direct naar inhoud van Ruimtelijke Onderbouwing
Plan: Landelijk gebied, Streekweg 13
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.OV1406-vs01

Ruimtelijke Onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Streekweg 13 heeft de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie'. Het terrein rond de aanwezige woonboerderij is ingericht als camping. In de woonboerderij is een zorgfunctie aanwezig. Nu duidelijk is dat deze zorgfunctie gedurende langere periode zal worden uitgevoerd en een bedrijfsmatig karakter heeft, is het gewenst deze functie te bestemmen. Het zorgbedrijf is in het vigerend bestemmingsplan niet toegestaan. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing maakt deel uit van de omgevingsvergunning teneinde af te wijken van het bestemmingsplan, waarmee het zorgbedrijf wordt toegestaan.

De zorginstelling betreft een woonplek voor 5 kinderen met een matige tot ernstige verstandelijke beperking. Daarnaast worden activiteiten voor dagbesteding mogelijk gemaakt. De faciliteiten bestaan uit een pand waarin 5 kinderen een eigen slaapkamer hebben met gemeenschappelijke woonruimte, keuken, snoezelkamer en speelkamer. Tevens is er op het perceel een grote (speel-)tuin en kleine kinderboerderij aanwezig.

De huidige verblijfsrecreatieve bestemming blijft ook gehandhaafd. Het is de wens om de verblijfsrecreatie te richten op een zorgvragende doelgroep. Dit is reeds toegestaan binnen het huidige bestemmingsplan en hiervoor hoeft dan ook geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

1.2 Projectgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1406-vs01_0002.png"

luchtfoto

Het plangebied is de Streekweg 13 ten noordoosten van Onstwedde. Dit gebied maakt deel uit van de streek Westerwolde. Het plangebied heeft betrekking op de percelen R1193, R1195 en R1196. De wijziging van de functie heeft uitsluitend betrekking op de aanwezige bebouwing.

1.3 Huidig bestemmingsplan

In het huidige bestemmingsplan 'Landelijk gebied', heeft het perceel de bestemming 'Recreatie- Verblijfsrecreatie'. Binnen deze bestemming is het gebruik van het perceel ten behoeve van recreatiewoningen en kampeerplaatsen mogelijk. De aanwezige bebouwing betreft een bedrijfswoning. Binnen deze woning is bewoning in de vorm van één huishouden mogelijk. Het gedurende langere periode verblijven van kinderen, als onderdeel van het huishouden, is hiermee toegestaan. Het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van zorg, dagbesteding en kortdurende verblijven/ logies is hierbinnen niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1406-vs01_0003.png"

Uitsnede bestemmingsplan

1.4 Bevoegdheid

In principe beslissen burgemeester en wethouders op een aanvraag om omgevingsvergunning. Inhoudelijk zijn soms andere bestuursorganen mede verantwoordelijk voor de te verlenen omgevingsvergunning. Daarvoor is in artikel 2.27 van de Wabo een “verklaring van geen bedenking” (vvgb) opgenomen. Zonder een vvgb kan de omgevingsvergunning niet worden verleend. Bij het met ruimtelijke onderbouwing afwijken van het bestemmingsplan is een vvgb van de gemeenteraad nodig. In zijn vergadering van 18 oktober 2010 heeft de gemeenteraad van Stadskanaal echter besloten om alle activiteiten waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 aan te wijzen als categorie waarvoor geen verklaring van geen bedenking is vereist. Dit betekent dat burgemeester en wethouders zonder raadpleging van de gemeenteraad de omgevingsvergunning kunnen verlenen, mits daar op andere gronden geen bezwaren tegen zijn.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Provinciaal beleid

2.1.1 Provinciaal omgevingsplan

In het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 (POP) worden de hoofdlijnen van het provinciaal omgevingsbeleid voor de lange termijn aangegeven. Daarnaast wordt per thema het beleid voor de periode 2009 - 2013 meer concreet aangegeven. Hoofddoelstelling in het POP is het behoud, herstel en ontwikkeling van de gewenste kwaliteit van het buitengebied. In het POP wordt aangegeven dat voorzieningen voor kwetsbare groepen onder druk staan maar wel noodzakelijk zijn. In het beleid wordt ingegaan op nieuwe woningbouwlocaties voor deze groepen.

In dit plan is geen sprake van de inrichting van nieuwe woningbouwlocaties. Wel wordt hier een nieuwe voorziening voor een kwetsbare groep gerealiseerd. Hiermee is het plan in overeenstemming met de doelstellingen uit het omgevingsplan.

2.1.2 Provinciale omgevingsverordening

De provinciale omgevingsverordening 2009 bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. De omgevingsverordening is in haar oorspronkelijke vorm vastgesteld door Provinciale Staten op 17 juni 2009 en is vervolgens enkele malen (gedeeltelijk) gewijzigd. De nu geldende versie is de versie van d.d. 20 maart 2013.

