direct naar inhoud van Artikel 43 Algemene aanduidingsregels
Plan: Bestemmingsplan Hellum-Siddeburen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00020-41vg

Artikel 43 Algemene aanduidingsregels

43.1 Bouwaanduidingen
43.1.1 antennemast

Ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag een antennemast worden opgericht met een hoogte van ten hoogste 40 meter;

43.1.2 bouwwerken uitgesloten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' mogen geen bouwwerken worden opgericht.

43.1.3 karakteristiek

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' gelden nadere regels voor het behoud van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen.

  • a. de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting en dakhelling van de zodanig aangeduide (delen van) gebouwen mogen niet meer dan 10% afwijken van de bestaande maatvoering;
  • b. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning is verboden.
  • c. het bepaalde onder b. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. die op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
  • d. de in lid b. genoemde vergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. de bebouwing vanwege ernstige gebreken niet in stand kan worden gehouden of waaraan dermate hoge kosten van herstel zijn verbonden, zonder dat door de overheid een financiële tegemoetkoming kan worden gedaan, dat instandhouding redelijkerwijze niet kan worden gevergd.
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld en/of
    • 3. het delen van het gebouw of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
  • e. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het in 43.1.3 sub a. voor een grotere afwijking van de bestaande maatvoering mits de onder 43.1.3 sub b genoemde vergunning is verleend en er wordt voldaan wordt aan de overige bouwregels die ter plaatse van toepassing zijn.
43.2 Functieaanduidingen
43.2.1 monumentale boom

Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' mogen geen bouwwerken worden opgericht.

43.3 Gebiedsaanduidingen
43.3.1 geluidszone - industrie
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 geen nieuwe woningen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimtes worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen waardoor die aangemerkt kunnen worden als een geluidsgevoelig object, tenzij:
    • 1. de geluidsgevoelige ruimten binnen de contouren van een bestaand woongebouw of hoofdgebouw of de contouren van bestaande geluidsgevoelige ruimten in een ander geluidsgevoelig object worden gerealiseerd of;
    • 2. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan geldende voorkeursgrenswaarde of;
    • 3. zodanig dat de geluidsbelasting vanwege een gezoneerd industrieterrein op de gevels van de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde of Maximaal Toelaatbare Gevelbelasting.
  • b. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 43.3.1 sub a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger worden dan een verkregen hogere grenswaarde.
43.3.2 geluidszone - weg
43.3.3 veiligheidszone - lpg
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn in afwijking van Hoofdstuk 2 geen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten toegestaan in verband met de nabijheid (van het vulpunt) van de lpg-installatie.
  • b. Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 43.3.3 sub a ten behoeve van een beperkt kwetsbaar object, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de vergunning mag uitsluitend worden verleend voor gronden die zijn gelegen op een afstand van de genoemde onderdelen die ten minste groter is dan als genoemd in onderstaande tabel:
      Maximale lpg-doorzet vastgelegd in milieuvergunning   Afstand in meters tot lpg-vulpunt   Afstand in meters tot reservoir   Afstand in meters tot afleverzuil  
          ondergronds / ingeterpt   bovengronds    
      1000 m³   35   25   120   15  
      1500 m³   40   25   120   15  
    • 2. de vergunning mag uitsluitend worden verleend, indien het beperkt kwetsbaar object kan worden gerealiseerd overeenkomstig de bepalingen in Hoofdstuk 2van de deze regels.
43.3.4 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is het in afwijking van Hoofdstuk 2 niet toegestaan objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen te bouwen of in gebruik te nemen in verband met het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

43.3.5 wro zone - ontheffingsgebied -dh
43.4 Figuren
43.4.1 dwarsprofiel
  • a. Ter plaatse van de figuur 'dwarsprofiel' dient de indeling van het profiel van de weg en naastgelegen gronden overeenkomstig het bijbehorende weergegeven wegprofiel te worden uitgevoerd.
  • b. Het bovenstaande geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. die betrekking hebben op normaal onderhoud;
    • 4. die betrekking hebben op het aanleggen van in- of uitritten.