direct naar inhoud van 4.7 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Bestemmingsplan Kolham-Froombosch
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00026-41vg

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologisch onderzoek

Nederlandse gemeenten zijn vanwege wetgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) verplicht om archeologische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen. Om deze wettelijke taak goed te kunnen uitvoeren en direct mee te kunnen nemen in de actualisering van bestemmingsplannen is gemeentelijk archeologiebeleid, bestaande uit een beleidsnota en beleidskaart, opgesteld. Op de archeologische beleidskaart is aangegeven welk archeologisch beleid van toepassing is in het bestemmingsplan.

Door het archeologisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit beleid is duidelijk geworden waar (hoge) archeologische verwachtingswaarden zijn en waar deze laag zijn. Door deze kaart is nu vooraf duidelijk voor bouw- en graafwerkzaamheden wel en voor welke geen inventariserend archeologisch onderzoek vooraf meer benodigd is om uit te sluiten dat archeologische waarden worden aangetast. Wanneer de beleidskaart aangeeft dat de verwachtingswaarden hoog zijn moet de aanvrager middels een onderzoek aantonen of er ter plaatse waarden aanwezig zijn. De kaart is gebruikt als input voor het bestemmingsplan.

4.7.2 Lage verwachtingswaarde

Aan een deel van het plangebied is een lage archeologische verwachtingswaarde toegekend. Dit heeft te maken met de bodemverstorende activiteiten in het verleden (aanwezige woonbebouwing, aanleggen woonwijken en sportterreinen). Dit betekent dat bij het aanvragen van een omgevingsvergunning geen archeologisch onderzoek is vereist. In deze gebieden zijn is ook geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden nodig op grond van archeologie.

4.7.3 Archeologische gebieden

Er zijn binnen het plangebied verschillende terreinen waar vanwege de (hoge) archeologische (verwachtings)waarden specifieke regels gelden ten aanzien van bouwen en gebruik, in aanvulling op de basisbestemming. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen: AMK terreinen, borgterreinen, historische bebouwing en boerderijplaatsen. In de eerste twee gebieden zijn de ingrepen die onderzoeksplichtig zijn het kleinst (vanaf 50 m²). Bij historische kernen en bebouwing en boerderijplaatsen ligt de grens op 100 m².

Hieronder worden de belangrijkste gebieden benoemd:

AMK-terreinen

Het kerkterrein met bijbehorende begraafplaats in Kolham zijn aangemerkt als archeologische monumenten.

Historische kernen en bebouwing

Het voormalige stationscomplex in Kolham langs het vroegere Woldjerspoor is aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. Bij bodemingrepen groter dan 100m2 geldt hier een onderzoeksplicht.

Boerderijplaatsen

Historische boerderijplaatsen maken ook onderdeel uit van het archeologiebeleid. Dit zijn locaties waar in het verleden agrarische bouwstedes zijn geweest. Sommige boerderijplaatsen gaan terug tot de late middeleeuwen, daarnaast is een groot aantal terreinen die op de kadastrale minuten uit 1830 zijn weergegeven. In Kolham en Froombosch gaat het om een 30-tal historische boerderijplaatsen. Bij ingrepen in de bodem groter dan 100m2 (buiten het bebouwde vlak) geldt hierbij een onderzoeksplicht.

Archeologische verwachtingswaarden

Aan een groot deel van de cultuurgronden grenzend aan het plangebied is een hoge archeologische verwachtingswaarde toegekend. Hier zijn archeologische vondsten niet uit te sluiten. Ingrepen in de bodem zijn hier onderzoeksplichtig vanaf 200 m².

4.7.4 Cultuurhistorie
4.7.4.1 Karakteristieke agrarische bebouwing

Gemeentebreed is er een inventarisatie uitgevoerd naar karakteristieke (voormalige) agrarische bebouwing. Dit heeft geleidt tot de 'Lijst karakteristieke agrarische bebouwing' met daarop bijna 200 boerderijpanden die bijdragen aan de ruimtelijke identiteit van Slochteren en behoudenswaardig zijn. Deze bebouwing is in het bestemmingsplan als 'karakteristiek' aangeduid. Ter plaatse van deze aanduiding is behoud van de hoofdvorm van de agrarische bebouwing het uitgangspunt. Dit betekent dat de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen mogen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering. In aangewezen gevallen, als bijvoorbeeld sprake is van een slechte bouwkundige staat waarbij instandhouding niet reëel is en/of er geen karakteristieke kenmerken aanwezig zijn en/of met de aanpassing de karakteristieke waarden niet worden aangetast kan een omgevingsvergunning worden verleend.

