direct naar inhoud van 4.8 Flora en fauna
Plan: Bestemmingsplan Slochteren, Hoofdweg 39
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00014-61oh

4.8 Flora en fauna

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is. Het plangebied is daartoe op 22 juni 2010 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.

Het terrein ligt momenteel braak en maakt deel uit van de kern van Slochteren. Het gebied wordt aan drie zijden omgeven door wegen en verspreide bebouwing. Tussen de Zuiderweg en het plangebied bevindt zich een circa 25 m brede bossingel, bestaande uit oude eiken, beuken, esdoorn en een rijke struiklaag met lijsterbes, hulst en braam. De ondergroei bestaat onder meer uit brede stekelvaren en klimop. De bossingel is zeer soortenrijk en bevat broedvogels als boomklever en grote bonte specht. De planontwikkeling laat deze bossingel intact.

afbeelding "i_NL.IMRO.0040.bp00014-61oh_0011.jpg"

Situatie plangebied 2010

Soortenbescherming

INVENTARISATIE

Uit combinatie van de informatie op de website van Het Natuurloket3 (kilometerhok 249-581, 2010) en het bovengenoemde veldbezoek blijkt dat, naast een enkele licht beschermde soort (onder andere amfibieën en muizen), ook enkele soorten zwaarder beschermde vogels en vleermuizen in het plangebied verwacht kunnen worden. Het plangebied zelf zal momenteel voor broedvogels en vleermuizen uitsluitend een functie als foerageergebied hebben. De aangrenzende bossingel heeft voor tal van broedvogelsoorten en mogelijk ook voor vleermuizen tevens een functie voor broedgebied en verblijfsplaatsen.

Op basis van het veldbezoek blijkt dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent. Het terrein ligt grotendeels braak. Tussen de bossingel en het plangebied ligt een droge greppel. De vegetatie bestaat dan ook hoofdzakelijk uit pioniersoorten als: perzikkruid, klaproos, koolzaad, akkerdistel en kamille, het terrein is daardoor wel rijk aan dagvlinders en andere insecten. Ook licht beschermde zoogdieren als spitsmuis zullen er voorkomen. Strikt beschermde soorten zijn niet te verwachten.

De volgens Het Natuurloket in het kilometerhok waargenomen beschermde zoogdiersoorten, betreffen hoofdzakelijk vleermuizen. Andere beschermde soorten worden in het plangebied niet verwacht. Ten gevolge van de geplande ingrepen worden geen potentiële verblijfplaatsen (gebouwen/bomen) voor vleermuizen verstoord. Ook worden geen belangrijke lijnvormige landschapselementen doorkruist. Door de ontwikkelingen zullen geen negatieve effecten op vleermuizen optreden.

De aanwezige licht beschermde soorten (met name muizen en spitsmuizen) worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Ten aanzien van vogels dient er gedurende de werkzaamheden rekening gehouden te worden met het broedseizoen: hoewel in het plangebied zelf geen nesten aanwezig zijn, kan wel verstoring optreden van nesten in de aangrenzende bossingel. Met betrekking tot broedvogels kan men er in dit plangebied van uitgaan, dat geen verbodsbepalingen worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt, of als de werkzaamheden ruim voor het broedseizoen worden begonnen en continu voortduren. Als werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustigere broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt. In het plangebied is voor geen enkele vogelsoort de goede staat van instandhouding in het geding.

Gebiedsbescherming

Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied betreft het Zuidlaardermeergebied op meer dan 8 km ten zuidwesten van het plangebied.

De Ecologische Hoofdstructuur is op ruim 2 km afstand gelegen (Woudbloem). Gezien de aard van de ingrepen zijn hierdoor geen negatieve effecten als gevolg van de ontwikkelingen te verwachten.

Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De voorgenomen activiteit is ook niet in strijd met het POP 3-beleid en het 'nee, tenzij'-beleid uit de Nota Ruimte voor de Ecologische Hoofdstructuur. Deze inventarisatie geeft geen aanleiding voor verder onderzoek.

Conclusie

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat wanneer bij de planning en werkzaamheden voldoende rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels, er geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Verder is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat een oriëntatiefase in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, dan wel een analyse van de Ecologische Hoofdstructuur uit te voeren.

Het plan is wat betreft de Flora- en faunawet uitvoerbaar.