direct naar inhoud van Artikel 23 Leiding - Riool
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00024-41vg

Artikel 23 Leiding - Riool

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding met een vrijwaringszone met een breedte van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

23.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen basisbestemming(en) en/of dubbelbestemming(en) mogen slechts bouwwerken ten dienste van de genoemde leiding(en) worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van 23.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, indien:

  • a. de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten en het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s);
  • b. wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende basisbestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
23.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 23.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

23.3.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 23.3.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 sub c van toepassing.

23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het permanent stallen van voer- of vaartuigen en opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, waaronder het aanleggen van drainage;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het graven, verbreden en/of dempen van watergangen en andere waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting.
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • f. het in de grond brengen van leidingen (met uitzondering van rioolpersleidingen) of andere voorwerpen;
23.5.2 Uitzondering vergunningplicht

De vergunningplicht is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normaal (agrarisch) beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende aanlegvergunning;
  • d. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
23.5.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De omgevingsvergunning ten behoeve van de werken genoemd in 23.5.1 wordt alleen verleend indien:

  • a. het bevoegd gezag schriftelijk advies heeft inwonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade en;
  • b. is gebleken dat de werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 23.5.1 sub a tot en met f niet strijdig zijn met de belangen van de leiding.