Plan:
Musselkanaal
Status:
onherroepelijk
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn:
NL.IMRO.00370000BP0602-
Artikel 24. Kwekerijbedrijven
Inhoudsopgave
24.1. Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor Kwekerijbedrijven aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen voor:
    1. kwekerijbedrijven, al dan niet in combinatie met detailhandel in planten, struiken, bomen en andere benodigdheden;
    2. bedrijfswoningen, voorzover het bestaande bedrijfswoningen betreft;
  2. het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. parkeervoorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water;
  5. speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder silo's.
24.2. Bouwvoorschriften
24.2.1. Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 24.1 sub a onder 1 genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één kwekerijbedrijf worden gebouwd;
  3. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het op de kaart in het bouwvlak aangegeven percentage bedragen;
  4. de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste de op de kaart in het bouwvlak aangegeven goothoogte bedragen;
  5. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de op de kaart in het bouwvlak aangegeven bouwhoogte bedragen.
24.2.2. Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  1. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het aantal bedrijfswoningen mag ten hoogste het bestaande aantal bedragen;
  3. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 150 m2 bedragen;
  4. de goothoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 4 m bedragen;
  5. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 11 m bedragen;
  6. de dakhelling van een bedrijfswoning mag ten hoogste 60° bedragen.
24.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen;
  2. erf- en terreinafscheidingen mogen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan uitsluitend transparant zijn;
  3. de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder silo's, mag ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten ten hoogste 6 m mag bedragen.
24.3. Gebruiksvoorschriften
24.3.1. Verbodsbepaling

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

24.3.2. Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 24.3.1, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor agrarische bedrijfsvoering;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij het betreft detailhandel in planten, struiken, bomen en andere benodigdheden
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  4. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan:
    1. voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
    2. voor de uitvoering van een krachtens de bestemming toegelaten bedrijf(sactiviteit);
  6. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan voor de uitvoering van een krachtens de bestemming toegelaten bedrijf(sactiviteit);
  7. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.
24.4. Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften
24.4.1. Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 24.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

24.5. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 24.3.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.