Plan:
Stadskanaal - Maarsstee
Status:
onherroepelijk
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn:
NL.IMRO.00370000BP0801-
Artikel 3. Woondoeleinden 1
Inhoudsopgave
3.1. Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor Woondoeleinden 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonhuizen, al dan niet in combinatie met beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. tuinen en erven;
  2. verhardingen;
  3. water;
  4. groenvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2. Bouwvoorschriften
3.2.1. Gebouwen
  • het bebouwingspercentage per bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, tenzij het bestaande bebouwingspercentage groter is, in welk geval het bestaande bebouwingspercentage als maximaal bebouwingspercentage geldt.
3.2.2. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  2. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens;
  3. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 150 m2 bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;
  4. het aantal hoofdgebouwen per bouwperceel mag ten hoogste het bestaande aantal bedragen;
  5. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient ten minste 2 m te bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  6. de goothoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 4 m bedragen;
  7. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 9 m bedragen;
  8. een hoofdgebouw mag uitsluitend zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° mag bedragen.
3.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
    1. 50 m2, indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin minder bedraagt dan 500 m2;
    2. 60 m2, indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin meer bedraagt dan 500 m2 en minder bedraagt dan 1.000 m2;
    3. 70 m2, indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin meer bedraagt dan 1.000 m2 en minder bedraagt dan 1.500 m2;
    4. 80 m2, indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin meer bedraagt dan 1.500 m2 en minder bedraagt dan 2.000 m2;
    5. 90 m2, indien de oppervlakte van een bouwperceel en tuin meer bedraagt dan 2.000 m;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  3. overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  4. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen;
  5. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste 6 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een overkapping mag ten hoogste 3 m bedragen;
  7. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient ten minste 1 m te bedragen;
  8. in afwijking van het bepaalde in sub g mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd, indien de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd, minder bedraagt dan 50 m2.
3.2.4. Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1 m mag bedragen;
  2. de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
3.3. Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van:

  1. het bepaalde in lid 3.2.2 sub b en toestaan dat de voorgevel van een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens wordt gebouwd, mits:
    1. rekening wordt gehouden met de oppervlakte, de ligging en de afmetingen van de hoofdgebouwen op de aangrenzende bouwpercelen;

  1. het bepaalde in lid 3.2.2 sub h en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;

  1. het bepaalde in lid 3.2.4 sub b en toestaan dat antennemasten mogen worden gebouwd tot een hoogte van 8 m.
3.4. Gebruiksvoorschriften
3.4.1. Verbodsbepaling

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

3.4.2. Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.4.1, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zodanig dat:
    1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige bebouwing, bouwvergunningsvrije bouwwerken daaronder niet begrepen;
    2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 45 m2;
    3. de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis niet worden uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    4. de woonsituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden onevenredig worden aangetast;
    5. er onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
    6. het milieuvergunnings- of meldingsplichtige inrichtingen betreft;
    7. de reclame-uitingen niet voldoen aan de betreffende bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening.
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  6. gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  7. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  8. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  9. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.
3.5. Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften
3.5.1. Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 3.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.6. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 3.4.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.