direct naar inhoud van 5.3 Ruimtelijke kwaliteit
Plan: Bestemmingsplan Siddeburen, Hoofdweg 195
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00021-61oh

5.3 Ruimtelijke kwaliteit

5.3.1 Algemeen

In dit plan is sprake van een ontwikkelingsgericht plan en niet uitsluitend het actualiseren van een bestaand bestemmingsplan. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt waar mogelijk zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de algemene uitgangspunten die gelden voor de actualiseringplannen. Binnen de actualisering is één van de belangrijke uitgangspunten het bieden van ruimere bouwmogelijkheden. Dit brengt echter ook bepaalde risico's met zich mee, met name voor de ruimtelijke kwaliteit. Ongekanaliseerde bouwlust en beperkte middelen kunnen immers leiden tot vreemde en storende bouwplannen. Hetgeen opnieuw kan leiden tot nadere regulering.

Uiteraard is het een illusie dat met regels alle eventualiteiten uitgesloten kunnen worden, er blijven altijd mazen. Echter bood ook de oude, strakke regeling geen garantie voor (ruimtelijk) verantwoorde bouwplannen. Integendeel, het starre regime nodigde in zekere zin zelfs uit tot gekunstelde bouwplannen, onder meer vanwege de beperkte oppervlakte aan bijgebouwen dat werd toegestaan. Ook nodigt een te strak regime uit tot afwijken. Dit laatste verschaft de burger en de overheid veel extra werk (in de vorm van planologische procedures). Het gemeentebestuur wil daarom vasthouden aan een ruime basisregeling, met allereerst verantwoordelijkheid voor de burger, maar wel met een bruikbaar instrument om uitwassen te blokkeren. Dit instrument krijgt algemene werking, zodat het ook vat heeft op de zogenaamde mazen in het bestemmingsplan en niet alles op slot gezet hoeft te worden.

5.3.2 Doorwerking ruimtelijke kwaliteit in regels

De standaard norm is ruim gelegd, waar essentieel voor de ruimtelijke kwaliteit is van de ruime standaardmaten afgeweken. Waar nodig voor het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit zijn bebouwingsgrenzen op de plankaart aangegeven, bijvoorbeeld in de vorm van bouwvlakken. Daarnaast in de vorm van gevellijnen, op plaatsen waar het ruimtelijk wenselijk is dat bebouwing in de gevellijn wordt opgericht.

Het bestemmingsplan maakt de bouw van zes woningen mogelijk. Deze woningen worden als twee-onder-één-kap-woningen gerealiseerd. In het plan is dan ook een drietal bouwpercelen opgenomen, waarbinnen per bouwperceel twee hoofdgebouwen zijn toegestaan. Het plan kent daarnaast voor bijgebouwen en bepaalde aan-huis-verbonden beroepen dezelfde mogelijkheden als de actualiseringsplannen. In het handboek bestemmingsplannen is uiteengezet op welke wijze de bouwregels zijn opgezet en welke aspecten daarbij meegenomen worden. Bij de bepaling van bouwvlakken wordt in volgorde van belangrijkheid naar de volgende aspecten gekeken:

  • Het woongebouw moet het gebouw op het perceel zijn dat het dichtst op de straat ligt;
  • Aansluiten bij lineaire hoofdstructuur, voorzover deze nog intact is;
  • Situering van woongebouwen moet zodanig zijn dat het vrije uitzicht van bestaande en nieuwe woningen, met name aan de achterzijde, zoveel mogelijk intact blijft;
  • In geval van niet haaks op de weg liggende percelen moet worden overwogen de bouwgrens dwars op de zijdelingse perceelsgrens te leggen (afstemmen op overwegende oriëntering van de gevels van woningen in de omgeving);
  • Rekening houden met milieuafstanden (geurhinder);
  • Wet geluidhinder in acht nemen (geluidnorm gaat voor stedebouwkundige structuur);
  • Dorpskarakter behouden door ruimere bouwmogelijkheden af te stemmen op de grootte van het bouwperceel (en daaraan gekoppeld een max. bebouwingsoppervlakte).