direct naar inhoud van Artikel 16 Maatschappelijk
Plan: Bestemmingsplan Kolham-Froombosch
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00026-41vg

Artikel 16 Maatschappelijk

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;
  • speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende erven en additionele voorzieningen;

en tevens voor:

16.1.1 bedrijfswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor bedrijfswoningen ten behoeve van de hoofdfunctie ter plaatse.

16.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

16.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 41.

16.2.2 Gebouwen en overkappingen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen en overkappingen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet worden overschreden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • d. de breedte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten hoogste 200 m² van het bebouwd oppervlak worden gebruikt voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende bijgebouwen.
  • f. de bouw- en goothoogte van de gebouwen binnen het bouwvlak mogen ten hoogste de ter plaatse aangeduide 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen gebouwen van ondergeschikte aard ten behoeve van gemeenschappelijk gebruik, zoals een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter mits gesitueerd achter het verlengde van de voorgevel van de gebouwen binnen het bouwvlak.
16.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. voor de bouwhoogte en situering geldt hetgeen in het volgende bouwschema is bepaald, tenzij ter plaatse anders is aangeduid:
Type bouwwerk   Maximale bouwhoogte (in meter)  
Erf- en terrein afscheidingen   2  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde een reclamemast   5  
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 16.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 16.2.2 sub a en toestaan dat een gebouw of overkapping gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer dan 100 m² bedraagt;
    • 2. de maatvoering van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan is toegestaan voor de bijbehorende bebouwing binnen het bouwvlak, tot een bouwhoogte van ten hoogste 8 meter;
  • b. het bepaalde in 16.2.2 sub f voor een goothoogte tot ten hoogste 7 meter;
  • c. het bepaalde in 16.2.2 sub f voor een bouwhoogte tot ten hoogste 10 meter.
16.3.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 16.3.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 43.2 sub c van toepassing.

16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Toegestaan gebruik
16.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning, dan wel de mogelijkheid hiertoe door het aanwezig hebben van de benodigde essentiële woonvoorzieningen, tenzij ter plaatse de aanduiding 'bedrijfswoning' geldt;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel tenzij deze ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;
  • c. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel plaatsvindende niet wederrechtelijke activiteiten.