direct naar inhoud van Artikel 21 Leiding - Gas
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00024-41vg

Artikel 21 Leiding - Gas

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van 1 of meerdere ondergrondse hoge druk hoofdaardgastransportleiding(en) met de daarbijbehorende belemmeringstrook;
  • b. de aanleg en instandhouding van 1 of meerdere ondergrondse gasproductieleiding(en) met een bijbehorende belemmeringstrook;
  • c. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

21.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze of de andere voor deze gronden aangewezen basisbestemming(en) en/of dubbelbestemming(en) mogen slechts worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. ten behoeve van de in 21.1 genoemde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 21.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van 21.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits:

  • a. de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten en het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s);
  • b. wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende basisbestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden;
  • c. geen sprake is van kwetsbare objecten.
21.3.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 21.3.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 33.2 sub c van toepassing.

21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. Gebruik van bestaande hoofdaardgastransportleidingen en gasproductieleidingen voor het transport van aardgascondensaat en formatiewater.
21.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, ophogen, egaliseren en diepploegen van gronden;
  • b. het graven, verbreden en/of dempen van watergangen en andere waterpartijen;
  • c. het aanbrengen en verwijderen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting.
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het in de grond brengen van leidingen (met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) of andere voorwerpen;
21.5.2 Uitzondering van de vergunningplicht

De vergunningplicht is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normaal (agrarisch) beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
21.5.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De omgevingsvergunning ten behoeve van de werken genoemd in 21.5.1 wordt alleen verleend indien:

  • a. het bevoegd gezag schriftelijk advies heeft inwonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade en;
  • b. is gebleken dat de werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 21.5.1 sub a tot en met f niet strijdig zijn met de belangen van de leiding;