direct naar inhoud van 3.6 Landbouw
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00024-41vg

3.6 Landbouw

3.6.1 POP en POV

Slochteren is van oudsher een agrarische gemeente. Ook in de toekomst zal de landbouw naar verwachting een grote rol blijven spelen. Ondanks de ontwikkeling van Meerstad en Midden-Groningen blijft een belangrijk deel van het grondgebied in gebruik bij agrariërs.

Het nieuwe Europese landbouwbeleid voorziet in een verdere afbouw van inkomenssteun aan boeren. Het is grotendeels zelf aan de sector om te bepalen hoe zij de achteruitgang in inkomen willen compenseren. Veel agrariërs kiezen voor schaalvergroting. Een deel kiest voor verbreding of een combinatie van beiden.

Agrarische bouwpercelen

Om aantasting van het landschap te voorkomen is het oprichten van agrarische bedrijfsgebouwen en bouwwerken alleen toegestaan binnen bouwpercelen. In de POV zijn hiervoor specifieke regels opgenomen.

  • oppervlakte bouwpercelen 1 ha.
  • maatwerk bij grotere oppervlakte.

Om ruimte te bieden aan bedrijven die te weinig ontwikkelingsmogelijkheden hebben binnen de bestaande bouwpercelen wordt op basis van een ruimtelijke en functionele analyse de mogelijkheden van gebieden in beeld gebracht.

De verantwoordelijkheid voor landschappelijke inpassing ligt in beginsel bij de gemeente. Afhankelijk van de omvang van de schaalvergroting en de kwetsbaarheid van het landschap wordt de provincie betrokken.

Op basis van afspraken tussen provincie en gemeente (convenant) kan de maatwerkbenadering worden toegepast tot 2 ha. Begin 2011 is er een convenant gesloten tussen de provincie en gemeente Slochteren.

Zoals ook al in de paragraaf Ruimtelijk beleid is aangewezen is er een (partiële) herziening van de POV vastgesteld, waarbij het ontheffingenstelsel is vervangen door directe regels.

Nieuwvestiging

Om het landschap te beschermen worden geen nieuwe bouwpercelen toe gestaan voor nieuw- of hervestiging. Uitzonderingen zijn uitplaatsing uit EHS, knelpuntsituaties vanwege ruimtegebrek, milieuhinder of uitplaatsing. In alle gevallen moet het gaan om volwaardige bedrijven die duurzaam in stand gehouden kunnen worden.

Intensieve bedrijven

In het POP 3 en de POV wordt onderscheid gemaakt in twee typen agrarische bedrijven:

  • grondgebonden bedrijven, waaronder akkerbouwbedrijven en melkrundveehouderijen;
  • intensieve veehouderijen, waaronder varkenshouderijen en pluimveebedrijven (ongeacht scharrel- en hokdieren) en overige hokdieren. Uitzondering vormen de veehouderijen die de dieren biologisch houden conform de Landbouwkwaliteitswet.

Nieuwvestiging van intensieve veehouderijen wordt niet meer toegestaan in de provincie, uitgezonderd uitbreiding van bestaande (neven)bedrijven. Daarnaast is in de POV opgenomen dat binnen de gebouwen van een intensieve veehouderij ten hoogste 1 bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren.

In december 2010 hebben Provinciale Staten een motie aangenomen om de regels voor intensieve veehouderijen aan te passen. Dit vanwege de bezwaren die in brede kringen onder de bevolking bestaan tegen de schaalvergroting in de intensieve veehouderij en die een grote invloed hebben op de waardering van het woonmilieu en de belevingswaarde van het landschap.

Er zijn drie gebiedscategorieën (wit, geel en groen) bepaald waaraan een maximale stalvloeroppervlakte is gekoppeld, zie onderstaande tabel:

Gebiedscategorie
 
Gebiedstypering   Staloppervlakte IV  
Wit   Kwaliteit van landschap, natuur, recreatie, cultuurhistorie en wonen staat voorop plus een bufferzone van 1000 meter rond woongebieden.   geen uitbreiding, uitsluitend toegestaan voor zover noodzakelijk om tegemoet te komen aan aangescherpte eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn  
Geel   Functies grondgebonden landbouw, landschap, wonen, natuur en recreatie in beginsel gelijkwaardig.   Uitbreiding van staloppervlakte van intensieve veehouderijen tot een maximum van 5.000 m², daarboven alleen vanwege aangescherpte eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn  
Groen   Landbouwgebied, mogelijkheden voor uitbreiding van aanwezige intensieve veehouderijen en hervestiging van bestaande intensieve veehouderijen in de provincie.
 
