direct naar inhoud van Artikel 32 Leiding - Hoogspanning
Plan: Bestemmingsplan Kolham-Froombosch
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00026-41vg

Artikel 32 Leiding - Hoogspanning

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. ondergrondse hoogspanningsleidingen;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Niet toegestane bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemming(en) mogen geen gebouwen, standplaatsen, kampeerstandplaatsen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd.

32.2.2 Toegestane bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen basisbestemming(en) en/of dubbelbestemming(en) mogen slechts de volgende bouwwerken ten dienste van de in 32.1 genoemde doeleinden worden gebouwd:

  • a. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2 m.
32.3 Afwijken van de bouwregels
32.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 32.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 32.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken die krachtens de basisbestemming ter plaatse zijn toegestaan, mits:
    • 1. de betreffende leiding definitief verwijderd is;
    • 2. of vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
    • 3. en geen onevenredige veiligheidsrisico's ontstaan;
    • 4. en wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende basisbestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
  • b. het bepaalde in lid 32.2.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van deze bestemming, mits:
    • 1. deze gebouwen en bouwwerken qua maatvoering passen binnen de bouwregels van de basisbestemming;
    • 2. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
    • 3. geen onevenredige veiligheidsrisico's ontstaan;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de gronden en bouwwerken binnen de basisbestemming niet onevenredig worden aangetast;
    • 5. en wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
32.3.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 32.3.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 42.2 sub c van toepassing.

32.4 Specifieke gebruiksregels
32.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt, in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;
  • b. het gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen en kampeerstandplaatsen.
32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:

  • a. Het aanbrengen van beplanting en bomen;
  • b. Het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. Het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend: afgraven, ontginnen en ophogen;
  • e. Het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. Het permanent opslaan van goederen.
32.5.2 Uitzondering vergunningplicht

De vergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normaal (agrarisch) beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
32.5.3 Voorwaarden vergunning

De omgevingsvergunning ten behoeve van de werken genoemd in 32.5.1 wordt alleen verleend indien:

  • a. het bevoegd gezag schriftelijk advies heeft inwonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade en;
  • b. is gebleken dat de werken en/of werkzaamheden hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsleiding.