Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Onstwedde, Alteveer en Mussel, Landlaan Jabbingelaan
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0037.BP1501-vs01

Toelichting

1 Inleidend hoofdstuk
  
1.1 Inleiding
 
Voorliggend bestemmingsplan is bedoeld om het juridisch kader te bieden voor het kunnen uitvoeren van een ruimtelijk initiatief. Tevens biedt voorliggend bestemmingsplan de onderbouwing waarom het gewenste ruimtelijk initiatief inpasbaar is op de door initiatiefnemer gewenste locatie. Het gewenste ruimtelijk initiatief omvat de bouw van een woonzorgcomplex waarbij permanent zorg wordt geboden aan de Landlaan te Onstwedde en de herbestemming van de Woldstee aan de Jabbingelaan naar een woonbestemming, eveneens te Onstwedde.
 
1.2 Aanleiding
 
Ter plaatse van de Landlaan 46-48 in de Groningse plaats Onstwedde was tot een aantal jaar geleden een basisschool en sportzaal gevestigd. Zowel de basisschool als ook de sportzaal hebben een nieuwe plek verkregen in de Multifunctionele accommodatie ‘De Bast’ in Onstwedde. De school en sportzaal zijn inmiddels gesloopt.
 
De initiatiefnemer heeft het plan opgevat om op deze locatie 24 woonwoonzorgeenheden te realiseren. Deze woonwoonzorgeenheden zijn voor mensen met een verstandelijke beperking. De bewoners van de te bouwen woonzorgvoorziening wonen ook nu reeds in Onstwedde, onder andere op de locatie Woldstee aan de Jabbingelaan 10 te Onstwedde. In totaal gaan 24 cliënten van De Zijlen die nu reeds in Onstwedde woonachtig zijn (en zorg krijgen) allemaal naar de nieuwe woonzorgvoorziening aan de Landlaan.
 
Gelijktijdig met dit bestemmingsplan om een woonzorgvoorziening te realiseren aan de Landlaan wordt in dit bestemmingsplan zorggedragen voor het herbestemmen van het pand aan de Jabbingelaan 10 tot maximaal twee woningen met de daarbij behorende mogelijkheden voor bij het wonen toegestane functies (zoals bed and breakfast, aan huis verbonden beroepen en bedrijven en kamerverhuur overeenkomstig andere bestemmingsplannen in de gemeente). Hieronder een weergave van de plangebieden vanuit de lucht en straatniveau, gevolgd door een mogelijke situatieschets van de nieuwe situatie.
 
 
 
 
Momenteel heeft De Zijlen dus een bestaande voorziening in Onstwedde aan de Jabbingelaan, te weten "De Woldstee". De Jabbingelaan ligt in het centrum van Onstwedde. Hier wonen mensen met een licht verstandelijke beperking. De Woldstee wordt als volgt beschreven door De Zijlen.
 
De Woldstee
"De Woldstee is een woonlocatie voor volwassenen met een licht tot matige verstandelijke beperking. Het gebouw staat midden in een woonwijk van Onstwedde en is sterk verouderd. Niet voor niets staat vervangende nieuwbouw hoog op de agenda. Het woonklimaat op De Woldstee is zoveel mogelijk genormaliseerd; er wordt uitgegaan van verantwoordelijkheid die deze volwassenen kunnen dragen, hoe klein soms ook. De begeleiding richt zich op het ontwikkelen en onderhouden van vaardigheden, het bieden van een overzichtelijke dagstructuur, en het ondersteunen bij het participeren in het dorp. Bewoners hebben allen een eigen zit/slaapkamer die ze zelf mogen inrichten. Daarnaast is er een gezamenlijke ruimte waar de bewoners graag gebruik van maken. Hier ontmoeten ze elkaar bij de koffie of gebruiken ze gezamenlijk de warme maaltijd.
Wie wil, kan er uiteraard voor kiezen om in z’n eigen appartement te eten. ’s Nachts is de nachtdienst aanwezig.  
 
Doel
Het doel van deze woonlocatie is het bieden van een woonplek aan volwassenen met een licht tot matige verstandelijke beperking. Er wordt begeleiding op maat geboden. De bewoners worden gestimuleerd in deelname aan de maatschappij. Overdag gaan de meeste bewoners naar hun werk of dagbesteding in Onstwedde, in de regio of daarbuiten. Enkele bewoners maken gebruik van de seniorenopvang van De Woldstee. In hun vrije tijd kunnen cliënten meedoen aan gezamenlijke activiteiten, zoals de muziekband, Bijbelclub of gymnastiek. Anderen sluiten zich aan bij een reguliere vereniging in de directe omgeving.
 
Doelgroep en aantallen
24 volwassen mensen met een licht/ matige verstandelijke beperking in de leeftijd van 22 tot 80 jaar. De gemiddelde leeftijd ligt rond de 50 jaar.
Naast de verstandelijke beperking kan er ook sprake zijn van bijkomende problematiek als; autisme, PDD-nos, schulden
 
In- en doorstroom
De bewoners komen binnen via diverse verwijzers; ouders, , MEE of via andere (VG)-instellingen. Uitstroom naar andere locatie is zeer beperkt. Doorstroom vindt plaats wanneer er een bewoner overlijdt.
 
Het is de bedoeling dat alle bewoners van De Woldstee gehuisvest gaan worden in het nieuw te realiseren woonzorgcomplex aan de Landlaan te Onstwedde. De doelgroep is volwassenen met een verstandelijke beperking. Deze krijgen zorg op maat aangeboden.
 
Zoals verwoord is de bestaande voorziening in Onstwedde verouderd. De locatie van de beoogde nieuwe locatie is gevonden aan de Landlaan ook in Onstwedde. Binnen Onstwedde zijn meerdere locaties onderzocht, waarbij de locatie aan de Landlaan als meest ideale locatie is overgebleven. De onderbouwing hiervan is als volgt te omschrijven:
 
Eén van de doelstellingen van het zorgaanbod is het bieden van een veilige woonplek. Aan de Landlaan zal een toekomstbestendig en passend woonzorgcomplex worden gebouwd om bewoners met beperkingen de juiste zorg te kunnen bieden en, in lijn met hetgeen de overheid wenst, op deze locatie een zo genormaliseerd leven te laten leiden. In het vastgesteld is rekening gehouden met de mogelijkheid om de zorgwoningen om te kunnen vormen tot reguliere woonappartementen.
 
1.3 Planologisch kader
 
Locatie Landlaan
Het perceel Landlaan 46-48 is opgenomen in het bestemmingsplan: ‘Onstwedde, Alteveer en Mussel’, zoals deze onherroepelijk is geworden op 05-04-2012. Binnen dit bestemmingsplan zijn de gronden waar de 24 woonwoonzorgeenheden moeten worden gerealiseerd bestemd als ‘Sport’ en ‘Maatschappelijk’. Hieronder een weergave van de bestemmingsplanverbeelding.
  
 
De bouw van 24 woonwoonzorgeenheden past niet binnen de regels van deze bestemming.
 
Locatie Jabbingelaan
Het perceel Jabbingelaan 10 is eveneens opgenomen in het bestemmingsplan: ‘Onstwedde, Alteveer en Mussel’. Binnen dit bestemmingsplan zijn de gronden waar de herbestemming naar 2 woningen moet plaatsvinden bestemd als ‘Wonen – 2’. Hieronder een weergave van de bestemmingsplanverbeelding.
  
 
Aangezien hier de cliënten zullen gaan verhuizen naar de nieuwe woonzorgvoorziening aan de Landlaan wenst de gemeente de planologische mogelijkheden van dit perceel aan te passen naar de mogelijkheden om hier maximaal 2 woningen toe te staan.
 
Medewerking aan de 2 plannen is slechts mogelijk via een partiële herziening van het bestemmingsplan: ‘Onstwedde Alteveer en Mussel’. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. De bestemming aan de Landlaan zal ‘Maatschappelijk’ worden, en de bestemming aan de Jabbingelaan: ‘Wonen – 1’.
 
1.4 Verantwoording
 
Bij het opstellen van voorliggend wijzigingsplan is gebruik gemaakt van diverse (beleids)documenten en websites. Sommige (beleids)documenten en beeldbeschrijvende documenten zijn in voorkomende gevallen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Daar waar bronnen zijn gebruikt is dat in de tekst weergegeven.
  
