direct naar inhoud van 4.8 Flora en fauna
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00024-41vg

4.8 Flora en fauna

4.8.1 Algemeen

In algemene zin geldt dat bij (planologisch) nieuwe ontwikkelingen beoordeeld moet worden of deze geen bedreiging kunnen vormen voor beschermde dier- en plantsoorten, dan wel een beschermd natuurgebied. Deze onderzoeksverplichting komt voort uit de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming). Deze wetten bieden, uit het oogpunt van natuurbehoud, bescherming aan plant- en diersoorten die in het wild leven en hun leefomgeving (habitat). Indien in de directe nabijheid van de nieuwe ontwikkeling soorten voorkomen uit de zogenaamde 'strenge' categorieën (genoemd in de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of in één van de Rode Lijsten) kan dit een belemmering vormen voor het plan. Dit is het geval wanneer de mogelijkheden in het bestemmingsplan (significant) nadelige effecten hebben voor deze beschermde soorten dan wel het beschermde gebied.

Indien nodig dient voor de ontwikkeling in het kader van de Flora en Faunawet ontheffing bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EZ, L&I) te worden aangevraagd, dan wel in het kader van de Natuurbeschermingswet een vergunning bij het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen. Overigens worden deze ontheffing en vergunning in relatie met een omgevingsvergunning op grond van de Wabo 'een verklaring van geen bedenkingen' genoemd. Voor algemene soorten heeft het Rijk via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) een algemene vrijstelling verleend. Voor deze soorten hoeft in het kader van het bestemmingsplan dus niet meer afzonderlijk een ontheffing te worden aangevraagd.

4.8.2 Plangebied

Er is in 2006 een flora en fauna onderzoek uitgevoerd door Koeman en Bijkerk (rapport 2006-092). Het plangebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Slochteren, met uitzondering van Meerstad en Midden-Groningen, ten noorden van de A7. Hierbij is als uitgangspunt genomen dat er weinig ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, uitgezonderd enkele woningen en wijziging van oppervlakte of uitbreidingsrichting van agrarische bedrijven.

Het onderzoeksgebied is onderverdeeld in acht deelgebieden. Naast het dorpenlint, dat grotendeels buiten het bestemmingsplangebied valt, zijn dit de gebieden die zijn genoemd in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00024-41vg_0004.png"

Omdat het plangebied Buitengebied West slecht betrekking heeft gebied 7 en een gedeelte van gebied 2 worden alleen deze gebied beschreven.

Deelgebied   Natuurwaarde
 
2. Slochteren-West
 
Het grootste deel van het gebied heeft een lage natuurwaarde. Plaatselijk is er sprake van redelijke natuurwaarde, zoals het gebied nabij de oeverzone van het Schildmeer, langs het Afwateringskanaal, de omgeving van Woudbloem en het gebied langs het Nieuwe Rijpmakanaal. Daarnaast zijn de bomenrijen langs wegen van belang voor vleermuizen (hoofdzakelijk gewone dwergvleermuis). Gewone dwergvleermuizen zijn aanwezig in grote delen van de Gemeente Slochteren, zowel foeragerend en/of passerend.  
7. Harkstede-Zuid   Dit deelgebied wordt gekarakteriseerd door de ligging aan de zandwinningsplas (Harkstederplas) en de Scharmerplas. Het gebied heeft door de ondiepe en diepe waterdelen en de aanwezige rietkragen en (wilgen)struwelen een aantrekkingskracht op vogels.  

Binnen (en direct grenzend aan) het plangebied hebben ook de oeverzones rondom de Heerenlaan (zuidoever Harkstederplas en noordoever Scharmerplas) een hoge natuurwaarde (onderzoek KNNV 1995) door het extensieve en ecologische groenbeheer dat de gemeente uitoefent en het beperkte recreatieve gebruik (wandelen en fietsen) kunnen deze waarden in stand blijven. Dit bestemmingsplan volgt ook geheel deze lijn door het toekennen van passende bestemmingen.

Binnen de grenzen van de gemeente Slochteren bevindt zich geen Natura 2000 gebied. De dichtstbijzijnde Speciale Beschermingszone in het kader van de EU-habitatrichtlijn bevindt zich op 1 km afstand van het plangebied (Zuidlaardermeergebeid) en zal waarschijnlijk geen negatieve effecten van mogelijke toekomstige ingrepen ondervinden.

Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen directe noodzaak is voor het aanvragen van ontheffingen (ten tijde van het onderzoek in 2006) in het plangebied. Wel moet bij nieuwe planvorming de effecten op natuurwaarden op de betreffende locatie worden getoetst aan de Flora- en faunawet.