Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Wildervank, Poststraat 29 29a
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0047.05WPpoststr2929a-0401
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1. het plan:
het wijzigingsplan Wildervank, Poststraat 29 29a met het identificatienummer
NL.IMRO.0047.05WPpoststr2929a-0401 van de gemeente Veendam;
 
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en daarbij behorende
bijlagen;
 
3. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
 
4. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
5. aan huis verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen
gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen,
met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
6. aan huis verbonden bedrijf:
het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met
bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in
overwegende mate behouden blijft. Onder aan huis verbonden bedrijven worden tevens
kapsalons en schoonheidssalons begrepen;
 
7. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
8. bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein
aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
9. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het
gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
 
10. belemmeringenstrook:
een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband
met de veiligheid van ondergrondse en/of bovengrondse leidingen;
 
11. beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een
richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet
worden gehouden;
 
12. bestaande:
  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
13. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
14. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
15. bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of
ander bouwwerk met een dak;
 
16. bijbehorende voorzieningen bij een ligplaats:
zaken zonder welke het gebruik van het schip als woning niet goed mogelijk is, zoals
een bijboot, steiger en een loopplank;
 
17. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
 
18. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
19. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
 
20. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
21. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
22. bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde
is verbonden;
 
23. café:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het
verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse,
met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren al dan niet ter plaatse
bereid;
 
24. cafetaria/snackbar:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor
consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van
alcoholische en niet-alcoholische dranken;
 
25. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
 
26. dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de vorm van administratieve dienstverlening
met een publieksgericht karakter, inclusief medische dienstverlening, alsook
schoonmaakbedrijven, wassalons, kappersbedrijven, schoonheidsinstituten, fotoateliers
en daarmee naar de aard gelijk te stellen bedrijven;
 
27. erf:
al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van
toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
 
28. evenement:
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van
bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h
Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, gelegenheid tot
dansen in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet, betogingen,
samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
 
29. functionele verbondenheid
het gebruik van het bijbehorende bouwwerk dat in planologisch opzicht gerelateerd is
aan het gebruik van het hoofdgebouw;
 
30. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
 
31. geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
 
32. geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals
bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
 
33. geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging
in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
 
34. gestapelde woning:
een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere
woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen als winkel, kantoor, zijn
gebouwd;
 
35. geurgevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden
gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of een
daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
 
36. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij
het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het
bedrijf;
 
37. hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de
voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond
van de Wet geluidhinder en Besluit geluidhinder;
 
38. hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien
meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het
belangrijkst is;
 
39. hoofdvorm:
de hoofdvorm van het gebouw wordt bepaald door het bestaande gevelvlak, de
goothoogte, de nokhoogte en de dakvorm;
 
40. horeca, categorie 1
een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans
geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en
pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds
verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals
ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee
gelijk te stellen horecabedrijven;
 
41. horeca, categorie 2:
een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt,
en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken
en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars,
snackbars en cafetaria's;
 
42. horeca, categorie 3:
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts
verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot
dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, zalencentrum, discotheek
en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen
horecabedrijf;
 
43. horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter
plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
 
44. intensieve veehouderij:
niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, zelfstandig of als neventak, gericht op
het geheel of nagenoeg geheel in gebouwen houden van varkens, pluimvee,
vleeskalveren en pelsdieren, met uitzondering van het biologisch houden van dieren
conform de Landbouwkwaliteitswet; het houden van melkrundvee, schapen of paarden
wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;
 
45. jachthaven:
een faciliteit gericht op het verschaffen van ligplaatsen aan meerdere
recreatievaartuigen. Hieronder worden niet begrepen ligplaatsen behorend bij en op of
direct grenzend aan het perceel van een woning of een bedrijf;
 
46. kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander
onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor
zover geen bouwwerk zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen
geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden
gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
47. kampeerplaats:
een afgeschermd terrein van beperkte omvang waarop één tot ten hoogste drie
kampeermiddelen voor een familie of een bij elkaar horende groep personen kunnen
worden geplaatst;
 
48. kantoor:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q.
financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al
dan niet met een (publieksgerichte) baliefunctie, en dient als zelfstandige kantoorruimte;
 
49. kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een
grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is
bepaald, die in acht moet worden genomen;
 
50. ligplaats
een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om door een woonschip met
bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;
 
51. maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen,
sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van
openbare dienstverlening, met de daarbij behorende kantinefaciliteiten;
 
52. mestvergistingsinstallatie (co-vergisting):
installatie voor het produceren van duurzame energie door het bewerken van
uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit
Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid
omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50
gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé
genoemde nevenbestanddelen, inclusief installaties voor opslag en bewerking van het
biogas, en voor-, tussen- en naopslag van mest;
 
53. openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994,
alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat
voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld
voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
 
54. overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en
duurzaam met de aarde is verbonden;
 
55. overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien
van een gesloten dak;
 
56. paardrijbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere
ondergrond dan gras, dat is ingericht voor het africhten en/of trainen van paarden en/of
pony's;
 
57. pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige
eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en
afsluitbaar is;
 
58. peil:
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
59. productiegerichte paardenhouderij:
grondgebonden paardenhouderij die is gericht op het fokken van paarden en het bieden
van leefruimte aan opgroeiende paarden, eventueel in combinatie met (en daaraan
ondergeschikte) trainingsfaciliteiten ten behoeve van de eigen gefokte paarden;
 
60. restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor
consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en nietalcoholische
dranken;
 
61. risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat
kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt
kwetsbaar object;
 
62. risicovolle inrichting:
een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen,
ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt
of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met
consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een
risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van
kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
 
63. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen
van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk
geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub
of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al
dan niet in combinatie met elkaar;
 
64. sociaal-medische voorzieningen:
voorzieningen waar van medische en/of sociaal-medische diensten worden verleend
aan derden op overwegend kantooruren en waar geen nachtverblijf is toegestaan, zoals
huis- en tandartspraktijken, fysiotherapeuten, poliklinische dienstverlening, ambulante
geestelijke gezondheidszorg, dieetadvisering, sociaal-emotionele begeleiding en naar
de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen medische en/of sociaalmedische
functies;
 
65. stacaravan:
een caravan die als een bouwwerk dient te worden aangemerkt;
 
66. stedelijk gebied:
gebied dat niet tot het buitengebied behoort, op grond van de begrenzing op de
‘begrenzing buitengebied’ kaart, behorende bij de provinciale omgevingsve
rordening; 
67. supermarkt:
een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningszaak waar levensmiddelen,
voedingsmiddelen – inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel – en
huishoudelijke artikelen worden verkocht, met een verkoop vloeroppervlak van ten
minste 750 m2;
 
68. verblijfsrecreatie:
recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, recreatiewoningen,
appartementen en/of recreatieverblijven, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden;
 
69. verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter:
verblijfsrecreatieterrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting
bestemd, om daar gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van ten
hoogste 25 kampeerplaatsen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, hieronder niet
begrepen stacaravans;
 
70. volumineuze detailhandel:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak
nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van detailhandel in auto's, boten, caravans,
tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard
daarmee gelijk te stellen artikelen;
 
71. voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtsreeks kan worden
afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
 
72. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
 
73. woonschip/woonark:
elk drijvend of anderszins geheel of in hoofdzaak in het water geplaatst voorwerp, niet
zijnde een bouwwerk, dat uitsluitend of in hoofdzaak als woning in gebruik is of tot
woning is bestemd.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk;
 
f. de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een
bouwperceel.
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing en de
oppervlaktebepaling van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, rookkanalen, gevel- en
kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,7 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Woongebied
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume en met een maximum van 45 m²;
  3. verkeer en verblijf;
  4. openbare nutsvoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
en tevens voor:
  1. groothandel, reparatie-, verhuur-, bouwnijverheid-, en installatiebedrijven, welke wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  2. bestaande bedrijven voorzover deze niet vallen onder f;
  3. horeca, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  4. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  5. bed and breakfast en theehuis, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  6. galerie, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van woongebied- galerie’;
  7. dienstverlenend bedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’.
Onder horeca zijn uitsluitend de bestaande horecavorm en daarmee naar de aard gelijk
te stellen vormen begrepen.
 
Onder het doel 'bed and breakfast' is tevens de stalling van caravans begrepen.
 
Onder bestaande bedrijven worden uitsluitend bedrijven verstaan waarvoor een
milieuvergunning is afgegeven of een melding op grond van artikel 8.40 van de Wet
milieubeheer is gedaan.
 
Onder f en g zijn geen risicovolle inrichtingen begrepen.
 
Het bestaande systeem van ontsluiting door middel van wegen en paden blijft
behoudens verbetering met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van
geluidsoverlast, gehandhaafd. Aanvullende voorzieningen blijven beperkt tot de
eventuele aanleg van fiets- en/of voetpaden en parkeerstroken, met dien verstande dat
van wegen het aantal rijstroken niet meer dan twee mag bedragen.
 
Onder het doel groenvoorzieningen zijn tevens sierbestrating, fiets- en/of voetpaden,
waterpartijen, speelvoorzieningen en dergelijke begrepen.
 