1.5 Leeswijzer
 
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een weergave gegeven van de historie, ligging van het plangebied en een korte beschrijving van het plan. In hoofdstuk 3 komen de verschillende relevante beleidsstukken voorbij die van toepassing zijn op het plan en uitgewerkt van provinciaal niveau tot gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 geeft de invloed weer van het plan tot de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 staat de economische uitvoerbaarheid centraal. Hoofdstuk 6 doet verslag van de inspraak- en overlegreacties, waarna hoofdstuk 7 ingaat op de juridische vertaling van het plan en vervolgens volgen in hoofdstuk 8 de regels.
 
2 Locatie- en planbeschrijving
  
2.1 Historie en huidige situatie
  
De percelen Landlaan 46-48 en Jabbingelaan 10 te Onstwedde liggen in de Groningse gemeente Stadskanaal. Hieronder is de ligging van Onstwedde weergegeven vanuit een hoger gebiedsperspectief.
  
 
Onstwedde is een dorp in de streek Westerwolde en bestond op 1 januari 2014 uit 2865 inwoners. Hieronder een korte beschrijving van de geschiedenis van Onstwedde.
 
‘Onstwedde is een oud esdorp; het wordt voor het eerst vermeld in het laatste kwart van de negende eeuw in documenten van het klooster Werden aan de Ruhr als Uneswido in 'Westerwalda'. De uitgang wido in deze naam, die later verbasterd is tot wedde, betekent bos. Het eerste deel Une hangt mogelijk samen met een persoonsnaam. De kerk van Onstwedde was de oudste van Westerwolde: Unsvede komt voor op een lijst van de abdij van Corvey uit 1150. De overige kerken worden pas in de dertiende eeuw vermeld.  
Het dorp ligt aan de Mussel-Aa, even voorbij de samenvloeiing met het Pagediep. Onstwedde heeft een dubbele brink. De eerste brink ligt aan de zuidkant van het dorp, niet ver van de Nederlands-hervormde kerk, vlakbij de kruising Hardingstraat met de Dorpstraat, en draagt ook de naam Brink. Het gedeelte van het dorp bij deze brink droeg vroeger de naam Loug. De tweede brink ligt bij de kruising van de Dorpsstraat met de Jabbingelaan. Dit gedeelte van het dorp werd het Wold genoemd.
In 1916 kreeg Onstwedde in het kader van het plan van de Vereniging ter bevordering van de kanalisatie van Westerwolde een haven aan de oostzijde van het dorp. Deze haven was het uiteinde van een zijtak van het Mussel-Aa-kanaal. Deze haven is met name gebruikt voor de aan- en afvoer van landbouwproducten. Na de oorlog nam de betekenis van de scheepvaart af en werd het kanaal gesloten voor de scheepvaart.’
 
In navolgende overzichten is de ontstaansgeschiedenis en vorming van Onstwedde inzichtelijk gemaakt op basis van historisch kaartmateriaal.  
 
 
 
Zichtbaar is geworden dat vanuit het oude centrum van Onstwedde in de jaren na 1959 het dorp naar het noorden toe is uitgebreid met planmatige uitbreidingen. Ook zichtbaar is geworden dat anno 1971 het huidige zwembad aanwezig is. De inmiddels gesloopte sporthal en school zijn gebouwd tussen 1982 en 1991. Het pand aan de Jabbingelaan is gebouwd in 1978.
 
2.2 Het perceel in zijn omgeving
  
Locatie Landlaan
Het perceel aan de Landlaan bevindt zich in het noordwestelijke deel van Onstwedde.
  
 
Het perceel wordt ten noorden en zuiden omringd door woningen. Ten westen en zuiden bevinden zich verder sport- en speelvoorzieningen in de vorm van het zwembad, de tennisbanen en de sportvelden van de plaatselijke voetbalvereniging.
  
Het perceel dat bestemd gaat worden voor de realisatie van de woonzorgvoorziening heeft een oppervlakte van circa 6300 m2. In de huidige staat is het perceel onbebouwd, de voormalige sporthal en school zijn inmiddels gesloopt. Hieronder een aantal foto’s van de huidige aanblik van het perceel.  
 
 
Locatie Jabbingelaan
Het perceel aan de Jabbingelaan bevindt zich in het noordoostelijke deel van Onstwedde.
 
 
Het perceel wordt ten noorden, oosten en zuiden omringd door woningen. Dit zijn woningen gelegen aan de Jabbingelaan en de Besselinglaan. Ten westen van het pand bevindt zich een supermarkt.
 
Het pand is gebouwd in 1978 en kent een totale oppervlakte van 879 m2. Het wordt in de huidige staat zoals eerder genoemd gebruikt als ‘begeleid wonen’ locatie. Hieronder een aantal foto’s van de huidige aanblik van het perceel.  
 
 
  
2.3 Het gewenste plan
  
Locatie Landlaan
Op het terrein waar de basischool en de sportzaal in het verleden stonden, wenst de initiatiefnemer 24 woonzorgeenheden te realiseren. De oppervlakte van het bouwperceel bedraagt 6385 m2. Er is nog geen concreet uitgewerkt bouwplan. Wel zijn er tekeningen ontwikkeld van het mogelijke gebouw. Onderstaand een beoogde en indicatieve weergave van deze opzet in het plangebied, waarbij het de bedoeling is dat de bestaande bomen zoveel als mogelijk gespaard blijven. Gedachte is om een woonzorgcomplex te gaan realiseren met bijbehorende voorzieningen waarbij uitgegaan wordt van een ruimtebeslag van circa 2100 m2 aan gebouwen (hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken zoals bergingen/schuren). Er zal worden gebouwd in maximaal 2 bouwlagen, een maximale bouw- en goothoogte van 9,0 meter en 7,0 meter, waarbij het middendeel van het gebouw ook uitgevoerd kan worden in een platte afdekking tot een maximale bouwhoogte van 9 meter. Eventuele bijbehorende bouwwerken zoals bergingen, fietsenstallingen krijgen een goothoogte van 3,0 meter en een maximale bouwhoogte van 6,0 meter. Er wordt getracht in de nadere uitwerking van de bouwplannen en erfinrichting om zoveel als mogelijk gebruik te maken van de natuurlijke kwaliteiten van het gebied en te trachten het groen en water een plek te geven in de terreininrichting.  
 
 
 
Locatie Jabbingelaan
Op dit moment is aan de Jabbingelaan 10 de Woldstee gevestigd. Het is de bedoeling dat de cliënten die op dit moment wonen aan de Jabbingelaan 10 gehuisvest worden in de locatie Landlaan. Dit pand zal dus leeg komen te staan. De plannen zijn om het bestaande gebouw te gaan herbestemmen (opwaarderen) tot twee woningen. Er wordt gebruik gemaakt van de huidige bebouwing, en er zal alleen inpandig worden verbouwd. Hieronder een mogelijke impressie van de opwaardering van de bestaande woning tot twee villa’s. Mogelijk kan in de toekomst de bebouwing gesloopt worden en zijn er twee woningen (vrijstaand dan wel 2 onder 1 kap) mogelijk.
 
 
3 Beleidskader
  
Binnen het ruimtelijk werkveld is door de verschillende overheidslagen veel beleid opgesteld. Middels dit beleid is getracht richting te geven aan de inrichting en het beheer van de openbare ruimte.
 
Getoetst wordt of het plan past binnen het vigerende planologisch kader en binnen het ruimtelijk beleid van de verschillende overheidslagen. In dit hoofdstuk staat een overzicht van het van toepassing zijnde beleid in relatie tot de gewenste ontwikkelingen van de initiatiefnemer.
 
3.1 Rijksbeleid
    
3.1.1 Ruimtelijk - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en 13 maart 2012 vastgesteld. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
 
De structuurvisie bepaalt de ambities voor Nederland in 2040. Deze hebben betrekking op de concurrentiekracht, bereikbaarheid, en leefbaarheid en veiligheid van/in Nederland. Voor deze 3 rijksdoelen worden 13 onderwerpen van nationaal belang genoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor zij verantwoordelijk is en waarop het resultaat wil boeken.
 
Deze nationale belangen en doelen hebben echter een dusdanig hoog abstractieniveau dat deze niet van toepassing zijn op voorliggend initiatief. De Structuurvisie is niet van belang voor voorliggend initiatief.
 
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft een handreiking beschikbaar gesteld als hulpmiddel bij de toepassing van de ladder.
 
Doel
De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
 
Motiveringsplicht en resultaat
Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.
 
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.
 
Wettelijk kader
De ladder voor duurzame verstedelijking is het kader voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden.
 
Trede 1 Bepalen regionale vraag naar ruimte
Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Dit betreft wonen, werken, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. Is de vraag gelijk aan de behoefte minus het aanbod (in plannen én in de bestaande voorraad met eenzelfde kwaliteit als de gevraagde kwaliteit).
Met de regionale ruimtevraag in beeld kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde.
 
Trede 1 in relatie tot woonzorgvoorziening Landlaan Onstwedde
Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van een woonzorgvoorziening die ruimte gaat bieden aan 24 zorgwoningen om te voldoen aan de behoefte van een bijzondere doelgroep. In Onstwedde bevindt zich een woonzorgvoorziening van Stichting De Zijlen, te weten De Woldstee. Deze voldoet niet meer aan de kwaliteitseisen van deze tijd. Stichting De Zijlen wil hierom een nieuwe voorziening realiseren op het terrein van de voormalige school en sporthal op het perceel aan de Landlaan te Onstwedde. Op de locatie Woldstee zijn momenteel reeds 24 cliënten/bewoners aanwezig. Deze zullen verplaatst wordt naar de nieuwe woonzorgvoorziening aan de Landlaan. De behoefte is dus concreet en regionaal aanwezig. ER wordt voldaan aan trede 1.
 
Trede 2 Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied
Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte ‘in te vullen’, een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.
Kan de vraag volledig opgevangen worden binnen bestaand gebied dan is de ladder succesvol doorlopen en is de motivering na de afronding van deze stap klaar. Wanneer de regionale ruimtevraag niet of niet geheel binnen bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, is trede 3 aan de orde.
 
Trede 2 in relatie tot de Landlaan
In eerste aanleg is van belang om te bepalen wat het stedelijk gebied is. De toelichting op de SER Ladder voor Duurzame Verstedelijking geeft daarover het volgende aan:
 
Wat is stedelijk gebied?
De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Het zal nodig zijn om op basis van de gebiedsspecifieke situatie te bepalen wat ervaren wordt als stedelijk gebied. In het algemeen kan het bestaande stedelijk gebied worden gedefinieerd als het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
 
Op basis van de kaart ‘stedelijk gebied’ van de Ontwerp-Omgevingsvisie Groningen blijkt dat Onstwedde is aangemerkt als ‘stedelijk gebied’ (is grijs gekleurd). Daarmee wordt voldaan aan trede 2.
 
 
Ten aanzien van het herbestemmen van het plangebied aan de Jabbingelaan tto maximaal 2 woningen wordt vanuit jurisprudentie niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Er tekent zich hierin een grens af dat woningbouwprojecten tot 7 woningen niet worden gezien als een stedelijke ontwikkeling.
 
3.2 Provinciaal beleid
   
3.2.1 Provinciaal omgevingsplan (POP)
Het Provinciaal Omgevingsplan Groningen bevat het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Het is strategisch van aard en gaat over de kwaliteit, de inrichting en het beheer van de leefomgeving.
Het POP is in de eerste plaats richtinggevend voor de provincie zelf. Daarnaast is het op onderdelen kaderstellend voor gemeenten en waterschappen.
 
Hoofddoelstelling POP:
‘Duurzame ontwikkeling - voldoende werkgelegenheid en een voor mens en natuur leefbaar Groningen met behoud en versterking van de kwaliteiten van de fysieke omgeving, waarbij toekomstige generaties voldoende mogelijkheden houden om zich te ontplooien.’
 
De drie centrale uitgangspunten zijn:
  1. werken aan een duurzame leefomgeving;
  2. eigen karakter handhaven en versterken;
  3. sterke steden en vitaal platteland.
Landlaan
Hieronder volgen de delen uit de Omgevingsvisie die relevant zijn voor het ruimtelijk initiatief aan de Landlaan in relatie tot het provinciaal beleid ten aanzien van bouwen in bestaand stedelijk gebied en vanuit de zorg.
 
Verbetering positie kwetsbare groepen
Kwetsbare bevolkingsgroepen in dorpen en steden zijn sterk afhankelijk van de aanwezigheid en goede bereikbaarheid van allerlei voorzieningen, met name op het gebied van zorg en welzijn. Die voorzieningen staan onder druk, waardoor de positie van kwetsbare groepen dreigt te verslechteren.
 
Voorzieningen in dorpen en stedelijke centra
De provincie vindt het belangrijk dat in de dorpen en stedelijke centra, waar de voorzieningen onder druk staan, dienstencentra, steunstees, multifunctionele centra en zorgposten functioneren. Met gemeenten en woningbouwcorporaties zijn convenanten ‘Wonen met Zorg’ afgesloten, met name om de positie van kwetsbare groepen te verbeteren.
 
De provincie levert een bijdrage aan de uitvoering van de actieprogramma’s van deze convenanten en verstrekken subsidies voor multifunctionele centra. Van groot belang is ook de bereikbaarheid van voorzieningen, met name via het openbaar vervoer. De gemeenten moeten ervoor zorgen dat er voldoende geschikte woningen voor deze doelgroepen zijn. Toepassing van ICT en domotica, zoals zorgvernieuwing met beeldtelefoon, zal daarbij een steeds grotere rol spelen.
 
Het bouwplan aan de Jabbingelaan voldoet aan de beleidsvisie van de provincie. Er komt voor een bestaande doelgroep vervangende huisvesting in Onstwedde. De bestaande voorziening voldoet niet meer aan de hedendaagse kwaliteitseisen. Doordat de vervangende huisvesting ook in Onstwedde blijft, blijft het voorzieningenniveau voor de zorg intact en worden de bewoners gehuisvest in een kwalitatief hoogwaardige voorziening in een dorp.
 
Jabbingelaan
Hieronder volgen de relevante delen uit de Omgevingsvisie die relevant zijn voor het ruimtelijk initiatief aan de Jabbingelaan in relatie tot het provinciaal woonbeleid.
 
Hoge leefkwaliteit
De provincie heeft de ambitie om een hoge leefkwaliteit te realiseren voor alle bewoners van de provincie, met voldoende aanbod en kwaliteit van woningen, een aantrekkelijke woon- en werkomgeving en goed bereikbare voorzieningen zoals onderwijs en zorg. Voor een aantrekkelijke woonomgeving zijn de leefkwaliteit en de sociale infrastructuur van groot belang.
 
De provincie wil deze ambitie samen met gemeenten, woningcorporaties, marktpartijen, maatschappelijke instellingen en niet in de laatste plaats de bewoners van Groningen waarmaken. De provincie vindt het van belang dat er voldoende draagvlak bestaat bij bewoners voor de plannen om de leefbaarheid van hun leefomgeving te verbeteren. Zij zien ook dat bewoners van wijken, buurten en dorpen steeds meer zelf plannen willen ontwikkelen. De provincie vindt dit een positieve ontwikkeling en zal, wanneer zaken van provinciaal belang in het geding zijn, het opstellen van buurt- en dorpsvisies ondersteunen en faciliteren. Draagvlak bij de gemeente voor dit proces is voor de provincie essentieel.
 
Omvang woningvoorraad
De regionale afstemming van de woningvoorraad, dat wil zeggen de omvang ervan en locaties waar gebouwd wordt in de provincie, zien de provincie als een provinciaal belang. In dit verband heeft de provincie in de regio Groningen-Assen afspraken gemaakt over een groei van de woningvoorraad in de regio (inclusief het Drentse deel) met ruim 2.700 woningen per jaar.
 
Zorgvuldig ruimtegebruik en SER-ladder
Van alle gemeenten verwacht de provincie dat zij bij transformatie van de woningvoorraad en versnelling en concentratie van de woningbouw werken op basis van de principes van zuinig ruimtegebruik volgens de SER-ladder.
 
De provincie streeft naar zuinig ruimtegebruik. Dat doen zij door bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen altijd eerst optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte, die zonodig door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden. Is dan nog ruimte nodig, dan kan gezocht worden naar mogelijkheden om de ruimteproductiviteit te verhogen door meervoudig ruimtegebruik. Alleen als die mogelijkheden er ook niet zijn, is uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Dit is de methodiek van de SER-ladder, een benaderingswijze die op landelijk niveau wordt toegepast. De provincie Groningen past de SER-ladder toe bij de planvorming voor woningbouw en uitbreiding van bedrijventerreinen en infrastructuur.
 
In voorliggend bestemmingsplan wordt een bestaand gebouw van De Zijlen (De Woldstee) geschikt hemaakt voor maximaal 2 woningen. Deze bevindt zich binnen bestaand bebouwd/stedelijk gebied. Er wordt hiermee in overeenstemming gehandeld met de SER-ladder en het provinciaal beleid. Ook wordt met het toekennen van de 2 extra woningen gebouwd binnen de maximale speelruimte voor de gemeente Stadskanaal om woningen toe te voegen aan de woonvoorraad (zie ook paragraag 3.4.2).
 
Conclusie POP
Bij voorliggend bestemmingsplan is sprake van het toepassen van de SER-ladder en zuinig ruimtegebruik. Het plangebied aan de Landlaan is voorheen (intensief) bebouwd geweest en krijgt nu een hernieuwde invulling die voorziet in vervangende huisvesting voor een bestaande doelgroep in Onstwedde (wonen met zorg). Er wordt voldaan aan de principes van zorgvuldig ruimtegebruik. Het pand aan de Jabbingelaan dat leeg komt te staan door de verhuizing naar de Landlaan, wordt ook herbestemd voor wonen waardoor ook in deze casus sprake is van zuinig ruimtegebruik.
 
3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening (POV)
Tegelijkertijd met het POP heeft de provincie Groningen de Provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. In deze verordening zijn regels vastgelegd om het beleid van de provincie te waarborgen. Voor dit bestemmingsplan is de geconsolideerde versie van 14 oktober 2014 toegepast. Over woningbouw is daarin het volgende verwoord in de artrikelen 4.7 en 4.7a. Onderstaand een weergave daarvan.
 
In de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 zijn in artikel 4.7 regels opgenomen voor woningbouw. Hieruit blijkt dat de bouwmogelijkheden moeten passen binnen een goedgekeurde woonvisie. In het regionaal prestatiekader 2013-2015 zijn recente afspraken gemaakt over nieuwe woningbouw. Dit komt ook terug in paragraaf 3.3.2 van dit bestemmingsplan.
 
Artikel 4.7 Woningbouw
  1. Een bestemmingsplan kan voorzien in de bouw van nieuwe woningen voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal in overeenstemming zijn met een woonvisie:
    1. waarover overeenstemming is bereikt met de regio waar de betreffende gemeente deel van uitmaakt, dan wel - bij het ontbreken van een dergelijk regionaal samenwerkingsverband - met de Groninger buurgemeenten van de betreffende gemeente, en
    2. waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd.
  2. In het geval dat schriftelijk is onderbouwd dat in redelijkheid geen overeenstemming kon worden bereikt met de regio waar de betreffende gemeente deel van uitmaakt, dan wel - bij het ontbreken van een dergelijk regionaal samenwerkingsverband - met één of meer Groninger buurgemeenten van de betreffende gemeente, treedt de instemming van Gedeputeerde Staten in de plaats van de verplichte overeenstemming als bedoeld in het eerste lid.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover een bestemmingsplan voorziet in:
    1. de bouw van een bedrijfswoning;
    2. functiewijziging van een bedrijfswoning in het buitengebied als bedoeld in artikel 4.27, derde lid, in één reguliere woning;
    3. nieuwbouw ten behoeve van huisvesting van ouderen en/of gehandicapten ter vervanging van niet zelfstandige woonruimte voor deze doelgroep.
Artikel 4.7a Woningbouw tijdelijke afwijkingsmogelijkheid
  1. Totdat een gemeente beschikt over een woonvisie waarover overeenstemming bestaat met Gedeputeerde Staten, kan een bestemmingsplan, in afwijking van artikel 4.7, voorzien in het toevoegen van zelfstandige woningen mits deze toevoeging, in samenhang met de woningbouwcapaciteit in andere bestemmingsplannen, past in de in regionaal verband gemaakte afspraken over de nieuwbouwruimte of, bij het ontbreken van dergelijke afspraken, in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde nnieuwbouwruimte.
  2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover een bestemmingsplan voorziet in:
    1. de bouw van een bedrijfswoning;
    2. functiewijziging van een bedrijfswoning in het buitengebied als bedoeld in art. 4,27, derde lid, in één reguliere woning;
    3. nieuwbouw ten behoeve van huisvesting van ouderen en/of gehandicapten ter vervanging van niet zelfstandige woonruimte voor deze doelgroep.
  3. De in het eerste lid bedoelde afwijkingsmogelijkheid vervalt op 30 december 2014.
In afwijking van het derde lid vervalt de in het eerste lid bedoelde afwijkingsmogelijkheid op 30 december 2015 voor zover het een bestemmingsplan van de gemeenten Grootegast en Marum betreft.
 
Het te realiseren woonzorgcomplex aan de Landlaan betreft vervangende huisvesting voor de bestaande opvangcapaciteit van de doelgroep van De Zijlen in Onstwedde. Voor deze vorm van vervangende nieuwbouw is geen contingent benodigd en als zodanig is het verzoek in overeenstemming met het provinciaal beleid.
 
3.3 Gemeentelijk beleid
   
3.3.1 Toekomstvisie Stadskanaal 2025
De gemeente Stadskanaal heeft een toekomstvisie opgesteld voor 2010 tot het jaar 2025. De titel van deze toekomstvisie is: ‘De hoofdstad van de Veenkoloniën, pionieren in de proeftuin’. Deze toekomstvisie is een actualisering van de Toekomstvisie 2000 ‘vanuit eigen kracht’.
 
In de toekomstvisie staat de volgende visie op Stadskanaal centraal: pionieren, lef, nieuwe dingen, met elkaar en ‘een yes-we-can-mentaliteit’. Daarop voortbordurend bevat de toekomstvisie wensbeelden, ambities en doelen, op basis van kansen die trens en ontwikkelingen bieden. Stadskanaal is ‘de metropool van de Veenkoloniën’. Het is de onbetwiste centrumplaats van dit gebied met een compleet pakket aan voorzieningen. En ook de proeftuin voor pioniers. Als strategie kiest de gemeente voor een regierol waar initiatieven niet vanzelf tot stand komen. De gemeente wil een doe-mentaliteit, gericht op projecten en initiatieven met een meerwaarde voor allen. Zo worden combinaties gecreëerd van identiteit, sterke punten en mogelijkheden.
 
De toekomstvisie beschrijft drie verschillende ambities die de gemeente Stadskanaal heeft, te weten:
  •  Excellente woongemeente;
  •  Werk- en leergemeente;
  •  Belevingsgemeente.
Over voorliggend initiatief is het volgende gesteld in de toekomstvisie van de gemeente Stadskanaal.
 
Zorg en welzijn:
Kwetsbare doelgroepen, zoals inwoners met verstandelijke of lichamelijke beperkingen en met psychische stoornissen, nemen deel aan de samenleving. De gemeente schept voorwaarden voor goede ondersteuning voor deze groepen en steunt in samenwerking met betrokken organisaties, ketenpartners initiatieven die deelname aan de maatschappij bevorderen.
 
3.3.2 Woningbouwbeleid
In regionaal verband zijn afspraken gemaakt over de woningbouwprogrammering. Deze afspraken zijn vastgelegd in het ‘Regionaal Prestatiekader 2013-2018 Woningmarkt Oost-Groningen’. Ten aanzien van het verruimen van de plancapaciteit staat vermeld: "Wijzigingen die (tijdelijke) vergroting van de plancapaciteit tot gevolg hebben, leiden tot verlaging elders binnen de gemeente voor 2018, zodanig dat de bestemmingsplancapaciteit per saldo niet gegroeid is. Anticiperend op een afnemend woningaantal zullen de gemeenten ook streven naar verlaging van hun plancapaciteit."  
 
Voorliggend plan voorziet in een toename van maximaal 2 woningen aan de woonvoorraad vanuit transformatie van bestaand vastgoed. Dit betreft een beperkte vergroting van de plancapaciteit. Gezien de gewenste ontwikkeling van het woonzorgcomplex is de gemeente van oordeel dat hier tijdelijk een vergroting van de plancapaciteit kan worden toegestaan. Deze toename van de plancapaciteit zal voor 2018 worden gecompenseerd. Hiermee past het plan binnen de kaders van het woningbouwbeleid.
  
3.4 Conclusie
 
De conclusie van de in dit bestemmingsplan ‘Onstwedde, Alteveer en Mussel, Landlaan Jabbingelaan, beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het in overeenstemming is met de ‘Toekomstvisie Stadskanaal 2025’ en daarmee voldoet het plan aan het gemeentelijk beleid.
 
4 Omgevingsfactoren
  
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op de omgeving. Anderzijds kan ook de zichtbare en soms niet zichtbare omgeving van invloed zijn op de uitvoerbaarheid van de voorgenomen plannen. In dit hoofdstuk worden de omgevingsfactoren beschreven. Daarnaast wordt per omgevingsfactor beoordeeld wat de invloed op het plan kan zijn.
 
4.1 Archeologie
   
4.1.1 Aanleiding en doel
De toenemende bedreiging van het archeologische erfgoed in heel Europa, niet alleen door natuurlijke processen of ondeskundig gebruik van het bodemarchief, maar ook door ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening, gaf aanleiding voor het in 1992 door de Europese lidstaten ondertekende Verdrag van Valletta. Dit verdrag wordt ook wel het Verdrag van Malta genoemd.
 