4.7.4.2 Waardevolle erven

Een deel van de karakteristieke en/of monumentale agarische bebouwing in de gemeente Slochteren bezit een waardevol erf, bijvoorbeeld een slingertuin of een erf met monumentale bomen. Een aantal van deze erven is de afgelopen jaren, dankzij een stimuleringsregeling, in oude luister hersteld. Ook in het van Froombosch en Kolham bevinden zich een aantal boerderijen met fraaie erven. Erven met een behoudswaardige en/of waardevolle inrichting zijn aangeduid met een bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - 1' waardoor het plaatsen van bouwwerken is uitgesloten.

4.7.4.3 Tunnelbos / Groen lint

De Hoofdweg door het dorpenlint van Harkstede tot Siddeburen vormt met het aanliggende groen, de laanbomen en plaatselijk monumentale bomen in tuinen een zeer kenmerkende structuur. Ook in Kolham en Froombosch is dit kenmerkende groene lint te vinden. De bomen langs de weg vormen samen met aangrenzende houtsingels en bosjes achter bebouwing een besloten, langgerekt 'tunnelbos'. De laanbomen zorgen voor continuiteit en structuur, ondanks dat ze op sommige stukken ontbreken en uit verschillende soorten bestaan. In Slochteren maakt de laanstructuur onderdeel uit van het beschermd dorpsgezicht. Waardevolle erven binnen dit gebied worden specifiek beschermd (zie 4.7.3.2). Waardevolle houtopstanden in het tunnelbos (op zowel particuliere als openbare gronden) zijn op een bomenlijst. Het kappen van deze bomen is verbonden aan een omgevingsvergunning. Daarnaast is er nog een dubbelbestemming voor landschappelijke waarden opgenomen die samenvalt met het gehele wegprofiel van de Hoofdweg en kap van bomen in dit profiel ook verbindt aan een omgevingsvergunning. Hierbij is aangesloten bij de grenzen van de openbare ruimte, private gronden vallen hier dus buiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00026-41vg_0017.jpg"

Tunnelbos aan de Hoofdweg

4.7.5 Molenbiotoop

In Kolham staat de (koren)molen 'Enterprise'. Zoals al in de toelichting is aangegeven is deze molen na een brand in 2000, waarbij vrijwel de gehele kap verloren ging, in 2010 herbouwd. De onderbouw stamt uit het einde van de 19de eeuw. De molen is eigendom van de Slochter molenstichting en sinds de herbouw ook weer 'maalvaardig'.

Een maalvaardige (gerestaureerde) molen en een enthousiaste molenaar alleen zijn niet voldoende om en molen te laten functioneren. Het werktuig stelt ook eisen aan zijn omgeving: er moet, in het geval van een windmolen, wind zijn om de wieken in beweging te kunnen zetten. In 1973 werd om dit omgevingselement aan te duiden het begrip 'molenbiotoop' geïntroduceerd. De molenbiotoop heeft betrekking op de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig en monument. Gebouwen en bomen kunnen de molenbiotoop aantasten.

Naast windvang dient dan ook te worden gelet op de belevingswaarde van de molen. Molens zijn een belangrijk element in het landschap en hebben vaak te maken met de onstaansgeschiedenis van dat landschap. Omdat molens wind moesten kunnen ontvangen, stonden ze in een open landschap of staken ze in ieder geval uit boven hun omgeving.

De provincie hecht ook belang aan het beschermen van molenbiotoop. In de omgevingsverordening is dit opgenomen met welke molens gemeenten in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden (opnemen van een molenbeschermingszone).

Er is een biotoopformule ontwikkeld (bron: vereniging de Hollandsche Molen) waarmee berekend kan worden hoe de obstakelhoogte zich verhoudt tot de afstand van de molen en welke bouwhoogte waar kan worden toegestaan zonder dat molenbiotoop onevenredig wordt benadeeld. Onderdeel van deze formule is de ruwheidsfactor. Deze wordt bepaald door aanwezige elementen en structuren die het zicht op de molen en de windvang al belemmeren (obstakels). In de paragraaf Toelichting gebiedsaanduidingen wordt nader ingegaan op de regels die gelden binnen de vrijwaringszone - molenbiotoop.