Uitbreiding van staloppervlakte van intensieve veehouderijen tot een maximum van 7.500 m², daarboven alleen vanwege aangescherpte eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn  

Hervestiging van bestaande bedrijven is in de groene gebieden mogelijk middels ontheffing van de omgevingsverordening. De provincie verleent uitsluitend ontheffing als de effecten op de bestaande ruimtelijke omgeving zodanig zijn dat van een verslechtering geen sprake is.

Subsidie probleemgebieden

Natuurlijke omstandigheden, zoals een uitgesproken reliëf, hoge grondwaterpeilen, laaggelegen veengronden, de aanwezigheid van houtsingels langs de percelen of onregelmatige perceelsvormen, kunnen een beperking vormen voor de landbouw in bepaalde gebieden. Door deze fysieke omstandigheden hebben de agrariërs een concurrentienadeel, immers de productiekosten zijn hoger en het rendement is lager. Daarom is voor deze gebieden een subsidieregeling ingesteld ter compensatie van de natuurlijke handicaps. De gronden waar deze compensatie van toepassing is worden probleemgebieden genoemd.

Lichtemissie stallen

In de omgevingsverordening zijn ook duisternis en stilte als relevante planologische aspecten opgenomen. Ten aanzien van duisternis heeft dit betrekking op regels voor de beperking van lichtemissie van nieuwe ligboxenstallen. De lichtsterkte mag niet meer dan 150 lux zijn, tenzij er in de stal in de avond- en nachturen gebruik wordt gemaakt van voorzieningen die de lichtuitstraling sterk reduceren.

3.6.2 Actieplan LTO afdeling Slochteren

In 2007 is door LTO Afdeling Slochteren het landbouwstructuurplan Slochteren aangeboden als reactie op de Toekomstvisie. De wensen van de agrarische vertegenwoordiging zijn hierin verwoord. Het Landbouwstructuurplan door LTO is als input meegenomen bij de ontwikkeling van de Structuurvisie Buitengebied. Belangrijke speerpunten die erin zijn genoemd zijn:

  • voldoende mogelijkheden voor schaalvergroting voor zowel melkveehouderijen als akkerbouwbedrijven;
  • steunen initiatieven voor opwekken duurzame energie;
  • mogelijkheden kavelruil;
  • niet-agrarische functies in vrijkomende gebouwen;
  • compacte dorpsuitbreidingen (geen nieuwe linten);
  • landbouwverkeer (gedeeltelijk) toestaan op provinciale weg;
  • investering in ruilverkavelingswegen;
  • verbreding (waaronder agrarisch natuurbeheer, zorgboerderijen, verkoop, kinderopvang).
3.6.3 Beleidsregels Agrarisch

Biomassa en mestvergisting

Dit beleid komt voort uit de verwachte groei van initiatieven voor het opwekken van duurzame energie op het agrarisch bedrijf. Er wordt in het beleid onderscheid gemaakt tussen biomassa- en mestvergisting op boerderijniveau en industrieel niveau. In dit kader wordt alleen agrarische mogelijkheden belicht.

Uitgangspunten van het beleid zijn:

  • Situering bij een bestaand agrarisch bedrijf;
  • Als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • Het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen lokaal geproduceerde mest en/of biomassa;
  • Opslag in hoofdzaak op bouwperceel;
  • Geen onevenredige afbreuk aan verkeerssituatie.

Theetuinen en verbreding agrarische bedrijven

Op grond van deze beleidsregel wordt het uitoefenen van een theetuin (of theeschenkerij) bij agrarische bedrijven en ruime woonpercelen mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt ingegaan op de mogelijkheden voor kleinschalige activiteiten van recreatieve, educatieve of verzorgende aard als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Hieronder vallen onder andere boerderijwinkels, zorg, recreatieve verhuur en rondleidingen.