Doel van het archeologisch (voor)onderzoek is het waar nodig beschermen van archeologische waarden en het streven naar behoud van de waarden in de bodem (in situ). De essentie van het archeologisch (voor)onderzoek is het verkrijgen van gegevens over de archeologische resten in de bodem teneinde in een vroeg stadium een goede afweging te kunnen maken van alle bij een ruimtelijk besluit betrokken belangen.
 
4.1.2 Doorwerking naar het plan
In de toelichting moet worden aangegeven hoe het cultureel erfgoed wordt beschermd in relatie tot de wettelijke bepalingen (Wet op de archeologische monumentenzorg) en hoe met het oog op het noodzakelijk onderzoek met het aspect archeologie is omgegaan. Eventuele onderzoeksrapporten moeten als bijlage bij de toelichting worden gevoegd.
 
In het bestemmingsplan "Onstwedde, Alteveer en Mussel" zijn archeologische kaarten opgenomen. Hierna is de kaart voor Onstwedde opgenomen.
 
 
Locatie Landlaan
Binnen het blauwe kader ligt het plangebied. Op basis van de kaart is geen sprake van een hoge tot zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Ook geldt hier op basis van het bestemmingsplan geen bestemming ‘Waarde – Archeologie’.
  
Als gevolg van de sloop van de sporthal en de school is bij benadering circa 1500 m2 aan bebouwing gesloopt en de daarbij behorende overige voorzieningen als straatwerk e.d. De nieuwe bebouwing is grotendeels geprojecteerd over deze oude bebouwing heen. De gronden zijn als zodanig al dermate verstoord dat er geen noodzaak is tot het uitvoeren van een verkennend archeologisch onderzoek.   
 
Locatie Jabbingelaan
Binnen het rode kader ligt het plangebied. Op basis van de kaart is er geen sprake van een hoge tot zeer hoge archeologische verwachtingswaarde in het plangebied. Ook op basis van het bestemmingsplan geldt hier geen archeologische dubbelbestemming. Daarnaast is er sprake van de herbestemming van een bestaand gebouw, waardoor er geen ingrepen in de bodem zullen plaatsvinden. Ook voor de locatie aan de Jabbingelaan is nader onderzoek naar archeologie niet nodig.
 
4.2 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
   
4.2.1 Aanleiding en doel
Bij het transport, de opslag en bij het be- en verwerken in bedrijven van gevaarlijke stoffen, maar ook nabij luchthavens bestaat de kans op ongevallen waarbij slachtoffers vallen die niet bij de activiteit betrokken zijn. Personen die in bedrijven werken worden door de wetgeving rond arbeidsomstandigheden beschermd. Personen die zich buiten (extern) de bedrijfsgrens bevinden worden beschermd door wet- en regelgeving voor externe veiligheid. De vuurwerkramp in Enschede van mei 2000 heeft geresulteerd in een formalisering en deels aanscherping van wet- en regelgeving om het risico van dergelijke ongevallen te beperken.
 
Het doel van de toets op externe veiligheidsaspecten rond ruimtelijke plannen is na te gaan welke risico’s de voorgenomen ontwikkelingen met zich brengen. Dit om de mogelijkheid te bieden een externe veiligheidssituatie te creëren die voldoet aan de behoeften. Daartoe kan het ruimtelijk initiatief of specifieke wijze worden ingevuld en kunnen eventuele aanvullende maatregelen worden getroffen.
 
Het externe veiligheidsonderzoek richt zich eerst op het plaatsgebonden risico. Dit geeft een beeld van de ruimtelijke verdeling van de hoogte van de risico’s rond een bron. Vervolgens wordt nagegaan wat de hoogte van het groepsrisico is. Dit geeft inzicht in de aantallen personen die bij een ongeval kunnen worden betrokken. Als er sprake is van groepsrisico, als een ongeval tot meer dan 10 dodelijke slachtoffers kan leiden, moeten risicogegevens worden verzameld, moet een advies over het voorgenomen initiatief aan de veiligheidsregio worden gevraagd en is de initiatiefnemer verplicht de veranderingen in het groepsrisico door de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling te verantwoorden.
  
4.2.2 Doorwerking naar het plan
Het Besluit richt zich primair op inrichtingen zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. In artikel 2, lid 1 van het Bevi staan de inrichtingen genoemd waarop het besluit van toepassing is. Deze inrichtingen brengen risico’s met zich mee voor de in de omgeving aanwezige risicogevoelige objecten. Een woon-zorgvoorziening of woningen zijn geen risicoveroorzakende inrichting(en). Echter, de woon-zorgvoorziening of woningen worden op basis van het Bevi wel aangemerkt als ‘kwetsbare objecten’, zodat ook beoordeeld dient te worden of zich in de nabijheid van het perceel inrichtingen of transportleidingen bevinden die van invloed zijn of kunnen zijn op de ruimtelijk initiatieven.
 
Hiertoe is een check uitgevoerd aan de hand van de risicokaart van Groningen. Dit levert het volgende beeld op (het plangebied wordt weergegeven door de blauwe ster).
  
 
Vanuit de Omgevingsdienst Groningen is een integraal advies geschreven over het plan aangaande het aspect externe veiligheid. Dit integraal advies is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Ook vanuit de veiligheidsregio is, in het kader van het wettelijke vooroverleg, een advies geschreven, deze is eveneens als bijlage bij dit bestemminsgplan gevoegd. Hierna wordt integraal ingegaan op de uitgebrachte adviezen.
 
Risicovolle inrichtingen
In de omgeving van het plangebied bevinden zich een tweetal risicobronnen, het betreft LPG-tankstation ‘Van den Belt & Autotechniek Niemeijer’ alsmede zwembad Vlasmeer. Het invloedsgebied van het LPG-tankstation ligt niet over het plangebied. Het invloedsgebied van het zwembad valt wel over het plangebied aan de Landlaan.
 
Bij het zwembad vindt (op 35 meter afstand van het plangebied aan de Landlaan) opslag van chloorbleekloog plaats. Deze inrichting valt niet onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierdoor is verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Bij ongelukken met gevaarlijke stoffen ter plaatse van het zwembad kunnen wel dodelijke slachtoffers en/of gewonden vallen binnen dit plangebied aan de Landlaan.
 
Transportroutes gevaarlijke stoffen
De locatie aan de Landlaan ligt op circa 170 meter van de N365 en daarmee binnen het invloedsgebied van de provinciale weg N365. De wijzigingen leiden niet tot een hogere personendichtheid maar juist tot een lagere (van school naar 24 zorgeenheden en van zorgcomplex naar maximaal 2 woningen) en gezien de grote afstand tot de provinciale weg in relatie tot de aard van de gevaarlijke stoffen waarmee rekening moet worden gehouden, is het berekenen van het groepsrisico niet noodzakelijk en zal niet tot een zichtbare verandering leiden. In plaats daarvan kan worden volstaan met een beperkte groepsrisicoverantwoording waarin alleen wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Over deze onderwerpen heeft de Veiligheidsregio Groningen advies uitgebracht, dit advies is meegenomen voor wat betreft de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
 
Bestrijdbaarheid
De bestrijdbaarheid wordt bepaald door de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen. In het advies van de Veiligheidsregio Groningen wordt gemeld dat de locatie vanwege de tweezijdige bereikbaarheid voldoende bereikbaar is in geval van een calamiteit en dat er voldoende primaire bluswatervoorzieningen zijn.
 
Zelfredzaamheid
Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied van een risicobron om zichzelf in veiligheid te brengen indien een ramp of zwaar ongeval plaatsvindt.
 
Op de locatie Landlaan zullen mensen met een verminderde zelfredzaamheid (volwassenen met lichte tot matige verstandelijke handicap) aanwezig zijn. Deze personen zijn zich mogelijk niet bewust van de gevaren van de in de omgeving aanwezige risicobronnen, ook zullen zij in geval van een calamiteit wellicht niet weten hoe te handelen. Extra hulp, bijvoorbeeld in de vorm van personeel, training en scholing, om in die gevallen de juiste dingen te doen is noodzakelijk.
 
De ontvluchtingsmogelijkheden zijn voldoende voor beide locaties en ook liggen beide locaties binnen het bereik van het waarschuwing en alarmeringssysteem.
 
Conclusie
De initiatieven die met dit plan worden mogelijk gemaakt leiden niet tot een hoger groepsrisico, wel zullen er verminderd zelfredzame personen binnen het plangebied verblijven. Gezien de aard van de mogelijke risico's en de mogelijkheden tot bestrijding van een ramp achten wij het risico aanvaardbaar.
 
