direct naar inhoud van 4.2 Milieuaspecten
Plan: Bestemmingsplan Steendam
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00029-41vg

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Wegverkeerslawaai
4.2.1.1 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder hanteert voorkeursgrenswaarden en geeft criteria aan voor het toelaten van een hogere geluidsbelasting indien de voorkeurswaarde niet gehaald kan worden. De Wet geluidhinder schrijft voor dat bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, waar wegen in zijn opgenomen die een zone kennen als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder, een akoestisch onderzoek wordt ingesteld. Daarbij wordt ondermeer gekeken naar de geluidsbelasting op woningen binnen de zone, de doeltreffendheid van de in aanmerking komende verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de weg de hoogste toelaatbare normen worden overschreden.

Bij woningen is de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Er kan in bepaalde situaties een hogere grenswaarde worden toegestaan (tot maximaal 68 db). De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting is daarbij ondermeer afhankelijk van het gebruik (burgerwoning of agrarische bedrijfswoning), de ligging (stedelijk of landelijk gebied), aard geluidsbron (nieuwe weg of bestaande weg) en het feit of het gaat om totale nieuwbouw of vervanging van een bestaande woning. In de Nota Wegverkeerslawaai Gemeente Slochteren (WMA, 2008) worden voor alle situaties de voorkeurgrenswaarden en toelaatbare waarden getoond.

Op basis van de verzamelde verkeers- en omgevingsgegevens zijn de geluidcontouren per wegvak berekend met behulp van Standaard rekenmethode I. Hierbij zijn de volgende geluidcontouren in beeld gebracht: 48 dB, 53 dB en 58 dB.

De geluidcontouren zijn berekend inclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder (2 dB voor wegen met snelheid van 70 km/uur of meer en 5 dB voor de overige wegen). In de bijlage zijn de onderzoeksresultaten en geluidcontouren opgenomen. In dit onderzoek is de ontwikkeling van Meerstad inbegrepen. De verkeersprognoses gaan daarbij uit van een nieuwe verkeersstructuur t.b.v. de ontsluiting van Meerstad.

In en nabij het plangebied hebben de Hoofdweg, de N387, de A7 en de Rengerslaan een geluidszone. De geluidszones van de Hoofdweg zijn weergegeven in de onderstaande tabel en in het rapport in de Nota Wegverkeerslawaai Gemeente Slochteren. Het merendeel van de bestaande woningen langs de Hoofdweg ligt binnen de geluidszone die van toepassing is langs de Hoofdweg.

Kern   Wegvak en snelheidsregime  
Steendam centrum   Damsterweg 30 km/u  
Steendam buiten centrum   Damsterweg 60 km/u  
Steendam   Roegeweg gedeeltelijk 60 km/u  
Steendam buiten centrum   Hoofdweg 60 km/u  
4.2.1.2 Saneringsprogramma VROM

Het Ministerie van VROM heeft een saneringsprogramma waarbij woningen door maatregelen aan de gevel van extra geluidsisolatie worden voorzien. Dit programma staat bekend als de zogenaamde A-lijst. Deze lijst is tussen 1994 en 1998 opgesteld. De sanering aan deze woningen kan alleen door gevelmaatregelen worden uitgevoerd. Het betreft o.a. A-woningen, die in het peiljaar 1986 een bepaalde (extreem hoge) geluidsbelasting op de gevel hadden. In het plangebied zijn geen locaties met een te hoge geluidsbelasting op grond van het saneringsprogramma.

4.2.2 Industrielawaai

In en direct nabij het plangebied liggen geen inrichtingen waar een geluidscontour van uitgaat.

4.2.3 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

De VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) biedt een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau en geeft informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. Bedrijven worden met behulp van de publicatie ingedeeld in milieucategorieën met bijbehorende richtafstanden ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten. Op basis van de milieukenmerken van de verschillende typen bedrijven en inrichtingen wordt een indicatie van de afstanden gegeven die als gevolg van deze kenmerken moeten worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven en/of woningen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in omgevingstypen: rustige woonwijk, rustig buitengebied, en gebied met functiemenging (gemengd gebied).

Naast het afwegingskader van de brochure kunnen ook wettelijke normen van toepassing zijn. Zo heeft een melkveehouderij bijvoorbeeld te maken met de Wet milieubeheer, het Besluit landbouw milieubeheer en/of de Wet geurhinder en veehouderij. Van geval tot geval moet worden beoordeeld hoe eventuele wettelijke normen en de VNG-richtlijn zich tot elkaar verhouden, beide bevatten immers maximale afstanden tot omliggende objecten. In zijn algemeenheid geldt dat in ieder geval aan de wettelijke normen moet worden voldaan. In sommige gevallen kan er uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanleiding bestaan op basis van de VNG-brochure een grotere afstand aan te houden.

4.2.4 Bodem
4.2.4.1 Bodembeleidsplan

In het gemeentelijk bodembeleid is het algemeen beleidsuitgangspunt dat de goede gebiedseigen bodemkwaliteit behouden moet blijven en waar mogelijk wordt verbeterd. De algemene bodemkwaliteit op niet verdachte percelen, alsmede regels omtrent hergebruik van gronden, staan beschreven in de drie Bodembeheerplannen Buitengebied, Bebouwd gebied en Gemeentelijke wegbermen met bijbehorende bodemkwaliteitskaarten. In de bodembeheerplannen wordt gewerkt met een gebiedsindeling, gebaseerd op ruimtelijke kenmerk en historisch bodemgebruik. Uitwisseling van grond binnen gebieden met een zelfde typering is mogelijk.

