouding en de (recreatie)scheepvaart;
  2. waterskibaan;
  3. berging van water.
In de bestemming zijn tevens kunstwerken, voorzieningen ten behoeve van de (recreatie)scheepvaart en recreatie, oeverstroken en groenvoorzieningen begrepen.
In de bestemming zijn geen ligplaatsen voor woonschepen begrepen.
 
7.2 Bouwregels
 
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. gebouwen ten behoeve van de waterbeheersing, waarvoor de volgende bepalingen gelden:
    1. de hoogte mag niet meer dan 5,50 meter bedragen;
    2. de oppervlakte mag niet meer dan 10 m2 bedragen;
  2. Het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is, anders dan het bouwen van kunstwerken, voorzieningen ten behoeve van de (recreatie)scheepvaart, de waterskibaan, recreatie en de waterhuishouding, niet toegestaan.
3 Algemene regels
 
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.
  
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  4. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen, met dien verstande dat:
    1. de noodzaak voor plaatsing van de antenne is aangetoond waarbij het gedeelde gebruik van masten moet zijn overwogen;
    2. bebouwingsbeeld van de omgeving niet wordt verstoord;
    3. de antenne in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken of langs grote infrastructurele lijnen (zoals hoogspanningsleidingen en (spoor)wegen) wordt geplaatst.
10.2 De onder 10.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • de verkeersveiligheid;
  • het bebouwingsbeeld.  
 
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
11.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied’ het plan te wijzigen ten behoeve van:
  1. de bouw van een gebouw ten behoeve van een wijkontmoetingsplaats (WOP), mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30 m²;
  2. de bouw van een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken van openbaar nut tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.
11.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan gronden alsnog de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 of Waarde - Archeologie 3 toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemmingen, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
 
11.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied’ ten behoeve van daghoreca, verblijfsrecreatie, dienstwoning, haven, terrassen en uitkijktorens, met dien verstande dat:
  1. bij de wijziging een bouwvlak en nadere bouwregels worden bepaald;
  2. bij de voorbereidingen van de wijzigingsbevoegdheid rekening zal worden gehouden met:
    1. de aspecten bodem, archeologie, water en milieutechnische aspecten;
    2. de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal de (bouw)werkzaamheid pas kunnen plaatsvinden nadat een ontheffing c.q. vrijstelling op grond van de Flora- en faunawet is verkregen.
11.4 De in lid 11.1, lid 11.2 en lid 11.3 bedoelde wijzigingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
A. Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B. Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Borgerswold’.