direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitenwoel herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0047.08BPBuitenwoelHerz-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitenwoel herziening met identificatienummer NL.IMRO.0047.08BPBuitenwoelHerz-0401 van de gemeente Veendam;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft. Onder aan huis verbonden bedrijven worden tevens kapsalons en schoonheidssalons begrepen;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bestaande:
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;
  • 2. het onder 1° bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan;
1.10 bijbouwvolume:

een gebouw of onderdeel van een gebouw dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdbouwvolume;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens:

een grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 geïntegreerde overkapping:

een constructie die een overdekte ruimte vormt die toegankelijk is voor mensen en niet meer dan twee wanden heeft en een onlosmakelijk deel uitmaakt van de constructie en het ontwerp van het hoofdbouwvolume;

1.20 grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.21 hoofdbouwvolume:

een gebouw of onderdeel van een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwvolume valt aan te merken;

1.22 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; hieronder niet begrepen bewoning in de vorm van kamerverhuur.

1.23 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen, kinderopvang en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.24 peil:
  • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdingang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.25 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens is begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.26 voorgevelrooilijn:

de lijn die kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven;

1.27 wonen:

het huisvesten in een woning van één afzonderlijk huishouden;

1.28 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee ge-lijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidings-muren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het af-gewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdeling-se) grens van een bouwperceel;

2.7 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing en de oppervlaktebepaling van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, rookkanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,70 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische cultuurgrond met daarbij behorende paden en sloten;
  • b. grondgebonden agrarische bedrijven en bestaande agrarische bedrijven;
  • c. water;
  • d. verkeer- en verblijf;
  • e. nutsvoorzieningen.

In de bestemming is niet begrepen:

  • de opslag van mest en voer;
  • bosbouw;
  • het gebruik van gebouwen voor mesterijen, fokkerijen en/of het houden van pluimvee.

In de bestemming is detailhandel begrepen uitsluitend wat betreft detailhandel in ter plaatse geteelde agrarische producten.

Onder water is tevens de berging van water begrepen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen ten behoeve van (grondgebonden) agrarische bedrijven

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 2,00 m.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming 'Woongebied - 1', 'Woongebied - 2' of 'Woongebied - 3' ten behoeve van de bouw van nieuwe woningen met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer dan 65 bedraagt;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan respectievelijk 6,00 en 11,00 m, met dien verstande dat indien gebouwen worden voorzien van een platte afdekking, de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6,00 m;
  • c. een of meer bouwvlakken worden opgenomen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en water;
  • b. openbare nutsvoorzieningen.

Binnen de bestemming zijn voorzieningen in de vorm van speelplaatsen, wijkontmoetingsplekken, fiets- en voetpaden, sierbestrating en overige verhardingen begrepen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,00 m.

Artikel 5 Groen - Oeverstrook

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Oeverstrook' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. oeverstroken;
  • b. voet- en fietspaden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

In of op deze gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 m;

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin, niet zijnde erf, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
6.2 Bouwregels
  • a. In of op deze gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen met een bouwhoogte van niet meer dan 3,00 m en een oppervlakte van niet meer dan 20 m2.
  • b. In afwijking van sub a bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1,00 m.

Artikel 7 Verkeer - Verblijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen en water;
  • e. spel- en speelvoorzieningen.

Van de wegen bedraagt het aantal rijstroken niet meer dan twee.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wegen en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud per gebouw bedraagt niet meer dan 30 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,00 m.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt niet meer dan 5,00 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen niet meer bedraagt dan 3,00 m.

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. verkeer en verblijf;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen.

Het bestaande systeem van ontsluiting door middel van wegen en paden blijft behoudens verbetering met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast, gehandhaafd.

Aanvullende voorzieningen blijven beperkt tot de eventuele aanleg van fiets- en/of voetpaden en parkeerstroken, met dien verstande dat van wegen het aantal rijstroken niet meer dan twee bedraagt.

Onder het doel groenvoorzieningen zijn tevens sierbestrating, fiets- en/of voetpaden, waterpartijen, speelvoorzieningen en dergelijke begrepen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdbouwvolume ten behoeve van wonen

Het bouwen van een hoofdbouwvolume is niet toegestaan.

8.2.2 Bijbouwvolume en overkappingen ten behoeve van wonen

Het bouwen een bijbouwvolume en overkappingen ten behoeve van wonen is niet toegestaan.

8.2.3 Bouwen voor de overige doeleinden

Voor het bouwen voor de overige doeleinden geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte op tuinen en erven bedraagt niet meer dan 5,00 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1,00 m en daarachter niet meer dan 2,00 m.
8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan de bestemming wijzigen ten behoeve van de bouw van maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat:

  • 1. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen niet meer dan 12,00 m bedragen.

Bij de voorbereiding van de wijzigingsbevoegdheid zal voorzover noodzakelijk onderzoek worden verricht naar de aspecten geluid, veiligheid, bodem, water, archeologie, ecologie, luchtkwaliteit en overige relevante milieutechnische aspecten.

Artikel 9 Woongebied - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume en met niet meer dan 45 m2;
  • c. voetpaden;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdbouwvolume ten behoeve van wonen,

Voor het bouwen van hoofdbouwvolume ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdbouwvolume wordt uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd, waarbij de bouwgrens aan de waterzijde met niet meer dan 2,00 m wordt overschreden ten behoeve van balkons;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • c. de woningen worden twee-aaneen gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' woningen ook aaneengebouwd mogen worden;
  • d. de afstand van de zijgevels, niet zijnde zijgevels van de aaneengebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 3,00 m;
  • e. de goot en bouwhoogte bedragen niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogten, met dien verstande dat indien gebouwen worden voorzien van een platte afdekking, de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 11,00 m;
  • f. van een bouwperceel wordt niet meer dan 70% bebouwd.
9.2.2 Bijbouwvolume en overkappingen ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van bijbouwvolume en overkappingen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbouwvolume en overkappingen worden uitsluitend gebouwd binnen een bouwvlak en/of op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat de bijbouwvolume en overkappingen binnen een bouwvlak worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdbouwvolume;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,00 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6,00 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de bouwhoogte niet meer dan 3,00 m bedraagt;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 2,00 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' tot op de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte bij een woning bedraagt niet meer dan 50 m2, met dien verstande dat niet meer dan 70% van het bouwperceel wordt bebouwd.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt niet meer dan 1,00 m en daarachter niet meer dan 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,00 m.
9.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van nutsvoorzieningen;
  • b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m;
  • c. de plaats van bijbouwvolume of overkappingen ten opzichte van het hoofdbouwvolume, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdbouwvolume, bijbouwvolume worden gerealiseerd;
  • d. de situering van uitritten;
  • e. de situering van steigers.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;

afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.1, sub a:
    ten behoeve van overstekende daken;
  • b. lid 9.2.2, sub a:
    voor het bouwen van bijbouwvolume en overkappingen tot op het verlengde van de voorgevel van de woningen;
  • c. lid 9.2.2, sub d:
    voor een afstandsmaat tot de zijdelingse perceelgrens van 1,00 m, met dien verstande dat bijbouwvolume op de zijdelingse perceelgrens mogen worden gebouwd indien deze aaneengeschakeld op twee bouwpercelen worden gebouwd;
  • d. lid 9.2.2, sub e:
    tot een oppervlakte van 70 m², met dien verstande dat ten hoogste het ter plaatse aangeduide percentage van het perceel mag worden bebouwd. Indien geen percentage is aangeduid, mag niet meer dan 70% worden bebouwd;
  • e. lid 9.2.3, sub a:
    voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn met een bouwhoogte van niet meer dan 2,00 m.
9.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken van een vrijstaand bijbouwvolume ten behoeve van woonfuncties.
  • b. De uitoefening van een aan huis verbonden beroep is uitsluitend toelaatbaar voorzover de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit betekent dat:
    • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft, met dien verstande dat een aan huis verbonden beroep niet in een vrijstaand bijbouwvolume wordt uitgeoefend;
    • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig worden verricht;
    • 3. niet meer dan 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume wordt gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met niet meer dan 45 m2;
    • 4. degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent ook bewoner van de woning moet zijn;
    • 5. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert, dan wel geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving. Dit betekent dat:
      • de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten wat betreft aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
      • behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel plaatsvindt;
      • het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt wordt geparkeerd op eigen terrein;
      • reclame-uitingen niet zijn toegestaan met uitzondering van de op grond van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2018 vergunningsvrije vormen.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het college van burgemeester en wethouders kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf voor kleinschalige activiteiten, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht worden genomen:

  • a. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven. Dit betekent dat:
    • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
    • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf uitsluitend inpandig wordt verricht;
    • 3. niet meer dan 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume wordt gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met niet meer dan 45 m²;
    • 4. degene die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning moet zijn;
  • b. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert, dan wel geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt. Dit betekent dat:
    • 1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten wat betreft aard, omvang en intensiteit verenigbaar is met het karakter van de omringende woonomgeving;
    • 2. geen ontheffing wordt verleend aan bedrijven die vergunningplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
    • 3. bedrijfsactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in de bij deze regels behorende Overzicht toegestane bedrijven aan huis (Bijlage 1) of daarmee zijn gelijk te stellen;
    • 4. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf, geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat wordt geparkeerd op eigen terrein;
    • 6. reclame-uitingen niet zijn toegestaan met uitzondering van de op grond van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2018 vergunningsvrije vormen.

Artikel 10 Woongebied - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume en met niet meer dan 45 m2;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdbouwvolume ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van hoofdbouwvolume ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdbouwvolume wordt uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • c. de woningen worden vrijstaand gebouwd;
  • d. de afstand van de zijgevels tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 4,00 m;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 6,00 m en 11,00 m, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  • f. van een bouwperceel wordt niet meer dan 30% bebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van een woning niet meer dan 200 m2 bedraagt.
10.2.2 Bijbouwvolume en overkappingen ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van bijbouwvolume en overkappingen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbouwvolume en overkappingen worden uitsluitend gebouwd binnen een bouwvlak, met dien verstande dat zij worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdbouwvolume;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,00 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6,00 m;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 4,00 m ;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte bij een woning bedraagt niet meer dan 50 m2, met inachtneming van de regel dat niet meer dan 30% van een bouwperceel wordt bebouwd.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor overkappingen is het bepaalde lid 10.2.2 van toepassing;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1,00 m en daarachter niet meer dan 2,00 m;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,00 m.
10.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van nutsvoorzieningen;
  • b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m;
  • c. de plaats van bijbouwvolume of overkappingen ten opzichte van het hoofdbouwvolume, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdbouwvolume, bijbouwvolume worden gerealiseerd;
  • d. de situering van uitritten.
10.4 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;

afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 10.2.1, sub a:
    ten behoeve van overstekende daken;
  • b. lid 10.2.1, sub f:
    tot een oppervlakte van 300 m², met dien verstande dat niet meer dan 30% van een bouwperceel wordt bebouwd;
  • c. lid 10.2.2, sub a:
    voor het bouwen van bijbouwvolume en overkappingen tot op het verlengde van de voorgevel van de woningen;
  • d. lid 10.2.2, sub d:
    voor een afstandsmaat tot de zijdelingse perceelgrens van 3,00 m;
  • e. lid 10.2.2, sub e:
    tot een oppervlakte van 70 m², met dien verstande dat niet meer dan 30% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
  • f. lid 10.2.3, sub b:
    voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn met een bouwhoogte van niet meer dan 2,00 m.
10.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken van een vrijstaand bijbouwvolume ten behoeve van woonfuncties.
  • b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep is uitsluitend toelaatbaar voorzover de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit betekent dat:
    • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft, met dien verstande dat een aan huis verbonden beroep niet in een vrijstaand bijbouwvolume wordt uitgeoefend;
    • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig wordt verricht;
    • 3. niet meer dan 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume wordt gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met niet meer dan 45 m2;
    • 4. degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent ook bewoner van de woning moet zijn;
    • 5. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert, dan wel geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving. Dit betekent dat:
      • de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten wat betreft aard, omvang en intensiteit verenigbaar is met het karakter van de omringende woonomgeving;
      • behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel plaatsvindt;
      • het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat wordt geparkeerd op eigen terrein;
      • reclame-uitingen niet zijn toegestaan met uitzondering van de op grond van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2018 vergunningsvrije vormen.
10.6 Afwijken van de gebruiksegels

Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf voor kleinschalige activiteiten, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht worden genomen:

  • a. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven. Dit betekent dat:
    • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
    • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf uitsluitend inpandig worden verricht;
    • 3. niet meer dan 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume wordt gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met niet meer dan 45 m2;
    • 4. degene die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;
  • b. het gebruik levert geen onevenredige hinder voor het woonmilieu op, dan wel doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of de buurt. Dit betekent dat:
    • 1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten wat betreft aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
    • 2. geen omgevingsvergunning wordt verleend aan bedrijven die vergunningplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
    • 3. bedrijfsactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in de bij deze regels behorende Overzicht toegestane bedrijven aan huis (Bijlage 1) of daarmee zijn gelijk te stellen;
    • 4. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf, geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat wordt geparkeerd op eigen terrein;
    • 6. reclame-uitingen niet zijn toegestaan met uitzondering van de op grond van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2018 vergunningsvrije vormen.

Artikel 11 Woongebied - 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume en met niet meer dan 45 m²;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water.

Onder het doel groenvoorzieningen zijn tevens sierbestrating, fiets- en/of voetpaden, waterpartijen, speelvoorzieningen en dergelijke begrepen.

Van de wegen bedraagt het aantal rijstroken niet meer dan twee.

Het parkeren vindt op eigen erf plaats, met uitzondering van rijenwoningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdbouwvolume ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van hoofdbouwvolume ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. hoofdbouwvolumes worden binnen het bouwvlak geplaatst;
  • b. de woningen worden vrijstaand en twee-aaneen gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' ook rijenwoningen zijn toegestaan;
  • c. het aantal woningen bedraagt niet meer dan 54;
  • d. het hoofdbouwvolume wordt geplaatst binnen een strook gemeten vanuit de rooilijn met een bouwdiepte van niet meer dan 15,00 m;
  • e. de afstand van de zijgevels, niet zijnde zijgevels van de aaneengebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 3,00 m;
  • f. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 6,00 en 11,00 m;
  • g. van een bouwperceel wordt niet meer dan 50% bebouwd.
11.2.2 Bijbouwvolume en overkappingen ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van een bijbouwvolume en overkappingen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. er wordt 3,00 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdbouwvolume gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3,00 m en 6,00 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 50 m2;
  • d. van een bouwperceel wordt niet meer dan 50% bebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde sub c geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 80 m² bedraagt indien:
    • 1. er sprake is van een geïntegreerde overkapping en/of;
    • 2. het bouwperceel groter is dan 800 m².
11.2.3 Bouwwerken voor overige doeleinden