4.2.4.2 Bodeminformatiesysteem

In het digitale bodeminformatiesysteem zijn alle historisch verdachte locaties opgenomen. Meestal betreft het hier voormalige bedrijfslocaties waarvan de bodemkwaliteit onbekend is. Informatie over uitgevoerde bodemonderzoeken (en bodemsanering) worden waar mogelijk toegevoegd aan het systeem.

4.2.4.3 Bodemtoets

Initiatiefnemers van bepaalde bouwplannen zijn verplicht om bij nieuwbouw (al dan niet in combinatie functieverandering) bij de aanvraag om een omgevingsvergunning een rapportage van de bodemgesteldheid in te dienen. Daaruit moet blijken of en onder welke omstandigheden nieuwe functies realiseerbaar zijn.

Voor activiteiten die te maken hebben met grondverzet en/of het aanleggen van dijken en/of waterwerken is in bepaalde gevallen een omgevingsvergunning nodig of een melding grondverzet. Bij grotere projecten kan een ontgrondingsvergunning nodig zijn van de provincie.

4.2.4.4 Plangebied - geen nieuwe ontwikkelingen

In het plangebied worden, buiten de bestaande bouwpercelen, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is in feite een bestendiging van de huidige situatie. Bij woningen kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van de regels voor kleinschalige aan huis-verbonden-beroepen of bedrijven. Het betreft hier alleen lichte bedrijven die vallen onder categorie A van het Activiteitenbesluit. Naar verwachting hebben deze activiteiten geen negatieve invloed op de bodemkwaliteit.

4.2.5 M.e.r. beoordeling

Voor een bestemmingsplan is het in bepaalde gevallen noodzakelijk een m.e.r.(-beoordeling) op te stellen. Een milieueffectrapportage is wettelijk verankerd in de Wet milieubeheer (artikel 7.1 tot en met 7.42). Naast de Wet milieubeheer is het Besluit milieueffectrapportage belangrijk om te bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r. procedure moet worden doorlopen.

In het Besluit mer staat wanneer een m.e.r.–procedure of een m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen moet worden. Er wordt gekeken naar de activiteit, de omvang van de activiteit (en enkele andere kenmerken) en het besluit dat de activiteit mogelijk maakt. In onderdeel C en D van de Bijlagen bij het Besluit mer (de C- en D-lijst’) is per categorie van activiteiten een drempelwaarde gegeven. Als de activiteit groter is dan de drempelwaarde in de C-lijst moet er altijd een m.e.r.-procedure doorlopen worden. De activiteit is dan direct m.e.r.-plichtig. Boven de drempelwaarde in de D-lijst moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden als de activiteit:

  • voorkomt in kolom 1 van de D-lijst;
  • groter is dan de drempelwaarden in kolom 2, en
  • mogelijk gemaakt wordt door een besluit in kolom 4.

Bestemmingsplan Steendam

In het bestemmingsplan wordt aan geen van de genoemde activiteiten, die onderdeel uitmaken van de C- en D-lijst nieuwe ruimte geboden, anders dan nu al planologisch mogelijk is. Alle gerealiseerde of projecten die reeds in uitvoering zijn (zoals de natuurontwikkeling en herinrichting Midden-Groningen) worden in het plan meegenomen. Voor deze projecten is in het voortraject, wanneer nodig, een M.E.R. procedure doorlopen.

Er wordt geen nieuwe planologische ruimte geboden aan grootschalige toeristische voorzieningen. Er is nog een (beperkte) uitbreidingsruimte in het bestemmingsplan opgenomen voor het uitbreiden van:

  • het aantal ligplaatsen bij de bestaande recreatiehavens bij de Otter, Boei 12 en Waterdorp Schildmeer (locatie Hinrichs).
  • het aantal recreatiewoningen op de bestaande recreatieparken van de Otter, Villapark Schildmeer en het terrein van Waterdorp Schildmeer (locatie Hinrichs) aan de Damsterweg.

Deze uitbreidingsruimte heeft betrekking op bestaande rechten die nog niet volledig benut zijn. De bestaande planologische regelingen zijn daarbij wel aangepast:

  • Het omzetten van kampeerstandplaatsen (voor bijvoorbeeld stacaravans) naar recreatiewoningen is niet meer toegestaan. Het aantal recreatiewoningen kan naast de nog bestaande uitbreidingsruimte (totale capaciteit 204 recreatiewoningen) niet verder toenemen in dit plan.
  • Het totaal aantal ligplaatsen in de recreatiehavens dat kan worden gerealiseerd is terug gebracht van 809 naar 404. Dit is nog altijd meer dan het bestaande aantal van ongeveer 300 ligplaatsen dat nu aanwezig is in het gebied.

In het bestemmingsplan wordt ook niet voorzien in een reservering van gronden voor de aanleg van nieuwe buisleidingstraten. De gemeente Slochteren is hierin geen initiator, noch zal zij het bevoegd gezag zijn voor de planologische inbedding van de betreffende tracés. Hiervoor worden inpassingsplannen opgesteld door provincie en/of het Ministerie van I&M, voorafgegaand door een M.E.R.