Omdat er echter sprake is van kwetsbare, minder zelfredzame personen kan de Veiligheidsregio nog wel aanvullende eisen stellen aan de gebouwen (ligging ventilatieopeningen, vluchtwegen e.d.). Hier zal bij de omgevingsvergunning rekening gehouden moeten worden. Vanuit Externe Veiligheid vormt het plan geen belemmering.
 
Vanuit De Zijlen is nog het volgende aangegeven over het aspect fysieke veiligheid.
  • Bereikbaarheid door hulpdiensten: hier wordt rekening mee gehouden in het vastgesteld van gebouw en terrein en dit wordt geborgd via een melding of omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik, welke bij de vergunning voor bouwen wordt aangevraagd. Het gebouw is van drie zijdes toegankelijk vanaf de openbare weg. Vanuit het aspect bereikbaarheid is er dus geen belemmering te verwachten. Dit aspect wordt ook meegenomen in overleg met de brandweer.
  • Bluswatervoorziening, is er een brandkraan of een geboorde put aanwezig: iitwerking volgt in het nog te beleggen nutsoverleg en het overleg met de Brandweer;
  • Zelfredzaamheid: het aspect zelfredzaamheid wordt gewaarborgd in een locatie specifieke BHV plan. In dit plan wordt aangegeven dat de bewoners verminderd zelfredzaam zijn;
  • In hoeverre kunnen de toekomstige bewoners van de panden zichzelf redden bij een calamiteit: dit aspect wordt eveneens gewaarborgd in het locatie-specifieke BHV plan.
 
 
In de nabijheid van het perceel bevinden zich geen Bevi-voorzieningen (zoals bevi-inrichtingen, transportleidingen (gas), transportroutes gevaarlijke stoffen (spoor, weg, rail) e.d.) die van invloed zijn op de woning en een eventuele verantwoording van het groepsrisico. Nader onderzoek naar externe veiligheid is ook voor de Jabbingelaan niet nodig.
 
4.3 Bodem
   
4.3.1 Aanleiding en doel
De mens gebruikt de bodem op vele manieren, voor bijvoorbeeld woningbouw, landbouw, aanleg van wegen en winning van grondstoffen. Om te zorgen dat dit ook in de toekomst mogelijk blijft, is een duurzaam beheer van de bodem belangrijk. Doordat de mens al vele eeuwen gebruik maakt van de bodem heeft hij overal sporen achtergelaten. Deze sporen zijn terug te zien in het landschap en te vinden op en in de bodem. Door bodemsanering worden de ernstige chemische verontreiniging van de bodem aangepakt. Bescherming van de bodem betekent bovendien het voorkomen dat schone grond verontreinigd raakt en het rekening houden met de eigenschappen van de bodem.
 
Het doel van de bodemtoets bij ruimtelijke plannen is de bescherming van de bodem. Een bodemonderzoek moet worden uitgevoerd om te kunnen beoordelen of de bodem geschikt is voor de geplande functie en of sprake is van een eventuele saneringsnoodzaak.
 
Artikel 9 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het wijzigen of opstellen van een bestemmingsplan.
 
4.3.2 Doorwerking naar het plan
In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden wat de kwaliteit van de bodem ter plaatse van het plangebied is. Tevens dient, op basis van de Mor (Ministeriële regeling omgevingsrecht), bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen een rapportage van een recent uitgevoerd verkennend bodemonderzoek toegevoegd te worden. Voor verkennend bodemonderzoek op een locatie wordt de norm NEN 5740 gehanteerd (onderzoeksstrategie voor verkennend bodemonderzoek).
 
De bodemonderzoeksplicht geldt alleen voor bouwwerken waarvoor:
  •  Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
  •  waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (twee of meer uren per dag) mensen zullen verblijven;
  •  die de grond raken;
  •  waarvan het bestaande gebruik wijzigt (interne verbouwing);
  •  die niet naar aard en omvang gelijk zijn aan een bouwwerk genoemd in het Besluit bouwwerken;
  •  waarvan geen reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten aanwezig zijn;
  •  die geen tijdelijk bouwwerk betreffen waarbij uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie onverdacht is.
Locatie Landlaan
Aangezien hier sprake is van woningbouw waarbij dus voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.
Door onderzoeksbureau Outline Consultancy uit Groningen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Het gehele onderzoeksrapport, bekend onder titel "B14K0179, d.d 9 oktober 2014 is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hierna volgen, integraal overgenomen, de conclusies van het uitgevoerde onderzoek.
 
Het doel van dit onderzoek is vast te stellen of er ter hoogte van de onderzoekslocatie sprake is van een verontreiniging van grond en/of grondwater. Uit het onderzoek blijkt het volgende:
  • Zintuiglijk zijn er in diverse boringen, met name in de bovengrond, in zeer lichte (sporen) tot lichte mate puindeeltjes waargenomen;
  • In de licht puinhoudende ondergrond van monsterpunt 116 (0,5 - 0,9 m -mv) is een licht verhoogde concentratie aan PAK gemeten. Verder zijn er geen parameters aangetroffen in de grond in concentraties boven de achtergrondwaarden;
  • In het samengestelde mengmonster van het dijkje zijn geen concentraties gemeten aan de onderzochte parameters boven de achtergrondwaarden;
  • In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties barium en zink gemeten.
Uit het voorgaande blijkt dat de hypothese "niet verdacht" voor het terrein formeel dient te worden verworpen. De gemeten overschrijdingen van de achtergrond- of streefwaarde zijn echter dermate gering dat zij vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaar vormen. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
 
Locatie Jabbingelaan
Er hoeft voor dit gebouw geen bodemonderzoek plaats te vinden, temeer er al sprake is van een gebouw of bouwwerk waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen in kunnen/konden verblijven (verblijfsruimte in de vorm van een woonzorgvoorziening). Nader onderzoek naar bodem is voor de locatie aan de Jabbingelaan niet nodig.
 
4.4 Ecologie
   
4.4.1 Aanleiding en doel
Het beschermen, ontwikkelen en beheren van natuurgebieden is niet altijd genoeg om de verscheidenheid aan planten- en diersoorten in stand te houden. Bovendien komen veel soorten ook buiten natuurgebieden voor. De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten.
De Flora- en Faunawet beschermt soorten, niet individuele planten of dieren, om te voorkomen dat het voortbestaan van de soort in gevaar komt. Alle soorten hebben een eigen rol in het ecosysteem en dragen bij aan de biodiversiteit.
 
Doelstelling van de Flora- en Faunawet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is het Nee, tenzij. Dit betekent dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Heel vaak gaan activiteiten en de bescherming van soorten prima samen. Soms is het optreden van schade aan beschermde dieren en planten echter onvermijdelijk. In die situaties is het nodig om vooraf te bekijken of hiervoor een vrijstelling geldt, of dat een ontheffing moet worden aangevraagd.
 
In de Flora- en Faunawet geldt een verbod op activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten. De wet spreekt niet van (ruimtelijke) plannen. Op basis van de onderzoeksplicht (Wro) en de plicht tot het vaststellen van een uitvoerbaar plan dient bij het maken van bestemmingsplannen beoordeeld te worden of er belemmeringen aanwezig zijn voor verlening van een eventuele ontheffing voor de activiteiten in het plan.
 
In 2005 is met het gewijzigde Besluit vrijstelling beschermde dier- en platensoorten het beschermingsregime versoepeld. Met deze aangepaste regelgeving is niet meer altijd een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte.
 
Voor regulier voorkomende werkzaamheden en ruimtelijke ontwikkelingen geldt nu een vrijstellingsregeling.
 
4.4.2 Doorwerking naar het plan
Gebiedsbescherming
In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van gebieden geregeld.
Bij de gebiedsbescherming spelen de volgende aspecten:
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden): de Europese Unie heeft een zeer gevarieerde en rijke natuur, die van grote biologische, esthetische en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de Europese Unie het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden;
  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS): de EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.
Locatie Landlaan
Hierna is de eventuele ligging van bovengenoemde natuurgebieden weergegeven, waarbij het plangebied centraal in de oranje cirkel ligt en eventuele waardevolle gebieden binnen een straal van 3 kilometer rondom het plangebied zijn weergegeven. Het overzicht volgt hieronder.
 
 
Ten oosten van het plangebied (en van het dorp Onstwedde) bevinden zich enkele onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied zelf valt niet binnen een dergelijk natuurgebied, zodat nader onderzoek naar de gebiedsbescherming niet nodig is.
 
