direct naar inhoud van Artikel 35 Leiding - Riool
Plan: Bestemmingsplan Harkstede-Scharmer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00002-61oh

Artikel 35 Leiding - Riool

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding met een vrijwaringszone met een breedte van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

35.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen basisbestemming(en) en/of dubbelbestemming(en) mogen slechts bouwwerken ten dienste van de genoemde leiding(en) worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

35.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van 35.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, indien:

  • a. de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten en het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s);
  • b. wordt voldaan aan de bepalingen van andere ter plaatse geldende basisbestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
35.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 35.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

35.3.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 35.3.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 45.2 sub c van toepassing.

35.4 Specifieke gebruiksregels
35.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het permanent stallen van voer- of vaartuigen en opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
35.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen en te laten uitvoeren:

  • a. grondbewerkingen dieper dan 0,30 meter, waaronder diepploegen;
  • b. het in de grond brengen van leidingen of andere voorwerpen;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, zoals bijvoorbeeld rietbeplanting.
35.5.2 Uitzondering vergunningplicht

De vergunningplicht is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normaal (agrarisch) beheer betreffen, waaronder spitten en ploegen, niet zijnde diepploegen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende aanlegvergunning;
  • d. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
35.5.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De omgevingsvergunning ten behoeve van de werken genoemd in 35.5.1 wordt alleen verleend indien:

  • a. het bevoegd gezag schriftelijk advies heeft inwonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade en;
  • b. is gebleken dat de werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 35.5.1 sub a tot en met f niet strijdig zijn met de belangen van de leiding.