direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen - 1B
Plan: Bestemmingsplan Slochteren, Verlengde Veenlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00011-61oh

Artikel 5 Wonen - 1B

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1B aangewezen gronden zijn bestemd voor:

wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep als opgenomen in de Lijst vrije beroepen met daaraan ondergeschikt:

met de daarbij behorende verhardingen, tuinen en erven en additionele voorzieningen

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de in 5.1 genoemde doeleinden worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

5.2.1 Bouwwerken algemeen
  • a. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag ten hoogste 50 % bedragen;
  • b. per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan, alwaar per bouwvlak niet meer woningen zijn toegestaan dan is aangegeven;
  • c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend als vrijstaand worden gebouwd;
  • d. de afstand tussen gebouwenen overkappingen op één bouwperceel bedraagt tenminste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor wat betreft hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • c. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw mogen niet minder dan 5 meter bedragen;
  • d. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw inclusief eventuele aangebouwde bijgebouwen, mogen niet meer dan 25 respectievelijk 10 meter bedragen;
  • e. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van het hoofdgebouw mogen niet meer c.q. minder bedragen dan is ter plaatse aangeduid, of, indien geen goot-, bouwhoogte of dakhelling is aangeduid, dan in het volgende bouwschema is bepaald, met uitzondering van topgevels, lijstgevels, dakkapellen en schoorstenen;
    goothoogte   bouwhoogte   dakhelling  
    ten hoogste 3,0 m   ten hoogste 10,0 m   tenminste 30° en ten hoogste 60°  
  • f. het hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt met een lessenaarsdak;
  • g. de overbouwde oppervlakte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 150 m² bedragen.
  • h. voorzover op grond van de Wet geluidhinder een hogere grenswaarde is benodigd, zal een woning niet eerder worden gebouwd dan nadat de benodigde hogere grenswaarde is vastgesteld;
  • i. per bouwvlak mogen maximaal het op verbeelding aangegeven aantal woningen worden gebouwd.

5.2.3 Bijgebouwen

Voor wat betreft bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en/of binnen een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. bijgebouwen en overkappingen tenminste 3 meter achter het voorerf worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 30 m² bedraagt;
    • 3. de afstand van een aangebouwd bijgebouw tot de perceelsgrens die het verst van de weg is gelegen of in voorkomend geval, het verst van de op het bouwperceel aangeduide gevellijn is gelegen, ten minste 7,50 meter bedraagt;
    • 4. voorzover gelegen buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen en overkappingen op hoeksituaties uitsluitend worden gebouwd:
      • op een afstand van tenminste 5 meter vanaf de kant van de rijbaan zoals die blijkt uit de bij het plan behorende ondergrond;
      • tenminste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw op het belendende perceel;
  • b. op het voorerf mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,50 meter bedraagt, mits de horizontale diepte van het bestemmingsvlak dat na de uitbreiding onbebouwd blijft, niet minder dan 2 meter zal bedragen;
    • 2. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de overbouwde oppervlakte van het gebouw past binnen de overbouwde oppervlaktegenoemd in 5.2.3 sub d;
    • 4. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. voorzover bebouwing met een bouwhoogte van meer dan 3 meter, op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, de volgende voorwaarden gelden:
      • de nokrichting mag niet meer dan 30° afwijken ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens, tenzij sprake is van bijgebouwen op twee aangrenzende bouwpercelen die met elkaar zijn verbonden of sprake is van een wolfseind dat gericht is op de zijdelingse perceelsgrens en;
      • indien het gebouw van 1 hellend dakvlak is voorzien, moet de lage gootlijn op de dichtstbijzijnde perceelsgrens zijn gericht;
          Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
        Bijgebouw of overkapping   ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   de dakhelling of meerzijdige kap waarbij tenminste 50% van het dak is afgedekt met hellende dakvlakken van tenminste 30° en ten hoogste 60°  
  • d. de gezamenlijke de overbouwde oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan in onderstaand bouwschema per categorie bouwpercelen is genoemd:
Oppervlakte bouwperceel in m²   Ten hoogste toegestane oppervlakte in m²  
  Totale oppervlakte bijgebouwen + overkappingen  
kleiner dan 250   50  
250-600   75  
600-1000   100  
groter dan 1000   150  
5.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende bepalingen, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat overkappingen tot het ten hoogste toegestane oppervlakte onder 5.2.3sub d worden geschaard;
  • b. de maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Functie van een bouwwerk   Maximale hoogte in meters  
  voorerf   overig  
Erf- en terreinafscheidingen   1   2  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8  
overkappingen   n.v.t.   zie 5.2.3 sub c  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   1   5  
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 5.3.2 een omgevingsvergunning voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 5.2.2 sub a en b voor het bouwen buiten het bouwvlak en/of op minder dan 3 meter uit perceelgrens, voorzover het gaat om een uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het gebied op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens, mits:
    • 1. het betreffende gedeelte van het hoofdgebouw op tenminste 3 meter achter de voorgevel wordt gebouwd;
    • 2. de maatvoering van de bebouwing, met uitzondering van de bouwhoogte, ter plaatse voldoet aan het bepaalde in 5.2.3 sub d;
  • b. het bepaalde in 5.2.3 sub a onder 1 voor het bouwen van een vrijstaand bijgebouw of een overkapping tot 5 meter vóór de naar de weg of het pad gekeerde bouwgrens, mits:
    • 1. reeds een bestaand bijgebouw op het voorerf aanwezig is en;
    • 2. de gezamenlijke overbouwde oppervlakte van de gebouwen en overkappingen op het voorerf niet meer dan 25 m² mag bedragen;
    • 3. het bebouwingspercentage van het voorerf niet meer dan 50% mag bedragen.
  • c. het bepaalde in 5.2.2 sub d en toestaan dat de breedte van een hoofdgebouw inclusief eventueel aangebouwde bijgebouwen ten hoogste 15 meter bedraagt;
  • d. het bepaalde in 5.2.2 sub e en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 6 meter bedraagt;
  • e. het bepaalde in 5.2.3 sub a, onder 2 en dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 50 m2 bedraagt.