Soortenbescherming
Naast de gebiedsbescherming is er ook nog de zogeheten ‘soortenbescherming’ uit de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet is gemaakt om planten- en diersoorten die vrij in het wild leven te beschermen. Ongeveer 500 van de 36.000 soorten die in Nederland voorkomen vallen onder de bescherming van deze wet. Om deze kwetsbare soorten te beschermen bevat de Flora- en faunawet een aantal verbodsbepalingen. Onder bepaalde voorwaarden mogen de activiteiten wel doorgaan.
 
Het is verboden:
  1. Beschermde inheemse plantensoorten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enig andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen;
  2. Beschermde inheemse diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen opzettelijk te verontrusten;
  3. Van beschermde inheemse diersoorten de nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren, de eieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
Van belang is om na te gaan of één of meerdere van deze verbodsactiviteiten van toepassing zijn of kunnen zijn.
 
De voormalige sporthal en school zijn inmiddels gesloopt. Het terrein is braakliggend en bestaat voornamelijk uit zand en pioniergewassen. Op het terrein zelf staan nog enkele solitaire bomen, die overigens verder niet fungeren als broedplaats voor vogels. Er zijn geen nesten geconstateerd in deze solitaire bomen.
 
 
Het huidige terrein kent geen waardevolle waarden in het kader van de flora- en faunawetgeving. Het terrein was al grotendeels bebouwd en na de uitvoering van de plannen is deze ook weer grotendeels bebouwd. Het valt niet te verwachten dat de planontwikkeling van (negatieve) invloed is op de flora- en fauna.
 
Locatie Jabbingelaan
Ook voor de locatie aan de Jabbingelaan is een dergelijke screening voor ecologie uitgevoerd. Wat betreft de gebiedsbescherming kan dezelfde afbeelding worden opgenomen dan die van de locatie aan de Landlaan.
 
 
Ten oosten van het plangebied (en van het dorp Onstwedde) bevinden zich namelijk enkele onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur. Ook het plangebied aan de Jabbingelaan valt niet binnen een dergelijk natuurgebied, zodat ook voor deze locatie nader onderzoek naar de gebiedsbescherming niet nodig is.
 
Ten aanzien van de soortenbescherming geldt dat ook voor deze casus moet worden gekeken of er sprake is van 1 (of meerdere) verbodsactiviteiten.
 
Er worden bij dit plan aan de Jabbingelaan geen bomen gekapt, sloten gedempt en/of gebouwen gesloopt. Daarnaast maakt het plangebied geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Vanwege deze redenen en omdat dit plan slechts de herbestemming van een bestaand pand van ‘Wonen – 2 ’ naar een andere woonbestemming (Wonen – 1) betreft zijn er geen nadelige effecten ten aanzien van het aspect flora en fauna te verwachten. Nader onderzoek naar de soortenbescherming is ook voor deze locatie niet nodig.
 
4.5 Geluid
   
4.5.1 Aanleiding en doel
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen).
 
Op Europees niveau is het voornaamste doel op het gebied van geluidshinder dat niemand wordt blootgesteld aan geluidsniveaus die zijn of haar gezondheid en de kwaliteit van zijn of haar bestaan in gevaar brengen.
 
Voor de bestrijding van geluidshinder kunnen verschillende soorten maatregelen worden getroffen: bestrijding van geluid aan de bron, bijvoorbeeld stillere auto's, stillere wegdekken, het verkeersluw maken van straten, het zachter zetten van de stereo, het dempen van de piano. Maatregelen tussen bron en ontvanger; bijvoorbeeld het plaatsen van een geluidsscherm of -wal of een betere muurisolatie tussen woningen. Maatregelen aan de kant van de ontvanger; meestal gaat het dan om het aanbrengen van (extra) geluidsisolatie aan de woning en het rekening houden met geluidsnormeringseisen bij het vastgestelden van woningen.
 
Het doel van het akoestisch onderzoek bij ruimtelijke plannen is het voorkomen van geluidshinder bij geluidsgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) door het aanhouden van voldoende afstand ten opzichte van geluidsproducenten (industrie, railverkeer etc.) of het treffen van andere maatregelen.
 
De verplichting tot eventuele uitvoering van een akoestisch onderzoek is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een projectafwijkingsbesluit indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.
 
Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
 
4.5.2 Doorwerking naar het plan
Naast wegverkeerslawaai moeten voor een goede ruimtelijke ordening meerdere aspecten dienen te worden betrokken. Immers voor een goede ruimtelijke ordening wordt bescherming tegen geluidhinder geboden door de Wet geluidhinder voor zoneringsplichtige wegverkeerslawaaibronnen en industrielawaaibronnen, de Wet luchtvaart, Wet milieubeheer en deels door de Wro en Wabo.
 
Wet geluidhinder
De wet geluidhinder is alleen van toepassing indien geluidsgevoelige objecten binnen, volgens deze wet vastgestelde, zones voor wegverkeerslawaai-bronnen worden geprojecteerd. Deze zoneringsplicht heeft ook betrekking op wegverkeersbronnen met uitzondering van wegen die binnen een 30 km-uur zone vallen, en industrieterreinen bestemd voor ‘grote lawaai makers’. Ter plaatse (zowel de Landlaan als de Jabbingelaan) bedraagt de snelheid 30 km/uur, waardoor nader geluidsonderzoek naar wegverkeerslawaai niet nodig is. Wanneer de geluidgevoelige objecten binnen een geluidszone van een industrieterrein komen te liggen geldt hier eveneens dat een ontheffing voor een hogere grenswaarde dient te worden verleend. Hiervan is geen sprake in voorliggende casus, immers er bevinden zich geen bedrijventerreinen in de buurt die ‘grote lawaai makers’ toestaan.
 
Wet luchtvaart
De Wet luchtvaart is niet van toepassing op deze casus.
  
Wet milieubeheer
Voor spoorweglawaai van hoofdspoorbanen en wegverkeerslawaai van hoofdwegen (Rijkswegen) is de Wet geluidhinder niet meer van toepassing. Hiervoor in de plaats is hoofdstuk 11 aan de Wet milieubeheer. In dit hoofdstuk is geregeld dat deze spoorbanen en wegen over geluidsproductie plafonds, in plaats van een geluidszonering, dienen te beschikken. Voor een ontheffing voor een hogere geluids-belasting is de Wet geluidhinder wel van toepassing. Aangezien de geluidsgevoelige objecten niet grenzen aan een hoofdweg of hoofdspoorbaan is een ontheffing volgens de Wet geluidhinder niet van toepassing.
 
Wet ruimtelijke ordening
Wanneer de geluidsgevoelige objecten nabij een bedrijventerrein worden geprojecteerd dient rekening te worden gehouden met de geadviseerde richtafstanden uit de Handreiking Bedrijven en Milieuzonering 2009. Ook dient rekening te worden gehouden dat het voornemen van de bestemmingen de rechten die de bedrijven op dit bedrijventerrein hebben, niet worden aangetast. Bij deze casus is geen bedrijventerrein aanwezig, waardoor er geen sprake is van bestaande milieurechten.
 
Hinder als gevolg van de Woonzorgeenheid Landlaan Onstwedde
Woonzorgeenheden valen onder de meldingsplicht (Type A inrichtingen) Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht. Om hinder naar de omgeving toe te beperken zijn de algemene milieuregels uit dit activiteitenbesluit van toepassing. Om knelpunten, die achteraf kunnen ontstaan, te voorkomen wordt voor woonzorgeenheden een richtafstand conform de Handreiking Bedrijven en milieuzonering gehanteerd. Een woonzorgeenheid valt onder sbi-code 2008: 872/873, nummer 1; categorie 2 (Bedrijven en milieuzonering editie 2009). Het aspect geluid wat betreft dit onderwerp wordt behandeld in paragraaf 4.8 over milieuhinder.
 
4.6 Luchtkwaliteit
   
4.6.1 Aanleiding en doel
Een gezonde buitenlucht is belangrijk voor de maatschappij. Tot op Europees niveau spant men zich daarom in om de luchtkwaliteit op orde te krijgen door middel van regels en normen. Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen decennia in Nederland is verbeterd, voldoet ze nog steeds niet overal aan de normen. Met name fijn stof en stikstofdioxiden leveren problemen op. Een groot aantal bouwprojecten, zoals wegverbredingen en de aanleg van bedrijventerreinen en nieuwbouwwijken, lagen en liggen daarom soms nog steeds stil. Doordat in overschrijdingsgebieden soms ook gewenste of noodzakelijke plannen en projecten worden stilgelegd, ontstond een discussie om gewenste en soms noodzakelijke plannen toch doorgang te kunnen laten vinden. Dat heeft geresulteerd in nieuwe regels voor luchtkwaliteit.
 
