direct naar inhoud van Artikel 13 Gemengd - 2
Plan: Bestemmingsplan Harkstede-Scharmer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0040.bp00002-61oh

Artikel 13 Gemengd - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en additionele voorzieningen;

en tevens voor:

13.1.1 detailhandel

ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' het uitoefenen van detailhandel in diervoeding en aanverwante artikelen;

13.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

13.2.1 Bouwwerken beperking

Zie Artikel 44.

13.2.2 Bouwwerken algemeen
  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 (bedrijfs)woning toegestaan, tenzij ter plaatse de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt, alwaar per bouwvlak niet meer woningen zijn toegestaan dan is aangeduid;
  • b. indien een relatie is aangeduid tussen twee bouwvlakken, is er sprake van een gekoppeld bouwvlak en zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing;
  • c. de afstand tussen gebouwen en overkappingen op een bouwperceel bedraagt tenminste 1 meter, tenzij de gebouwen en/of overkappingen aaneen worden gebouwd.
13.2.3 Hoofdgebouwen

Voor wat betreft hoofdgebouwen en woningen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen en woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend als hoofdgebouw of onderdeel van een hoofdgebouw (inpandig) worden gebouwd, tenzij ter plaatse de aanduiding 'vrijstaand' is opgenomen, waar een bedrijfsgebouw niet ondergeschikt hoeft te zijn aan het gebouw waarin de woning is gesitueerd;
  • c. voorzover in een bouwgrens een 'gevellijn' is aangeduid wordt tenminste 50% van de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw in de 'gevellijn' opgericht waarbij de betreffende gevel als voorgevel moet worden beschouwd;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • e. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw mogen niet minder dan 5 meter bedragen;
  • f. de horizontale diepte en breedte van een hoofdgebouw inclusief eventuele aangebouwde bijgebouwen mogen niet meer dan 25 respectievelijk 10 meter bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van het hoofdgebouw en de woning mogen niet meer c.q. minder bedragen dan ter plaatse is aangeduid, of, indien geen goot-, bouwhoogte of dakhelling is aangeduid, dan in het volgende bouwschema is bepaald, mits vanaf de ten hoogste toegestane goothoogte gebouwen worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer of minder bedraagt dan in het volgende bouwschema is bepaald, met uitzondering van:
    • 1. rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn door topgevels, lijstgevels, dakkapellen en schoorstenen, met dien verstande dat bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
      Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
      ten hoogste 3   ten hoogste 10   tenminste 30° en ten hoogste 60°  
  • h. het hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt of met een lessenaarsdak, tenzij ter plaatse de aanduiding "specifieke bouwaanduiding lessenaarskap", dan wel "plat dak" geldt, alwaar een hoofdgebouw met een lessenaarsdak, respectievelijk een platte afdekkingmag worden afgedekt;
  • i. ten hoogste 300 m² van het bebouwd oppervlakte mag worden gebruikt voor de (bedrijfs)woning inclusief bijbehorende bijgebouwen.
13.2.4 Bijgebouwen

