direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stadskanaal Kern, Acaciahage
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.BP1506-vs01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aan de Acaciahage in Stadskanaal liggen twee basisscholen, CBS De Ark en OBS Hagenhofschool. Beide panden zijn verouderd en het plan bestaat om de twee scholen te vervangen door een multifunctionele accommodatie (MFA). Naast de leerlingen van de huidige twee scholen komen ook leerlingen van CBS Gabriel Dam naar de nieuwe school. Daarnaast zal ook een peuterspeelzaal onderdak vinden in de nieuwe gebouw. De nieuwe MFA moet ruimte bieden aan maximaal 360 leerlingen en 32 peuters, de huidige scholen hebben een capaciteit van 440 leerlingen. Het aantal leerlingen zal in de nieuwe situatie dus minder bedragen dan op dit moment mogelijk is.

Vanuit de schoolbesturen is de wens geformuleerd om in twee lagen te bouwen. Dit zorgt voor een compact ontwerp waarbij de interne scheiding van de openbare en christelijke basisschool eenvoudig gerealiseerd kan worden. Een andere belangrijke reden is dat het bouwen in twee lagen (eventueel met een kap) gunstig is voor het energieverbruik van het gebouw.

In het vigerende bestemmingsplan 'Correctieve en Partiele Herziening Stadskanaal Kern' heeft het plangebied de bestemming Maatschappelijke Doeleinden. Op de plankaart is aangegeven dat een maximum goot- en bouwhoogte van 5 meter geldt op deze locatie. Door deze regel kan niet in twee bouwlagen worden voorzien.

Dit bestemmingsplan heeft als doel om het bouwen in twee bouwlagen mogelijk te maken. De maatschappelijke bestemming verandert niet. Door HKB Stedenbouwkundigen is een voorstudie gedaan over de toekomstige invulling van het plangebied. In de afbeelding hieronder zijn de uitgangspunten weergegeven. Bouwen in twee lagen wordt niet overal toegestaan, zoals is aangegeven met de verschillende kleuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1506-vs01_0002.jpg"

De voorstudie van HKB Stedenbouwkundigen is gebruikt als basis voor de nieuwe plankaart. Deze is hieronder weergegeven.Het bouwvlak wordt in het nieuwe bestemmingsplan verkleind, de bebouwing wordt geconcentreerd op de westelijke helft van het plangebied, grofweg op de huidige locatie van basisschool de Ark. Op deze manier blijft de oostelijke helft van het plangebied beschikbaar voor de inrichting van het schoolterrein en een nieuwe fietsontsluiting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1506-vs01_0003.jpg"

In het bouwvlak gelden twee bouwaanduidingen, de grens is aangegeven met de stippellijn. Bouwen in twee lagen wordt mogelijk gemaakt in het grootste gedeelte van het bouwvlak, hier wordt de maximum goot- en bouwhoogte respectievelijk 8 en 12 meter. In het kleinere gedeelte van 5 meter breed worden de regels niet aangepast ten opzichte van de huidige situatie. In deze strook kan alleen worden gebouwd in één bouwlaag, met een goot- en bouwhoogte van 5 meter.

Hoofdstuk 2 De huidige situatie

Op onderstaande luchtfoto is de situering van de twee scholen te zien, de Ark (links) en de Hagenhofschool (rechts). Het plangebied ligt midden in een woonwijk en grenst aan drie zijden aan woningen. Aan de noordkant ligt een groenstrook met een waterelement.Het plangebied is goed bereikbaar voor fietsers en voetgangers. Via de Acaciahage is het terrein voor automobilisten bereikbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1506-vs01_0004.jpg"

Hieronder is een uitsnede van het bestemmingsplan 'Correctieve en Partiele Herziening Stadskanaal Kern' te zien. Dit bestemmingsplan is op 10 maart 2008 vastgesteld door de gemeenteraad. In het bruin is het plangebied te zien met de bestemming Maatschappelijke Doeleinden. In de directe omgeving zijn alleen woningen bestemd (in het geel), met veel openbaar groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1506-vs01_0005.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Op grond van art. 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Artikel 1.1.1 Bro definieert “stedelijke ontwikkeling” als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Het voorliggende plane voorziet ook in een stedelijke ontwikkeling.

Overheden dienen op grond van artikel 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.