De uitoefening van een aan huis verbonden beroep is uitsluitend toelaatbaar voorzover
de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft. Dit betekent dat:
  1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven met dien verstande dat een aan huis verbonden beroep niet in een vrijstaand bijbouwvolume mag worden uitgeoefend;
  2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
  3. maximaal 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 45 m², met dien verstande dat voor het perceel Raadshuiskade 71 een oppervlakte van ten hoogste 150 m² is toegestaan;
  4. degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent ook bewoner van de woning dient te zijn.
Het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel
mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving. Dit
betekent dat:
  1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  2. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  3. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er door klanten en bezoekers alsmede eventueel personeel dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
  4. reclame-uitingen niet zijn toegestaan met uitzondering van de op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening vergunningsvrije vormen.
De toelaatbaarheid van de in lid 3.1 onder f bedoelde bedrijven met het oog op het
woon- en leefklimaat wordt bepaald aan de hand van de bij de regels gevoegde Staat
van bedrijven. Bedrijven, die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn
met de bedrijven genoemd in categorie 1 zijn zonder meer toelaatbaar.
 
Voorzover een bedrijf in een naast hogere categorie in de Staat van bedrijven voorkomt,
dan wel daarmee vergelijkbaar is, gaan burgemeester en wethouders bij een verzoek
om ontheffing na of het betreffende bedrijf, naar aard en effecten op het woon- en
leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden,
wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kan worden gelijkgesteld met de bedrijven
genoemd in categorie 1 uit de Staat van bedrijven.
 