Voor wat betreft bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en/of binnen een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. bijgebouwen en overkappingen tenminste 3 meter achter het voorerf worden gebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 30 m² bedraagt;
    • 3. de afstand van een aangebouwd bijgebouw tot de perceelsgrens die het verst van de weg is gelegen of in voorkomend geval, het verst van de op het bouwperceel aangeduide gevellijn is gelegen, ten minste 7,50 meter bedraagt;
    • 4. voorzover gelegen buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen en overkappingen op hoeksituaties uitsluitend worden gebouwd:
      • op een afstand van tenminste 5 meter vanaf de kant van de rijbaan zoals die blijkt uit de bij het plan behorende ondergrond;
      • tenminste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw op het belendende perceel;
  • b. op het voorerf mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,50 meter bedraagt, mits de horizontale diepte van het bestemmingsvlak dat na de uitbreiding onbebouwd blijft, niet minder dan 2 meter zal bedragen;
    • 2. de breedte ten hoogste 50% van de breedte van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de overbouwde oppervlakte van het gebouw moet passen binnen de overbouwde oppervlakte genoemd in 13.2.4 sub d;
    • 4. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte en dakhelling van bijgebouwen en overkappingen mogen niet meer c.q. minder bedragen dan in het volgende bouwschema is bepaald, met dien verstande dat:
    • 1. bij een platte afdekking de hoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte;
    • 2. voorzover bebouwing met een bouwhoogte van meer dan 3 meter, op minder dan 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, de volgende voorwaarden gelden:
      • de nokrichting mag niet meer dan 30° afwijken ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens, tenzij sprake is van bijgebouwen op twee aangrenzende bouwpercelen die met elkaar zijn verbonden of sprake is van een wolfseind dat gericht is op de zijdelingse perceelsgrens en;
      • indien het gebouw van 1 hellend dakvlak is voorzien, moet de lage gootlijn op de dichtstbijzijnde perceelsgrens zijn gericht;
          Goothoogte (in meter)   Bouwhoogte (in meter)   Dakhelling  
        Bijgebouw of overkapping   ten hoogste 3   ten hoogste 5,50   platte afdekking of meerzijdige kap waarbij tenminste 50% van het dak is afgedekt met hellende dakvlakken van ten minste 30° en ten hoogste 60°  
  • d. de gezamenlijke de overbouwde oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan in onderstaand bouwschema per categorie bouwpercelen is genoemd:
Oppervlakte bouwperceel in m²   Ten hoogste toegestane oppervlakte in m²  
  Totale oppervlakte bijgebouwen + overkappingen  
kleiner dan 200   50  
200-600   75  
600-1000   100  
groter dan 1000   150  
13.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels, waarbij bestaande afwijkingen zijn toegestaan:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat overkappingen tot de ten hoogste toegestane oppervlakte onder 13.2.4sub d worden geschaard;
  • b. de maatvoering mag niet meer bedragen dan zoals in het volgende bouwschema is bepaald:
Type bouwwerk   Maximale bouwhoogte (in meter)  
  voorerf   overig  
Erf- en terrein afscheidingen   1   2  
Palen en masten, niet zijnde reclamemasten   8   8  
Overkappingen   n.v.t.   zie 13.2.4 sub d  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   1   5  
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 13.3.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 13.2.3 sub c voor het bouwen op ten hoogste 3 meter achter de gevellijn of;
    • 1. ten hoogste 10 meter achter de gevellijn onder voorwaarde dat de situering van kwetsbare objecten en/of geluidgevoelige gebouwen deze afwijking vereisen;
  • b. het bepaalde in 13.2.3 sub f en toestaan dat de breedte van een hoofdgebouw inclusief eventueel aangebouwde bijgebouwen ten hoogste 15 meter bedraagt;
  • c. het bepaalde in 13.2.3 sub g en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 4,50 meter bedraagt;
  • d. het bepaalde in 13.2.4 sub a, onder 2 en dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen op minder dan 10 meter achter het voorerf ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • e. het bepaalde in 13.2.3 sub h en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt afgedekt met een lessenaarsdak of platte afdekking.
13.3.2 Afwijkingsvoorwaarden
  • a. Bij de toepassing van de onder 13.3.1 sub a en b genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 45.2 sub c van toepassing.
  • b. Bij de toepassing van de onder 13.3.1 sub c tot en met e genoemde afwijkingsregels vraagt het bevoegd gezag ten aanzien van de stedenbouwkundige en architectonische eigenschappen van de betreffende bebouwing respectievelijk de inpassing in de omgeving vooraf advies aan een stedebouwkundige commissie.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Toegestaan gebruik
  • a. Gebruik van het hoofdgebouw voor het uitoefenen van een bed & breakfast wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties.
  • b. Gebruik van het hoofdgebouw voor het uitoefenen van administratieve werkzaamheden met betrekking tot internetwinkels en telefonische verkoop van goederen wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits:
    • 1. klanten niet op het perceel komen;
    • 2. geen opslag van goederen plaatsvindt;
    • 3. verkeersbewegingen vergelijkbaar zijn met die voor een woonfunctie.
  • c. Gebruik van de gronden ten behoeve van de stalling van ten hoogste 1 toercaravan en/of boot op de bijbehorende gronden wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt.
  • d. Gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van ondersteunende horeca, voorzover ten behoeve van de doeleinden genoemd onder 13.1 sub a tot en met d wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels (ho)reca en ondersteunende (ho)reca.
  • e. Gebruik van gebouwen ten behoeve van productiegebonden detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van ten hoogste 60 m².
13.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, dan wel de mogelijkheid hiertoe door het aanbrengen van essentiële woonvoorzieningen;
  • b. het uitoefenen van detailhandel, met uitzondering van het gestelde onder 13.1.1 en 13.4.1sub e;
  • c. het uitoefenen van een horecabedrijf, met uitzondering van het gestelde onder 13.4.1 sub d en het exploiteren van een theetuin;
  • d. de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • e. het hebben van reclame-uitingen die geen betrekking hebben op de op het perceel plaatsvindende niet wederrechtelijke activiteiten.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van 13.5.2 een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 13.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijven: Gemengd, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
13.5.2 Afwijkingsvoorwaarden

Bij de toepassing van de onder 13.5.1 genoemde afwijkingsregels zijn de voorwaarden zoals genoemd in 45.2 sub c eveneens van toepassing.