  • 1. Voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  • 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. In het plangebied zijn twee bestaande scholen aanwezig. Deze scholen voorzien in de onderwijsbehoefte voor basisschoolleerlingen. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de twee scholen, samen met een peuterspeelzaal, in één gebouw onder te brengen. Er is in de toekomst behoefte aan een school op deze locatie. Het plan maakt de ontwikkeling van een nieuwe school mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied. De bestemming blijft hetzelfde als in de bestaande situatie. De bouwmogelijkheden worden verruimd voor wat betreft de hoogte van de MFA, zodat in twee lagen gebouwd kan worden. De mogelijkheden voor het bebouwde oppervlakte neemt daarentegen af, omdat het bouwvlak verkleind wordt. Dit is in lijn met de in trede 2 genoemde stap, trede 3 hoeft niet onderzocht te worden.

Geconcludeerd kan worden dat in onderhavige situatie sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Groningen

In het Provinciaal Omgevingsplan (POP) worden de hoofdlijnen van het provinciaal omgevingsbeleid op de lange termijn aangegeven. Daarnaast wordt per thema het beleid voor de periode 2009-2013 meer concreet aangegeven.

Hoofddoelstelling in het POP voor stedelijk gebruik is het behoud, herstel en ontwikkeling van de gewenste kwaliteit van woongebieden en andere functies. Kernwoorden in het POP zijn voorts leefbaarheid en kwaliteit. Bij dat laatste gaat het met name om de kwaliteit van de bebouwing en de inrichting van het bebouwd gebied. Daartoe dient in de plannen rekening te worden gehouden met water, infrastructuur, natuurwaarden, bodem en cultuurhistorie.

Het POP streeft naar zuinig ruimtegebruik. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient optimaal gebruik gemaakt te worden van de beschikbare ruimte. In het voorliggende plan wordt binnen bestaand stedelijk gebied de bouw van een nieuwe school mogelijk gemaakt. De maatschappelijke bestemming verandert niet, het gaat om een kleine ingreep. Gesteld kan worden dat er sprake is van zuinig ruimtegebruik.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

Tegelijkertijd met het POP heeft de provincie Groningen de Provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. In deze verordening zijn regels vastgelegd om het beleid van de provincie te waarborgen. De Omgevingsverordening is laatstelijk gewijzigd op 14 oktober 2014.

Voor bestemmingsplannen in het algemeen geldt artikel 4.5 Ruimtelijke kwaliteit. Dit artikel houdt in dat afhankelijk van en evenredig aan de aard,omvang en ruimtelijke gevolgen van de ingreep, inzicht dient te worden geboden in de gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit en eventuele maatregelen die worden genomen om deze kwaliteit te borgen. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.

3.3 Gemeentelijk beleid

In het plangebied zijn sinds 1976 twee scholen aanwezig geweest. De locatie aan de Acaciahage is daarmee sinds die tijd door de gemeente aangewezen voor maatschappelijke doeleinden. Dit is in 2008 ook weer vastgelegd in het bestemmingsplan 'Correctieve en Partiele Herziening Stadskanaal Kern'.

In het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs 2015-2018 is vastgelegd dat in de periode 2015-2020 een nieuw MFA moet worden gebouwd voor OBS Hagenhofschool, CBS De Ark en CBS Gabriel Dam. De gemeenteraad heeft op 7 september 2015 besloten dat deze nieuwbouw op de locatie van het plangebied moet worden gerealiseerd.

De voorgenomen ontwikkeling om een school met twee bouwlagen mogelijk te maken past daarmee binnen het beleid van de gemeente Stadskanaal.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

Middels de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet zijn natuurwaarden in Nederland beschermd.

4.1.1 Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur regelen de bescherming van natuurgebieden in Nederland.

Het plangebied is gelegen in een kern en maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied. De wijziging van de bestemmingsregeling voor de bouwhoogte van het hoofdgebouw zal geen effecten hebben op eventuele natuurwaarden gelegen rondom de kern. Hiermee hoeft er geen nadere toetsing plaats te vinden op basis van de Natuurbeschermingswet.

4.1.2 Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. De Flora- en Faunawet is gericht op de bescherming van specifieke dier- en plantensoorten Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen) die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Het plangebied ligt in stedelijk gebied en wordt actief gebruikt door twee scholen. De schoolgebouwen staan niet leeg, waardoor de kans dat er beschermde dieren aanwezig zijn verwaarloosbaar is. De aanwezige flora is geïnventariseerd, daarbij zijn geen beschermde soorten volgens de Flora- en faunawet aangetroffen. Wel zijn enkele bomen als waardevol aangewezen.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

Op grond van het Verdrag van Malta en de daaruit voortvloeiende Wet op de archeologische monumentenzorg, dient te worden gekeken naar de archeologische waarden in het plangebied. De gemeente Stadskanaal heeft in de Nota Archeologiebeleid (concept) het gemeentelijk archeologiebeleid beschreven.

Uit de (concept) archeologische beleidskaart blijkt dat in het plangebied sprake is van een lage verwachtingswaarde. In deze gebieden is voor ruimtelijke ontwikkelingen geen archeologisch onderzoek vereist.

4.2.2 Cultuurhistorie

In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

In het plangebied en in de directe omgeving zijn geen monumenten of andere cultuurhistorische waarden aanwezig. Het het plan heeft daarom geen invloed op cultuurhistorische waarden.

4.3 Water

Nederland is groot geworden door het leven met en de strijd tegen het water. De afgelopen decennia is echter veel ruimte aan het water onttrokken voor woningbouw en bedrijven. Om bij de ruimtelijke planvorming het belang van water goed te borgen en te anticiperen op klimaatverandering is door de overheid de watertoets ontwikkeld. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Voor dit plan is de digitale watertoets van het waterschap ingevuld. Uit de watertoets blijkt dat er geen waterschaps belang speelt ( zie Bijlage 1)

In het plangebied zal wat betreft waterhuishouding weinig veranderen. Het toegestane verharde oppervlakte, in de vorm van bebouwing neemt af. Dit bestemmingsplan voorziet in een toename van de maximum bouwhoogte. Dit vanuit de wens om een gebouw met twee bouwlagen te realiseren. Het bouwvlak wordt verkleind ten opzichte van de bestaande situatie, waardoor de toegestane bebouwde oppervlakte kleiner wordt.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Nieuwe functies kunnen van invloed zijn voor omringende woningen dan wel bedrijven. Er dient daarom beoordeeld te worden of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die gehinderd kunnen worden door onderhavig project of waarvan het project juist hinder ondervindt.

De (indicatieve) lijst "Bedrijven en Milieuzonering 2009", uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse gemeenten, geeft weer wat de richtafstanden zijn voor milieubelastende activiteiten. In deze publicatie worden de indicatieve richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Scholen voor basisonderwijs worden aangemerkt als een categorie 2 inrichting, met een richtafstand voor de factor geluid van 30 meter.

Uit het vigerende bestemmingsplan blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied uitsluitend woningen zijn bestemd. De afstand tussen de school, de bestemmingsgrens en bouwvlakgrens, wijzigt niet. De functie van de school blijft eveneens ongewijzigd. Als gevolg van de ontwikkeling is derhalve geen toename in milieubelasting op de omringende woningen te verwachten. De milieuzonering vormt hiermee geen belemmering voor het project.

4.5 Geluidhinder

De noodzaak tot uitvoering van een akoestisch onderzoek is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

Op de Acaciahage en in de omliggende woonwijk geldt een maximum snelheid van 30 km per uur. Er is hiermee geen sprake van een gezoneerde weg, zodat de geluidnormen, art. 74 lid 2 Wgh, niet gelden. Het plan hoeft hiermee niet getoetst te worden aan de Wet Geluidhinder.

4.6 Bodem

Artikel 9 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

In maart 2016 is aan LievenseCSO Milieu B.V. een opdracht verstrekt voor het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodemonderzoek op thet terrein aan de Acaciahage ( zie Bijlage 2). Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • tijdens de veldwerkzaamheden is in boring 7 een zwak slibhoudende laag (1,6 - 2,0 m - mv) aangetroffen;
  • uit de analyseresultaten komt naar voren dat in één mengmonster van de zintuigljk schone bovengrond een licht verhoogd gehalte aan koper en kwik is gemeten. In de overige (meng)monsters van de boven- en ondergrond zijn voor geen enkele van de onderzochte parameters gehalten boven de achtergrondwaarde gemeten;
  • in het grondwater is ter hoogte van peilbuis 7 een licht verhoogde concentratie barium (van nature verhoogd) gemeten. in het grondwater uit peilbuis 14 is voor geen enkele van de onderzochte parameters een overschrijding van de streefwaarde gemeten.

De conclusie van LievenseCSO is de volgende: "Uit het voorgaande blijkt dat de hypothese 'nietverdacht' voor het terrein formeel dient te worden verworpen. De gemeten overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarde zijn echter dermate gering (koper en kwik in de bovengrond) en bovendien mogelijk van natuurlijke oorsprong ( barium in het grondwater), dat zij vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaar vormen. Nader onderzoek is niet noodzakelijk."

4.7 Luchtkwaliteit

Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’) bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:

  • een ontwikkeling niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit;
  • ten gevolge van een ontwikkeling de concentraties van de betreffende stoffen verbeteren of ten minste gelijk blijven;
  • een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties van de betreffende stoffen in de buitenlucht;
  • een ontwikkeling past binnen een vastgesteld programma (zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Voorliggend initiatief betreft het realiseren van een MFA voor maximaal 360 leerlingen en 32 peuters aan de Acaciahage in Stadskanaal. De capaciteit van twee bestaande scholen in het plangebied is berekend op 440 leerlingen. De bestemming van het plangebied wijzigt ook niet, deze blijft maatschappelijk. De aanname is daarom dat ten opzichte van de bestaande bestemming het aantal voertuigbewegingen gelijk zal zijn. Deze aanname is ingevuld in de rekentool NIBM van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de conclusie is dat er geen nader onderzoek nodig is.

4.8 Energiebesparing en duurzaamheid

De gemeente en schoolbesturen hebben de doelstelling een energiezuinig en duurzaam gebouw te realiseren. Om deze doelstelling kracht bij te zetten heeft de gemeente bovenop de geldende VNG-normbedragen voor onderwijshuisvesting een extra budget van 10% beschikbaar gesteld voor duurzame en energiezuinige maatregelen.

Het ontwerpteam heeft de opdracht gekregen om een duurzaam en energiezuinig gebouw te ontwerpen binnen de financiële mogelijkheden van het project. Basis voor een duurzaam en energiezuinig gebouw is het vigerende bouwbesluit. In dit bouwbesluit is per 1 januari 2015 de energieprestatie coëfficiënt (EPC) verlaagd van 1,3 naar 0,7. Deze EPC kan alleen worden bereikt door een duurzaam en energiezuinig gebouw te ontwerpen.

Naast het bouwbesluit bestaat de doelstelling om een gebouw te realiseren dat voldoet aan Klasse B van het programma van Eisen voor Frisse Scholen. Klasse B gaat onder andere uit van een 25% lagere EPC dan voorgeschreven volgens het bouwbesluit. Tevens dient zoveel mogelijk gebruik gemaakt te worden van duurzame en onderhoudsarme materialen. Materialen die een beperkte belasting zijn voor het milieu en eenvoudig herbruikbaar zijn.

4.9 Externe veiligheid

4.9 Externe veiligheid

4.9.1 Brandveiligheid

Ten opzichte van de scholen die in het vigerende bestemmingsplan mogelijk waren gemaakt, wijzigt de situatie ten aanzien van het gebruik niet. Bij het ontwerp van het gebouw zal een melding of vergunning voor brandveilig gebruik moeten worden gedaan c.q. aangevraagd. De Veiligheidsregio Groningen heeft het bestemmingsplan tevens beoordeeld in het kader van de bestrijdbaarheid ( bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen). Uit de beoordeling blijkt dat de bestrijdbaarheid geen aanleiding geeft tot het treffen van maatregelen.

4.9.2 Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied van een risicobron om zichzelf in veiligheid te brengen indien een ramp of zwaar ongeval plaatsvindt.

Op de locatie Acaciahage zullen mensen met een verminderde zelfredzaamheid (kleine kinderen) aanwezig zijn. Deze personen zijn zich mogelijk niet bewust van de gevaren van de in de omgeving aanwezige risicobronnen, ook zullen zij in geval van een calamiteit wellicht niet weten hoe te handelen. Extra hulp, bijvoorbeeld in de vorm van personeel, training en scholing, om in die gevallen de juiste dingen te doen is noodzakelijk.

Het nieuwe gebouw zal meerdere ingangen krijgen die bij een calamiteit gebruikt kunnen worden. Het terrein biedt de mogelijk om meerdere kanten op te vluchten. Bij het ontwerp van de school zal rekening moeten worden gehouden met vluchtroutes.

4.9.3 Externe veiligheid

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het van belang te kijken naar functie die gevaar kunnen opleveren in of in de nabijheid van het plangebied. Hiervoor is gekeken naar de volgende geldende kaders:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
  • Provinciaal basisnet Groningen

Met behulp van www.risicokaart.nl is geïnventariseerd met welke risico's rekening moet worden gehouden voor het plangebied, hieronder is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.De twee groene driehoeken geven de huidige scholen weer, deze zijn aangemerkt als kwetsbaar object.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1506-vs01_0006.jpg"

In bovenstaande afbeelding is te zien dat op circa 180 meter van het plangebied een buisleiding van de Gasunie aanwezig is. Verder zijn er geen risicovolle inrichtingen in de omgeving. Vanwege de grote afstand van de buisleiding tot het plangebied en de aard van het plan (aanpassing bouwhoogte), zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging.

Het Provinciaal basisnet Groningen geeft de transportroutes aan voor gevaarlijke stoffen. Binnen een veiligheidszone van 30 meter van het PbG mogen geen objecten voor minder zelfredzame personen worden geplaatst.Het plangebied valt niet binnen een dergelijk veiligheidszone.

Omdat een nieuwe school een kwetsbaar object is, is de Veiligheidsregio Groningen gevraagd om advies te geven over dit bestemmingsplan. De volgende reactie is binngekomen:

"Uit beoordeling van het bestemmingsplan en verifiëring aan de Risicokaart blijkt, dat het plangebied buiten de invloedsgebieden ligt van risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen. Daarom is er geen sprake van externe veiligheidsrisico's en bestaat er geen verantwoordingsplicht van het groepsrisico".

Met het advies van de Veiligheidsregio Groningen kan geconcludeerd worden dat de gewenste ontwikkeling past binnen de wettelijke kaders voor externe veiligheid.

4.10 Verkeer

De nieuwe school is in de toekomst, evenals in de oude situatie, bereikbaar via de Acaciahage. De aanpassing van het bestemmingsplan leidt niet tot een groter bouwvlak, het aantal leerlingen neemt af ten opzichte van de bestaande mogelijkheden. Uitgangspunt voor de nieuwe school is dat deze maximaal 20 leslokalen krijgt. Het kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en vervoer CROW heeft normen opgesteld om het aantal parkeerplaatsen te berekenen voor verschillende type inrichtingen. In onderstaande tabel is de norm weergegeven per leslokaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1506-vs01_0007.jpg"

Het nieuwe gebouw bevat maximaal 20 leslokalen, waardoor er minimaal 10 en maximaal 20 parkeerplaatsen aanwezig zouden moeten zijn. In de bestaande situatie beschikken de scholen over 13 parkeerplaatsen aan de Acaciahage ( zie foto). Daarmee voldoet het plan aan de normen die gesteld zijn door het CROW. Er is voldoende ruimte om drie extra parkeerplaatsen toe te voegen. Dit wordt door de scholen als niet wenselijk beschouwd, autogebruik willen zij niet stimuleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1506-vs01_0008.jpg"

De parkeernormen zijn exclusief kiss en ride plekken, waar ouders kort de auto kunnen parkeren om de kinderen af te zetten. Aan de Eikenhage is op dit moment een 'kiss and ride' zone ingesteld om dit mogelijk te maken.

Naast dit bestemmingsplan wordt gewerkt aan het verbeteren van de de bereikbaarheid van het plangebied. In Bijlage 3 van de toelichting is een randvoorwaardenkaart opgenomen die is opgesteld door HKB Stedenbouwkundigen. Daarin zijn diverse zoekgebieden aangegeven voor extra kiss and ride zones te realiseren. Een andere grote ingreep is het aanleggen van een nieuwe fietsverbinding die het brengen en halen van kinderen op de fiets moet stimuleren.

Hoofdstuk 5 Juridisch bestuurlijke aspecten

In dit bestemmingsplan is zo veel mogelijk aangesloten op het geldende bestemmingsplan Correctieve en Partiele Herziening Stadskanaal Kern. De gehanteerde maatvoering is beperkt aangepast om de benodigde vrijheid te verkrijgen voor de stedenbouwkundige inpassing van de school.

De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond met topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

Uitgangspunt voor de regels is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Daarnaast is voor de regels ook aansluiting gezocht bij de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening.

De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat de begrippen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2); deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde aangegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. Deze artikelen hebben een vaste opbouw.

Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de antidubbeltelbepaling, de procedureregels en algemene ontheffingsregels.