In de provinciale omgevingsverordening zijn regels opgenomen die beogen te voorkomen dat het buitengebied wordt gebruikt voor functies die niet in het buitengebied thuishoren. Daarmee wordt verdere verstening en versnippering van het buitengebied tegengegaan. Wat betreft hergebruik van bestaande vrijkomende gebouwen wordt zijn in artikel 4.27 lid 3 voorwaarden opgenomen die gemeenten moeten stellen aan functiewijzigingen.

De op deze omgevingsvergunning van toepassing zijnde bepalingen uit dit artikel is:

In afwijking van het eerste lid stelt het bestemmingsplan regels aan het gebruik van voormalige bedrijfsgebouwen en het daarbij behorende erf die ertoe strekken dat:

De bedrijvigheid wordt beperkt tot de milieucategorieën 1 en 2, alsmede behorend tot categorie 3 voor zover naar aard en invloed op de omgeving met categorieën 1 en 2 gelijk te stellen bedrijvigheid, van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering, waarbij detailhandel wordt beperkt tot het aanbieden en verkopen van ambachtelijke, agrarische of aan de agrarische sector gelieerde producten op een vloeroppervlakte van maximaal 60 m2;

De gewenste zorgfunctie betreft bedrijvigheid in de milieucategorie 1 en 2. Het gebouw is in de huidige situatie reeds als bedrijfsbebouwing bestemd, zijnde recreatie. Het betreft hiermee een functiewijziging van het bestaande bedrijfsmatige gebruik (recreatie) naar een ander bedrijfsmatig gebruik (zorg). Het plan is hiermee niet strijdig met de verordening.

2.2 Gemeentelijk beleid

Ten aanzien van functiewijzigingen van bedrijfsbebouwing in het buitengebied heeft de gemeente geen specifiek beleid geformuleerd, anders dan het beleid zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Het provinciale beleid is hierin leidend voor afwijkingen van het bestemmingsplan.

2.3 Conclusie

De aanvraag past niet binnen het geldende bestemming, maar voldoet wel aan de provinciale en gemeentelijke voorwaarde om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

Aangezien het plan uitsluitend een wijziging van het gebruik betreft zijn de aspecten ecologie en archeologie en cultuurhistorie buiten beschouwing gelaten. De ontwikkeling, toestaan van een zorgfunctie, heeft geen effecten op deze aspecten en hoeven hier niet aan getoetst te worden.

3.1 Fysieke veiligheid

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het van belang te kijken naar gevaar leverende functies in of in de nabijheid van het plangebied. Ook is het van belang om te kijken naar bestrijdbaarheid van een eventuele brand en naar de zelfredzaamheid van de bewoners tijdens een eventuele brand. In deze paragraaf wordt op deze aspecten ingegaan.

3.1.1 Externe veiligheid

Op grond van de AMvB Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is gekeken naar zogenaamde risicovolle inrichtingen. Daarnaast wordt gekeken naar het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid Betv) en hoofdgasleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Doel hiervan is om zowel individuele personen als groepen mensen een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Ten aanzien van de risicobronnen (inrichtingen, transport, buisleidingen) worden risico's beoordeeld op het aspect plaatsgebonden risico (voor individuen) en het groepsrisico (voor groepen mensen).

Naast woningen behoren ook gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten tot de categorie kwetsbare objecten. In dit geval wordt een kwetsbaar object.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1406-vs01_0004.png" Uitsnede risicokaart

Uit de risicokaart blijkt dat in een straal van 500 meter rondom het perceel geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen of transportroutes gelegen zijn. Een nadere onderbouwing van het persoonlijk risico en groepsrisico is derhalve niet noodzakelijk.

3.1.2 Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Het pand is door de Omgevingsdienst Groningen bezocht in het kader van handhaving. Hierbij is nadrukkelijk gecontroleerd dat het pand voldoet aan de brandveiligheidseisen.Op 11 juni 2014 is een eindcontrole uitgevoerd, op basis hiervan is geconcludeerd dat het pand geschikt is voor 24-uurs zorg voor maximaal 5 kinderen. Wat betreft dagbesteding is het pand geschikt voor meer dan 5 personen.

De veiligheidsregio Groningen is tijdens een vooroverleg gevraagd advies te geven over de bestrijdbaarheid van een eventuele brand. Zij adviseren een brandkraan of geboorde put aan te leggen zodat voldoende water beschikbaar is voor brandbestrijding. Dit advies is overgenomen in de ontwerp-beschikking van de omgevingsvergunning.

3.2 Milieu

3.2.1 Bodem

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen bij ruimtelijke plannen en projecten in het kader van de Wet bodembescherming te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Het aanvraagde gewijzigde gebruik is een niet bodembelastende activiteit. Binnen het pand mocht reeds gewoond worden en er hebben geen verdachte activiteiten plaatsgevonden. De bebouwing wordt ten slotte niet uitgebreid of aangepast. Een bodemonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

3.2.2 Geluid

De Wet Geluidhinder merkt woningen aan als geluidgevoelige objecten. In het kader van de Wet Geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met ui] tzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30km/uur geldt. Indien geluidgevoelige objecten binnen een geluidzone worden geprojecteerd, dient akoestisch onderzoek te worden ingesteld.

