direct naar inhoud van 4.7 Ecologie
Plan: Kerklaan 19
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.PB0905-vs01

4.7 Ecologie

Voor het bestemmingsplan is het noodzakelijk te kijken naar het al dan niet voorkomen van eventuele effecten op de Ecologische Hoofdstructuur en gebieden die zijn beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998.

Tevens dient er een inschatting te worden gemaakt van het voorkomen van door de Flora- en faunawet beschermde soorten, de eventuele overtreding van de verbodsbepalingen en de mogelijkheid daar ontheffing voor te verkrijgen.

Gebiedsbescherming
Het projectgebied valt niet binnen de begrenzing van een Natura 2000-gebied en de Ecologische Hoofdstructuur. Het ligt op circa 6 km van het Natura 2000-gebied Lieftinghsbroek. Deze ligt derhalve op een zo grote afstand dat de ontwikkelingen in het projectgebied geen invloed hebben op dit gebied. Toetsing van de activiteit aan de Natuurbeschermingswet is dus niet noodzakelijk.

De Natura 2000-gebieden maken allemaal onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De gronden ten oosten van de Luringstraat maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De afstand tot het projectgebied bedraagt circa 600 m. Gelet op de aard van het projectplan en de afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur wordt niet wacht dat negatieve effecten op beschermde gebieden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur zullen optreden.

Soortenbescherming
Voor de Flora- en faunawet zijn met name vaste voortplantings- en verblijfplaatsen van belang. Voor vogels geldt de noodzaak de broedtijd te ontzien.

Gelet op het feit dat het gehele projectgebied reeds in gebruik is als woonhuis met tuin zal het bouwplan niet leiden tot het verdwijnen van leefgebied en verblijfplaatsen van beschermde soorten. Er worden geen oude bomen gekapt.De bestaande woning is enkelsteens en niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen.

Mochten er soorten voorkomen in het projectgebied, dan betreft het naar verwachting allemaal algemene diersoorten waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Daarom geldt voor deze soorten een vrijstelling; er hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd.