Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Landelijk Gebied, Ter Maars 2 Onstwedde
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0037.WZ2107-vs01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het wijzigingsplan Landelijk Gebied, Ter Maars 2 Onstwedde, met identificatienummer NL.IMRO.0037.WZ2107-vs01 van de gemeente Stadskanaal;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 bestemmingsplan Landelijk Gebied
het bestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Stadskanaal, met de bijbehorende voorschriften en plankaart, zoals dat is vastgesteld op 23 maart 2009 en voor zover hieraan goedkeuring is verleend door Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen;
 
1.4 verbeelding:
de verbeelding van het wijzigingsplan Landelijk gebied, Ter Maars 2 Onstwedde met identificatienummer NL.IMRO.0037.WZ2107-vs01
 
Voor het overige blijven de begrippen behorende bij het bestemmingsplan Landelijk Gebied onverkort van toepassing.
Artikel 2 Wijze van meten
 
De wijze van meten behorende bij het bestemmingsplan Landelijk Gebied blijft onverkort van toepassing.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
 
De voorschriften van de bestemming "Agrarisch" van het bestemmingsplan Landelijk Gebied zijn van toepassing op dit bestemmingsplan voorzover de gronden zijn bestemd als "Agrarisch" .
Artikel 4 Wonen – karakteristiek
 
4.1. Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met daaraan ondergeschikte beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  3. het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
met daaraan ondergeschikt:
  1. tuinen en erven;
  2. verhardingen;
  3. water;
  4. groenvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2. Bouwvoorschriften
  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
    2. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
    3. de goothoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 4,5 m bedragen, dan wel de goothoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze meer bedraagt;
    4. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 9 m bedragen, dan wel de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze meer bedraagt;
    5. een hoofdgebouw mag uitsluitend zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30 graden en ten hoogste 60 graden mag bedragen;
    6. de oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw waarin de woning is ondergebracht bedraagt maximaal 200 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;
    7. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen;
    8. Voorzover op de plankaart voorzien van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een karakteristiek gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen, tenzij een omgevingsvergunning is verleend met inachtneming van de in artikel 4.7 genoemde voorwaarden.
  2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
    1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
      1. 50 m², voor bouwpercelen tot 500 m²;
      2. 70 m², voor bouwpercelen van 500 m² tot 1.000 m²;
      3. 80 m², voor bouwpercelen van 1.000 m² tot 1.500 m²;
      4. 90 m², voor bouwpercelen van 1.500 m² tot 2.000 m²;
      5. 100 m2 voor bouwpercelen groter dan 2.000 m2;
    2. per bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf worden bebouwd;
    3. de goothoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping mag ten hoogste 3 m bedragen;
    4. de bouwhoogte van een bijgebouw mag ten hoogste 6 m bedragen;
    5. de afstand van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, met dien verstande dat deze ten minste 2 m bedraagt van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met een groter oppervlak dan 50 m² ;
    6. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of in het verlengde daarvan te worden gebouwd.
  3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
    1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m mag bedragen;
    2. de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
    3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
4.3. Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  1. het landschapsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan:
  1. de afstand tussen de gebouwen. Hierdoor kan worden voorkomen dat het op geconcentreerd bouwen gerichte streven wordt aangetast;
  2. de afstand tot de weg;
  3. de plaats van andere bouwwerken;
  4. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van gebouwen.
4.4 Specifieke gebruiksvoorschriften
 
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
  • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zodanig dat:
    1. de bedrijfsvloeroppervlakte in de woning meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige woning, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte in alle gebouwen niet meer bedraagt dan 90 m²;
    2. de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis niet worden uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    3. de woonsituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden onevenredig worden aangetast;
    4. er onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
    5. het milieuvergunnings- of meldingsplichtige inrichtingen betreft;
    6. de reclame-uitingen niet voldoen aan de betreffende bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening.
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij het detailhandel bij beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan, die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit, of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  • het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen; het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • het gebruik van de gronden voor reclamedoeleinden;
  • het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

4.6. Wijzigingsbevoegdheid
 
  1. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen wijzigen ten behoeve het houden van een kleinschalig kampeerterrein op erven bij woningen, met dien verstande dat:
    1. het realiseren van een kampeerterrein uitsluitend is toegestaan op het erf van een als zodanig bestemde woning;
    2. de grootte van het betreffende erf circa 1 ha bedraagt;
    3. een landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd;
    4. er voor ten hoogste 25 m² mag worden bijgebouwd voor voorzieningen ten behoeve van het kampeerterrein;
    5. ten hoogste 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd;
    6. de afstand van een kampeerplaats tot het hoofdgebouw van het direct aangrenzende erf minimaal 50 m bedraagt;
    7. uitsluitend in de periode van 15 maart tot 1 november kampeermiddelen zijn toegestaan;
    8. het kampeerterrein door opgaande beplanting wordt omzoomd;
    9. de wijziging niet wordt vastgesteld indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de directe omgeving aanwezige functies, als omschreven in lid 4.1.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen om een grotere oppervlakte dan het op de plankaart aangegeven erf in te richten als tuin, mits dit landschappelijk geen problemen oplevert.
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van karakteristieke gebouwen en bouwwerken.
  1. Voor zover op de plankaart voorzien van de aanduiding "karakteristiek", is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (onderdelen van) een gebouw of bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.
  2. Een omgevingsvergunning voor het slopen van (onderdelen van) de op de plankaart aangeduide karakteristieke gebouwen wordt slechts verleend indien:
    1. sprake is van een algemeen belang waarvoor (het onderdeel van) het karakteristieke gebouw of ander bouwwerk moet wijken;
    2. het onderdelen van een gebouw of ander bouwwerk betreffen die op zichzelf beschouwd niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze onderdelen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
    3. het onderdelen van een gebouw of ander bouwwerk betreffen die wel als karakteristiek zijn aan te merken, maar deze delen worden vervangen door gelijkwaardige karakteristieke delen, of
    4. een deskundige heeft beoordeeld dat zinvol (her)gebruik van het gebouw of het andere bouwwerk of een onderdeel daarvan overeenkomstig de geldende bestemming of een andere uit het oogpunt van een goede fysieke leefomgeving passende bestemming objectief gezien niet mogelijk is al dan niet na het treffen van voorzieningen aan het gebouw, en het belang van de vergunningaanvrager bij de sloop van het gebouw in redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij het behoud ervan. De deskundige neemt daarbij de bouwkundige en gebruikstechnische aspecten in beschouwing. De aanvrager dient daartoe een rapport van een onafhankelijke deskundige te overleggen dat ingaat op:
      1. De bouwkundige en gebruikstechnische staat van het gebouw;
      2. De mate waarin het gebouw geschikt is of door het treffen van voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor zinvol (her)gebruik Overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, passende bestemming;
  3. Het overleggen van een deskundigenrapport, als bedoeld in lid b sub 4, is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders uit andere beschikbare informatie afdoende blijkt dat er sprake is van het feit dat het gebouw bouwkundig en gebruikstechnisch geschikt is of door het treffen van voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor zinvol (her)gebruik;
  4. Als burgemeester en wethouders het voornemen hebben om een vergunning te verlenen, wordt een deskundige op het gebied van stedenbouw, architectuur, landschap en cultuurhistorie om een schriftelijk advies gevraagd;
  5. In het geval dat sloop van volledige gebouwen of andere bouwwerken op grond van het gestelde in lid b mogelijk is, dient de aanvraag om sloopvergunning tevens te worden voorzien van:
    1. een plan voor de herinrichting van de locatie ten behoeve van het behoud van de ruimtelijke kwaliteit dat tot stand is gekomen middels de maatwerkmethode, en;
    2. een schriftelijke verklaring en planning van de uitvoering waarmee de uitvoering van de sloop en herinrichting van de locatie is vastgelegd.
  6. Onder voorzieningen als bedoeld in deze regeling wordt verstaan:
    1. bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een gebouw die strekt tot verbetering van de gebruiksfunctie, waaronder begrepen de daarbij noodzakelijke opheffing van gebreken aan de constructieve veiligheid.
  7. Onder ‘deskundige’ als bedoeld in deze regeling wordt verstaan:
    1. de gemeentelijke monumentencommissie,
    2. een onafhankelijke deskundige op het gebied van cultuurhistorie, of
    3. een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van cultuurhistorie die voldoet aan de kwaliteitscriteria uit de gemeentelijke Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht.
3 Algemene regels
 
De algemene regels behorende bij het plan zoals genoemd in 1.3 blijven onverkort van toepassing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
 
Het overgangsrecht van het plan zoals genoemd in 1.3 blijft onverkort van toepassing.
Artikel 6 Slotregel
 
De regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Landelijk Gebied, Ter Maars 2
Onstwedde.