Voor het bouwen voor de overige doeleinden geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van tuinen en erven bedraagt de bouwhoogte niet meer dan dan 5,00 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1,00 m en daarachter niet meer dan 2,00 m;
  • c. ten aanzien van het bouwen van overkappingen ten behoeve van wonen, is het bepaalde onder lid 11.2.2 van toepassing.
11.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van nutsvoorzieningen;
  • b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m;
  • c. de plaats van bijbouwvolume of overkappingen ten opzichte van het hoofdbouwvolume, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdbouwvolume, bijbouwvolume wordt gerealiseerd;
  • d. de situering van uitritten;
  • e. de situering van steigers.
11.4 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.2.1, sub e:
    ten behoeve van een geringere afstand tot de grens van het bouwperceel, met dien verstande dat ten minste een afstand van 1,00 m in acht wordt gehouden;
  • b. lid 11.2.2, sub a:
    tot een afstand van 1,00 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdbouwvolume;
  • c. lid 11.2.2, sub a en b:
    • 1. voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel tot een bouwdiepte van 1,50 m gemeten vanuit de voorgevel en voor niet meer dan 75% van de lengte van de gevel, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 0,25 m meer bedraagt dan de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping tot niet meer dan 4,00 m;
    • 2. voor de bouw van een bijgebouwen en overkappingen voor een van (het verlengde van) de naar de weg of openbaar gebied gekeerde gevels van hoekwoningen, mits:
      • de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 3,50 m bedraagt;
      • de afstand tot de grens van het bouwperceel niet minder dan 2,00 m bedraagt;
      • de afstand tot (het verlengde van) de andere naar de weg gekeerde gevel van de hoekwoning niet minder dan 3,00 m bedraagt;
      • het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. lid 11.2.2, sub c:
    tot een vergroting van de oppervlakte met niet meer dan 30 m2;
    • 1. indien op het perceel niet vergunningsvrij mag worden gebouwd;
  • e. lid 11.2.4, sub b:
    voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn met een bouwhoogte van niet meer dan 2,00 m.
11.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken van een vrijstaand bijbouwvolume ten behoeve van woonfuncties.
  • b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep is uitsluitend toelaatbaar voorzover de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit betekent dat:
    • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft met dien verstande dat een aan huis verbonden beroep niet in een vrijstaand bijbouwvolume wordt uitgeoefend;
    • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig worden verricht;
    • 3. niet meer dan 30% van de oppervlakte van hoofdbouwvolume en bijbouwvolume wordt gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met niet meer dan 50 m²;
    • 4. degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent ook bewoner van de woning moet zijn;
    • 5. het gebruik levert geen onevenredige hinder voor het woonmilieu op, dan wel doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving. Dit betekent dat:
      • de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten wat betreft aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
      • behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel plaatsvindt;
      • het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat wordt geparkeerd op eigen terrein;
      • reclame-uitingen niet zijn toegestaan met uitzondering van de op grond van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2018 vergunningsvrije vormen.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het college van burgemeester en wethouders kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 voor het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf voor kleinschalige activiteiten, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht worden genomen:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd. Dit betekent dat:
    • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
    • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf uitsluitend inpandig worden verricht;
    • 3. niet meer dan 30% van de oppervlakte van hoofdbouwvolume en bijbouwvolume wordt gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met niet meer dan 50 m²;
    • 4. degene die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;
  • b. het gebruik levert geen onevenredige hinder voor het woonmilieu op, dan wel doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of de buurt. Dit betekent dat:
    • 1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten wat betreft aard, omvang en intensiteit verenigbaar is met het karakter van de omringende woonomgeving;
    • 2. geen omgevingsvergunning wordt verleend aan bedrijven die vergunningplichtig zijn op grond van milieuwetgeving;
    • 3. bedrijfsactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in de bij deze regels behorende Overzicht toegestane bedrijven aan huis (Bijlage 1) of daarmee zijn gelijk te stellen;
    • 4. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf, geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat moet worden geparkeerd op eigen terrein;
    • 6. reclame-uitingen niet zijn toegestaan met uitzondering van de op grond van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2018 vergunningsvrije vormen.

Artikel 12 Woongebied - 4

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume en met niet meer dan 45 m2;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdbouwvolume ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van hoofdbouwvolume ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdbouwvolume wordt uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • c. de woningen worden vrijstaand gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' woningen ook twee-aaneengebouwd mogen worden;
  • d. de afstand van de zijgevels, niet zijnde zijgevels van de aaneengebouwde zijden van woningen, tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 3,00 m;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 6,00 m en 11,00 m, met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  • f. van een bouwperceel wordt niet meer dan 50% bebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van een woning niet meer dan 200 m2 bedraagt.
12.2.2 Bijbouwvolume en overkappingen ten behoeve van wonen

Voor het bouwen van bijbouwvolume en overkappingen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:

  • a. bijbouwvolume en overkappingen worden uitsluitend gebouwd binnen een bouwvlak, met dien verstande dat zij worden gebouwd op een afstand van niet minder dan 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdbouwvolume;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,00 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6,00 m;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 3,00 m ;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte bij een woning bedraagt niet meer dan 50 m2, met inachtneming van de regel dat niet meer dan 50% van een bouwperceel wordt bebouwd.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor overkappingen is het bepaalde lid 12.2.2 van toepassing;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1,00 m en daarachter niet meer dan 2,00 m;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,00 m.
12.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van nutsvoorzieningen;
  • b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m;
  • c. de plaats van bijbouwvolume of overkappingen ten opzichte van het hoofdbouwvolume, indien het bouwplan ertoe leidt dat aan beide kanten van het hoofdbouwvolume, bijbouwvolume worden gerealiseerd;
  • d. de situering van uitritten.
12.4 Afwijken van de bouwregels