3.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen van hoofdbouwvolume ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
    1. het hoofdbouwvolume dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd; met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de naar de weg gekeerde gevel in deze lijn dient te worden gebouwd;
    2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal per bouwperceel. Voorzover het maximum aantal wooneenheden ter plaatse is aangeduid, bedraagt het aantal woningen per bouwvlak ten hoogste dat aantal; de woningen worden vrijstaand, dan wel maximaal tot het ter plaatste aangeduide maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden gebouwd;
    3. het hoofdbouwvolume dient te worden geplaatst binnen een strook gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens met een diepte van ten hoogste 15 m, dan wel ten hoogste de diepte van de strook waarbinnen de bestaande woning is gebouwd indien deze meer bedraagt;
    4. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt niet minder dan 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande hoofdbouwvolume tot die perceelsgrens indien deze minder bedraagt;
    5. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen niet meer dan 6,0 en 10,0 meter, dan wel niet meer dan de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedragen;
    6. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt; voorzover ter plaatse een minimale of maximale dakhelling is aangeduid, bedraagt de dakhelling niet meer of niet minder dan is aangegeven;
    7. van een bouwperceel mag niet meer dan 50% worden bebouwd, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer is of niet meer dan het ter plaatse aangeduide maximum bebouwingspercentage.
  2. Voor het bouwen van een bijbouwvolume en overkappingen ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels:
    1. er dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. er dient 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdbouwvolume te worden gebouwd, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande bijbouwvolume tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdbouwvolume indien deze minder bedraagt;
    3. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 m en 6 m;
    4. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 50 m² met in achtneming van het bepaalde onder 6;
    5. van een bouwperceel mag niet meer dan 50% worden bebouwd, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer is;
    6. in afwijking van het gestelde onder 1 tot en met 5 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen' mag worden gebouwd overeenkomstig het gestelde onder d;
    7. in afwijking van het bepaalde onder 4 geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 80 m² bedraagt indien:
      • er sprake is van een geïntegreerde overkapping en/of;
      • het bouwperceel groter is dan 800 m²;
  3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven, horeca, detailhandel, galerie en dienstverlenende bedrijven gelden de volgende regels:
    1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. de oppervlakte aan gebouwen mag met niet meer dan 10% worden vergroot, met dien verstande dat voorzover geen bestaande bebouwing aanwezig is, maximaal 50% van de gronden mag worden bebouwd;
    3. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen als gevolg van de bouwklasse b niet meer dan 6,0 en 10,0 meter, dan wel niet meer dan de gooten bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedragen;
    4. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal. De goot- en bouwhoogte van de dienstwoningen bedragen niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, dan wel niet meer dan de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedragen. De oppervlakte van de dienstwoning bedraagt niet meer dan 250 m² inclusief de oppervlakte aan bijbouwvolume.
  4. Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:
    1. garageboxen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen';
    2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
    3. voorzover de garagebox deel uitmaakt van een bouwperceel behorende bij een woning wordt de oppervlakte niet betrokken bij de in sub b, onder 4 bedoelde gezamenlijke oppervlakte;
  5. Voor het bouwen voor de overige doeleinden geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
  6. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte op tuinen en erven bedraagt niet meer dan 5 m;
    2. ten aanzien van het bouwen van overkappingen ten behoeve van wonen is het bepaalde onder b van toepassing;
    3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een
onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
  1. de plaats van gebouwen in die zin dat het hoofdbouwvolume in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  2. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen;
  3. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden, indien deze meer dan 2,5 m bedraagt;
  4. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  5. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning, op basis van een goede ruimtelijke
onderbouwing en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
afwijken verlenen van het bepaalde in:
  1. lid 3.1 juncto lid 15.3, onder c: voor de vestiging van bedrijven genoemd in een naast hogere categorie en bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld;
  2. lid 3.2, sub a, onder 4: ten behoeve een geringere afstand tot de grens van het bouwperceel, dan wel het bouwen op de grens van het bouwperceel;
  3. lid 3.2, sub a, onder 6: voor een geringere dakhelling en/of een platte afdekking of een andere afwijkende dakvorm;
  4. lid 3.2, sub b, onder 1 en 2:
    • voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel tot een diepte van 1,5 m gemeten vanuit de voorgevel en voor maximaal 75% van de lengte van de gevel, waarbij de bouwhoogte maximaal 0,25 m meer mag bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping tot een maximum van 4 m;
    • voor de bouw van een bijbouwvolume en overkappingen voor één van (het verlengde van) de naar de weg of openbaar gebied gekeerde gevels van hoekwoningen, mits:
    1. de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 3,5 m bedraagt;
    2. de afstand tot de grens van het bouwperceel minimaal 2 m bedraagt;
    3. de afstand tot (het verlengde van) de andere naar de weg gekeerde gevel van de hoekwoning minimaal 3 m bedraagt;
    4. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  5. lid 3.2, sub b, onder 2: tot een afstand van 1 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdbouwvolume;
  6. lid 3.2, sub b, onder 4: tot een vergroting van de oppervlakte met maximaal 30 m²;
    • indien op het perceel niet vergunningvrij mag worden gebouwd, mits geen afbreuk wordt gedaan van de karakteristieke ruimtelijke waarden van het perceel, de bebouwing en/of het beschermd stadsgezicht;
  7. lid 3.2, sub b, onder 4: tot een maximale oppervlakte van 150 m² bij voormalige agrarische bedrijven ten behoeve van een ruimtebehoevende hobby, kantoor- of praktijkruimte of een vorm van ambachtelijke bedrijvigheid met dien verstande dat:
    • de oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de woning op hetzelfde bouwperceel en het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer dan 50% bedraagt;
  8. lid 3.2, sub c, onder 2: tot een vergroting van 25 % van de bestaande oppervlakte.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van
de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  • het gebruiken van een vrijstaand bijbouwvolume ten behoeve van woonfuncties.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
  1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunnuing afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf voor kleinschalige activiteiten, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht dienen te worden genomen:
    1. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven. Dit betekent dat:
      1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
      2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
      3. maximaal 30% van de oppervlakte van hoofd- en bijbouwvolume mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf met een maximum van 45 m², met dien verstande dat voor het perceel Raadshuiskade 71 een oppervlakte van ten hoogste 150 m² is toegestaan;
      4. degene die het aan huis verbonden bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning dient te zijn;
    2. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren, dan wel mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt. Dit betekent dat:
      1. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
      2. geen ontheffing wordt verleend aan bedrijven die vergunningplichtig zijn krachtens de milieuwetgeving;
      3. bedrijfsactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in het bij deze regels behorende overzicht of daarmee zijn gelijk te stellen;
      4. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden bedrijf, geen detailhandel mag plaatsvinden;
      5. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
      6. reclame-uitingen niet zijn toegestaan met uitzondering van de op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening vergunningsvrije vormen.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de vestiging van bedrijven genoemd in een naast hogere categorie en bedrijven die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in categorie 1 uit de Staat van bedrijven.
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en
bouwwerken die zijn bestemd voor wonen ten behoeve van kamerverhuur of het
huisvesten van meerdere huishoudens in één woning. Het bestemmingsplan verzet zich
tevens tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
 
6.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  4. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen, met dien verstande dat:
    • de noodzaak voor plaatsing van de antenne is aangetoond waarbij het gedeelde gebruik van masten moet zijn overwogen;
    • bebouwingsbeeld van de omgeving niet wordt verstoord;
    • de antenne in de onmiddellijke nabijheid van hoge gebouwen en/of bouwwerken of langs grote infrastructurele lijnen (zoals hoogspanningsleidingen en (spoor)wegen) wordt geplaatst.
6.2 De onder 6.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige
aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • de verkeersveiligheid;
  • het bebouwingsbeeld.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
 
A. Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B. Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het Wijzigingsplan Wildervank, Poststraat 29 29a’, van de gemeente Veendam.