Hoofdstuk 4 bevat tenslotte het overgangsrecht en de slotregel, met daarin de titel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het project wordt gefinancierd door de gemeente Stadskanaal. De gemeenteraad heeft met het besluit van 7 september 2015 een krediet afgegeven voor de realisatie van het gebouw en het treffen van verkeerskundige maatregelen. De ontwikkeling van de MFA vindt plaats op grond van de gemeente, de gemeente is straks ook eigenaar van de school. Het opstellen van een grondexploitatie is daarmee niet noodzakelijk.

De gemeente is verantwoordelijk voor de locatie en huisvesting van onderwijs. Het planschaderisico wordt gedragen door de gemeente Stadskanaal.

Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg

In deze paragraaf worden de resultaten van het overleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening uiteengezet.

Vooroverleg

Het Rijk

Het plan raakt geen belangen van het Rijk, daarom is afgezien van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Groningen

De provincie Groningen is op 29 januari 2016 op de hoogte gebracht van de voorgenomen ontwikkelingen door een concept-bestemmingsplan is ter vooroverleg op te sturen. De Provincie Groningen heeft aanbevelingen gedaan om hoofdstuk 4 Omgevingsacpecten op enkele punten aan te scherpen. Het ging hierbij om de paragrafen bodem, externe veiligheid en bedrijven en milieuzonering. Deze aanbevelingen zijn meegenomen in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan. Daarnaast heeft de provincie gevraagd een paragraaf energiebesparing en duurzaamheid toe te voegen, deze is nieuw toegevoegd in het ontwerp.

De aanbeveling om een specifieke aanduiding voor een school op te nemen voor het plangebied is niet overgenomen. De gemeente wil in het algemeen ruimer bestemmen en de regeldruk verlagen, een specifieke aanduiding past niet in het beleid.

Veiligheidsregio Groningen

De Veiligheidsregio heeft ook inhoudelijk gereageerd tijdens het vooroverleg. De conclusie was dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het plangebied. Het advies om de paragraaf externe veiligheid te verduidelijken is overgenomen en verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Waterschap Hunze en Aa's

Het waterschap Hunze en Aa's is officieel om een vooroverlegreactie gevraagd, in een reactie is aangegeven dat er geen belangen van het waterschap worden geraakt.

Informatieavonden bewoners

Tijdens de planvorming zijn een tweetal inloopavonden georganiseerd over de nieuwe plannen voor de MFA op de locatie Acaciahage. Voor beide gelegenheden zijn bewoners van de Hagenbuurt schriftelijk op de hoogte gebracht, daarnaast zijn via de wijkraden en schoolbesturen ouders uit de andere wijken ook geïnformeerd over de inloopbijeenkomsten.

De eerste avond op 14 december 2015 werd door ongeveer 80 inwoners bezocht. Opmerkingen die werden gemaakt gingen met name over de bereikbaarheid van het nieuwe gebouw en huidige parkeerproblemen. Er werden geen bezwaren kenbaar gemaakt tegen het voornemen om in twee bouwlagen te gaan bouwen.

De tweede inloopavond vond plaats op 8 maart 2016, hier kwamen ca. 45 bezoekers op af. Er werden deze avond geen bezwaren gehoord over de concept-plankaart en de voorgestelde goot- en bouwhoogte. De zorgen die wel werden geuit gingen over de voorgenomen nieuwe fietsroute en de parkeermogelijkheden.

Tijdens beide informatieavonden werden positieve geluiden gehoord over het voornemen om een nieuw gebouw te realiseren. Zoals hierboven is benoemd gingen de meeste zorgen over de verkeerssituatie rond de huidige scholen en de geplande MFA. De verkeersmaatregelen die genomen worden om de situatie te verbeteren maken geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Wel is voor de volledigheid een ontwerp voor de Verkeersafwikkeling opgenomen als bijlage, met daarop de geplande ingrepen.

Ontwerp

Van 25 maart t/m 5 mei 2016 heeft het ontwerpbestemmingsplan 'Stadskanaal Kern, Acaciahage' ter inzage gelegen. Direct omwonenden zijn door middel van een brief actief geïnformeerd over de mogelijkheid om te reageren op het ontwerp. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen over het ontwerpbestemmingsplan.

Bijlagen bij de toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.0037.BP1506-vs01_0001.jpg"
NL.IMRO.0037.BP1506-vs01
ontwerp: 25 maart 2016
vastgesteld: 11 juli 2016