Het college van burgemeester en wethouders kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;

afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.2.1, sub a:
    ten behoeve van overstekende daken;
  • b. lid 12.2.1, sub f:
    tot een oppervlakte van 300 m², met dien verstande dat niet meer dan 30% van een bouwperceel wordt bebouwd;
  • c. lid 12.2.2, sub a:
    voor het bouwen van bijbouwvolume en overkappingen tot op het verlengde van de voorgevel van de woningen;
  • d. lid 12.2.2, sub d:
    voor een afstandsmaat tot de zijdelingse perceelgrens van 3,00 m;
  • e. lid 12.2.2, sub e:
    tot een oppervlakte van 70 m², met dien verstande dat niet meer dan 30% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
  • f. lid 12.2.3, sub b:
    voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn met een bouwhoogte van niet meer dan 2,00 m.
12.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruiken van een vrijstaand bijbouwvolume ten behoeve van woonfuncties.
  • b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep is uitsluitend toelaatbaar voorzover de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit betekent dat:
    • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft, met dien verstande dat een aan huis verbonden beroep niet in een vrijstaand bijbouwvolume wordt uitgeoefend;
    • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig wordt verricht;
    • 3. niet meer dan 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume wordt gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met niet meer dan 45 m2;
    • 4. degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent ook bewoner van de woning moet zijn;
    • 5. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert, dan wel geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving. Dit betekent dat:
      • de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten wat betreft aard, omvang en intensiteit verenigbaar is met het karakter van de omringende woonomgeving;
      • behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel plaatsvindt;
      • het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat wordt geparkeerd op eigen terrein;
      • reclame-uitingen niet zijn toegestaan met uitzondering van de op grond van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2018 vergunningsvrije vormen.
12.6 Afwijken van de gebruiksegels

Het college van burgemeester en wethouders kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf voor kleinschalige activiteiten, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht worden genomen:

  • a. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven. Dit betekent dat:
    • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair blijft;
    • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf uitsluitend inpandig worden verricht;
    • 3. niet meer dan 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume wordt gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met niet meer dan 45 m2;
    • 4. degene die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is;
  • b. het gebruik levert geen onevenredige hinder voor het woonmilieu op, dan wel doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de wijk of de buurt. Dit betekent dat:
    • 1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten wat betreft aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
    • 2. geen omgevingsvergunning wordt verleend aan bedrijven die vergunningplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
    • 3. bedrijfsactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in de bij deze regels behorende Bijlage 1 (Overzicht toegestane bedrijven aan huis) of daarmee zijn gelijk te stellen;
    • 4. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf, geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat wordt geparkeerd op eigen terrein;
    • 6. reclame-uitingen niet zijn toegestaan met uitzondering van de op grond van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2018 vergunningsvrije vormen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken die zijn bestemd voor wonen ten behoeve van kamerverhuur of het huisvesten van meerdere huishoudens in één woning;
  • b. het gebruiken van een vrijstaand bijbouwvolume ten behoeve van woonfuncties;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, en met uitzondering van de hoogte van windturbines, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 bedraagt;
  • e. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 25,00 m bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak voor plaatsing van de antenne is aangetoond waarbij het gedeelde gebruik van masten moet zijn overwogen;
    • 2. bebouwingsbeeld van de omgeving niet wordt verstoord;
    • 3. de antenne in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken of langs grote infrastructurele lijnen (zoals hoogspanningsleidingen en (spoor)wegen) wordt geplaatst;
  • f. het bepaalde in het plan voor het bouwen van zendmasten voor radioamateurs tot een bouwhoogte van niet meer dan 15,00 m, met dien verstande dat het bebouwingsbeeld van de omgeving niet wordt verstoord.
15.2 Voorwaarden

De in lid 15.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • de verkeersveiligheid;
  • het bebouwingsbeeld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen van sublid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitenwoel herziening van de gemeente Veendam.