Buiten de bebouwde kom, alwaar het plangebied is gelegen, bedraagt de zonebreedte voor één- en tweestrookswegen die, gerekend vanuit de as van de weg, aan weerszijden van de weg in acht moet worden genomen 200m.

De Streekweg 13 ligt binnen de zone van de weg. Het gebouw is in de huidige situatie reeds een gevoelig object. In de nieuwe situatie blijft dit ongewijzigd. Nadere toetsing aan de Wet Geluidhinder is derhalve niet noodzakelijk.

3.2.3 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
  • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit is in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan “niet in betekenende mate” bijdraagt aan luchtverontreiniging. Door het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer in te vullen, wordt een worstcase scenario berekend.

Uit de ingevulde rekentool blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.OV1406-vs01_0005.png"

Rekentool 'Niet In Betekenende Mate'

3.2.4 Bedrijven en milieuzonering

Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijke ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving. In ruimtelijke plannen wordt de situering van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van elkaar (milieuzonering) geregeld. In de toelichting bij een ruimtelijke onderbouwing dient aangegeven te worden op welke wijze aan dat beleid gestalte wordt gegeven.

De VNG-brochure "bedrijven en milieuzonering" (2009) is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Hierin staan de richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op geur, stof, geluid en gevaar. Wordt aan de richtwaarden van deze brochure voldaan, dus liggen de bedrijven voldoende ver van het betreffende perceel, dan kan worden aangenomen dat de bedrijven niet worden beperkt in hun mogelijkheden door de voorgenomen realisatie van een woning.

De nieuwe functie, dagopvang en tijdelijke verblijf van kinderen met een handicap is vergelijkbaar met de in de VNG-lijst opgenomen categorie 'kinderopvang'. Kinderopvang betreft een categorie 2 bedrijf. De grootste richtafstand is 30 meter voor het aspect geluid.

De afstand tussen de Streekweg 13 en de naastgelegen woning aan de Streekweg 12 is circa 40 meter. De percelen grenzen direct aan elkaar. Wij achten het aannemelijk dat er sprake zal blijven van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de Streekweg 12, op basis van de volgende overwegingen:

  • a. de opvang vindt in hoofdzaak inpandig plaats;
  • b. binnen de huidige bestemming t.b.v. dagrecreatie is het buitenspelen van groepen kinderen reeds mogelijk;
  • c. het aantal kinderen dat op de locatie verblijft beperkt is (<15);

Het aspect bedrijven en milieuzonering levert derhalve geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.3 Verkeer

De huisvesting en dagbesteding van de cliënten zal bijdragen aan een toename van de verkeersbewegingen. Uitgegaan wordt van een 'worst-case' situatie van 10 extra verkeersbewegingen per dag, gebaseerd op het halen en brengen van de kinderen. De wegconstructie is hiervoor toereikend. Tevens zal de beperkte toename van verkeersbewegingen niet leiden tot een overschrijding van wegverkeerslawaainormen. Op het erf is voldoende parkeerruimte beschikbaar voor de bezoekers en cliënten.

3.4 Water

Nederland is groot geworden door het leven met en de strijd tegen het water. De afgelopen decennia is echter veel ruimte aan het water onttrokken voor woningbouw en bedrijven. Om bij de ruimtelijke planvorming het belang van water goed te borgen en te anticiperen op klimaatverandering is door de overheid de watertoets ontwikkeld. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het plan omhelst uitsluitend een functiewijziging naar zorg en geen wijziging van bebouwingsmogelijkheden en verhard oppervlak. Deze wijziging heeft geen effect op de waterhuishouding. Derhalve is er geen watertoets uitgevoerd.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat in casu om een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het plan worden door de initiatiefnemers gedragen. Nu de kosten anderszins zijn verzekerd acht de gemeente het plan economisch uitvoerbaar.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.2.1 Overleg

In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is in artikel 6.1.8. opgenomen dat gemeente overleg moeten voeren met het waterschap, provincie en rijk. De gemeente Stadskanaal pleegt daarnaast indien daartoe aanleiding is ook nog overleg met andere overlegpartners. In voorliggend geval is het plan voor vooroverleg verstuurd naar de Provincie Groningen en de Veiligheidsregio Groningen.

Provincie Groningen

De Provincie heeft aangegeven geen aanleiding te hebben om opmerkingen te maken.

Veiligheidsregio Groningen

De Veiligheidsregio Groningen heeft op basis van het vooroverleg geadviseerd om een extra bluswatervoorziening op de projectlocatie te realiseren en paragraaf 3.1.2 aan te passen. Deze adviezen zijn beide overgenomen.

4.2.2 Zienswijzen

Er zijn zienswijzen ingediend.