5.3.2 Afwijkingsvoorwaarden
  • a. Bij de toepassing van de onder 5.3.1 sub a tot en met c genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 9.2 sub c van toepassing.
  • b. Bij de toepassing van de onder 5.3.1 sub d tot en met e genoemde afwijkingsregels vraagt het bevoegd gezag ten aanzien van de stedebouwkundige en architectonische eigenschappen van de betreffende bebouwing respectievelijk de inpassing in de omgeving vooraf advies aan een stedebouwkundige commissie.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. Gebruik van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen voor het uitoefenen van een bed & breakfast wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de Beleidsregels recreatieve verblijfsaccomodaties;
  • b. Gebruik van de gronden en gebouwen voor het uitoefenen van met administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits:
    • 1. klanten niet op het perceel komen om goederen te kopen;
    • 2. geen opslag van goederen plaatsvindt;
    • 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie.
  • c. Gebruik van de gronden voor de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt.
5.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming Wonen - 1B, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub c van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, danwel de mogelijkheid hiertoe door het aanbrengen van essentiële woonvoorzieningen;
  • b. het uitoefenen van activiteiten die ingevolge de wet Milieubeheer vergunningplichtig zijn;
  • c. het uitoefenen van detailhandel, hieronder niet gerekend het bepaalde in 5.4.1 sub b;
  • d. het uitoefenen van een horecabedrijf met uitzondering van het exploiteren van een theetuin;
  • e. het gebruik van gronden als kampeerstandplaats met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid als 'kampeerterrein';
  • f. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan,
  • g. het gebruik van gronden voor het storten en de opslag van verpakkingsmaterialen, schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, bagger, grondspecie of brandstoffen anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • h. (motor)crossen;
  • i. grootschalige openlucht evenementen en andere vormen van dagrecreatie uitgezonderd extensieve dagrecreatie;
  • j. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel plaatsvindende niet wederrechtelijke activiteiten.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van 5.5.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

5.5.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 5.5.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 9.2 sub c eveneens van toepassing.