Het doel van het luchtkwaliteitonderzoek is het geven van inzicht in de gevolgen van een plan voor de luchtkwaliteit om een goede luchtkwaliteit te kunnen garanderen. Daarom moet luchtkwaliteit al in een vroeg stadium van de planvorming worden meegewogen. Gegevens over de luchtkwaliteit worden verzameld om vervolgens te kunnen bepalen of er voor het doorgaan van het project al dan niet aanvullende maatregelen nodig zijn. In de praktijk zullen met name fijn stof en stikstofdioxiden moeten worden onderzocht. Daarnaast kan een goede ruimtelijke ordening met zich brengen dat een afweging wordt gemaakt rondom de aanvaardbaarheid van een project op een bepaalde locatie.
 
De luchtkwaliteit hoeft (artikel 5.16 Wet milieubeheer) geen belemmering te vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
  • geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een plan of project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt;
  • een project per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat tevens voorziet in maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
4.6.2 Doorwerking naar het plan
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
 
Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm. Met de inwerktreding van de NSL op 1 augustus 2009 geldt de volgende bovengrens om als NIBM-project te worden aangemerkt: de bouw van 1500 woningen aan één ontsluitingsweg.
 
Voorliggend initiatief betreft het realiseren van 24 woonzorgeenheden aan de Landlaan en 2 woningen aan de Jabbingelaan te Ontswedde. Het project (in zijn totaliteit) is qua aard en omvang ondergeschikt ten opzichte van de bouw van 1500 woningen aan één ontsluitingsweg. Het project moet derhalve worden beschouwd als een Nibm-project. Daarom hoeft ten aanzien van de componenten NO2 en fijn stof PM10 geen nader onderzoek te worden uitgevoerd. Voor zeer fijn stof PM2,5 bestaat geen standaard NIBM-benadering. Echter, de achtergrondconcentratie PM2,5 ter plaatse is zo gering dat als aangenomen wordt dat de gehele PM10-belasting van de omgeving bestaat uit PM2,5, nog steeds voldaan wordt aan de luchtkwaliteitseis ten aanzien van PM2,5. Voor andere componenten bestaat geen aanleiding om een belasting van de omgeving door de realisatie van dit project te verwachten.
 
Daarnaast is in bovenstaande geen rekening mee gehouden dat ook nu al op de betreffende percelen een bestemming rust die gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit. Met de realisatie van het project zal deze belasting komen te vervallen. De werkelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit zullen dus kleiner zijn dan hierboven beschreven. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig.
 
4.7 M.E.R.-beoordeling
   
4.7.1 Aanleiding en doel
De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de 'moederprocedure'. Dit is de procedure op grond waarvan de besluitvorming plaatsvindt, bijvoorbeeld de bestemmingsplanprocedure, of een milieuvergunningsprocedure.
  
4.7.2 Doorwerking naar het plan
In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.3 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject (met inbegrip van winkelcentra of parkeerterreinen): indien:
  • De oppervlakte een aaneengesloten gebied betreft van 100 hectare en groter dan 2000 woningen betreft.
Qua aard, omvang en ligging is voorliggend ruimtelijk plan niet gelijk te stellen aan de betreffende en omschreven activiteit zoals bedoeld in het Besluit m.e.r.
 
Echter, op 1 april 2011 heeft een wijziging van het Besluit m.e.r. plaatsgevonden. Daardoor is nu een beoordeling van een activiteit zoals die voorkomt op lijst D noodzakelijk, zelfs al is de omvang van de activiteit ver onder de drempelwaarde gelegen.
 
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee uitkomsten leiden:
  • Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.-beoordeling noodzakelijk;
  • Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.
In bijlage III van de EU-richtlijn m.e.r staan de criteria genoemd waarnaar moet worden gekeken bij de beoordeling. In voorliggende casus is gekeken naar deze Europese criteria.
 
Op basis van de uitkomsten in dit hoofdstuk 4 – Omgevingsfactoren – is inzichtelijk gemaakt dat er geen belangrijk nadelige gevolgen zijn voor de omgeving en het milieu. Verder hebben de locaties en de omgeving verder geen bijzondere kenmerken die geschaad worden door het initiatief. Gezien de aard van de ingrepen zijn verder geen negatieve effecten te verwachten, zodat op basis hiervan verder kan worden afgezien van het verrichten van een (vorm)vrije m.e.r.-beoordeling.
 
4.8 Milieu(hinder)
   
4.8.1 Aanleiding en doel
Nieuwe functies kunnen milieuhinderlijk zijn voor omringende woningen dan wel bedrijven. Er dient een beoordeling plaats te vinden of de nieuwe functie wel milieuhygiënisch inpasbaar is. Er dient daarom beoordeeld te worden of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die gehinderd kunnen worden door onderhavig project of waarvan het project juist hinder ondervindt.
 
De (indicatieve) lijst "Bedrijven en Milieuzonering 2009", uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse gemeenten, geeft weer wat de richtafstanden zijn voor milieubelastende activiteiten. In deze publicatie worden de indicatieve richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Bij het bepalen van de richtafstanden wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
  • het betreft gemiddeld moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstypen ‘rustige woonwijk’ en ‘rustig buitengebied’;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten;
  • bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten kunnen deze activiteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij de ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende milieucategorie.
 
De gegeven richtafstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moeten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn. Het is aan te bevelen deze afwijkingen te benoemen en te motiveren indien aan de orde.
 
4.8.2 Doorwerking naar het plan
Locatie Landlaan
Vanuit de woonzorgeenheden naar de omgeving.
De bestaande locaties van De Zijlen in Onstwedde zijn bestemd als ‘Wonen’. Voor de locatie aan de Landlaan wordt gekozen voor een bestemming ‘Maatschappelijk’. Dit heeft te maken met het feit dat ter plaatse continue zorg geboden wordt. Daarnaast is hiervoor gekozen vanwege het feit dat er aan de Landlaan reeds een maatschappelijke functie zat, namelijk een school, en dat straks de bestemming alleen wordt uitgebreid.
 
Het valt te verwachten dat een woonzorgcomplex minder geluidsoverlast veroorzaakt dan de school die in het verleden aanwezig was. In de VNG Reeks staan bedrijven genoemd die hinder kunnen veroorzaken naar de omgeving. Woningen zijn daarin niet genoemd als zijnde ’veroorzaker van hinder’. Ook het aan- en afrijden van auto’s zal niet veel anders zijn als bij ‘reguliere’ woningen. Het valt niet te verwachten dat er sprake zal zijn van hinder vanuit het woonzorgcomplex naar woningen in de nabijheid van het plangebied, ook gezien het verleden dat hier een school aanwezig was.
 
Vanuit de omgeving naar de woonzorgeenheden.
In de omgeving van de nieuw te bouwen woonzorgeenheden kunnen bedrijven/instellingen aanwezig zijn die vanuit milieuhygiënisch oogpunt gehinderd zouden kunnen worden door de bouw van de woonzorgeenheden. Hiertoe is geoordeeld of er bedrijven/instellingen/voorzieningen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn.
 
Er bevinden zich in de directe nabijheid geen bedrijven. Wel bevinden zich in de nabijheid van het perceel een aantal recreatieve- en sportieve voorzieningen, te weten het zwembad (circa 45 meter tot de grens van de inrichting ‘zwembad’), voetbalvelden (circa 67 meter) en de tennisbanen (circa 150 meter).
 
Op basis van de VNG-Reeks bedragen de normafstanden van deze voorzieningen tot aan woningen (woonzorgeenheden) de volgende.
 
 
Op basis van deze tabel blijkt dat de invloed van het voetbalveld als ook de tennisbanen niet van invloed is op de geplande woningbouw. Het zwembad is wel van belang. Hier geldt een normafstand voor geluid van 200 meter. Het gehele plangebied valt binnen deze invloedssfeer van 200 meter op basis van geluid.
 
De Omgevingsdienst Groningen heeft een integraal advies geschreven over het plan aangaande het aspect geluid. Dit integraal advies is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder volgt integraal overgenomen dit advies.
 
In het verleden heeft op deze plek een school gestaan. Hoewel de school geluidsgevoeliger is als een woonbestemming, had je het voordeel dat als de kinderen op school zaten, ze geen lawaai in het zwembad konden maken. Met een 24/7 woonfunctie, moet wonen nabij het zwembad zorgvuldig bekeken worden.
 
Afstandseisen
Volgens Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een niet overdekt zwembad (SBI-2008 931) een categorie 4.1 inrichting. Grootse afstand is daarbij 200 meter voor geluid.
 
Het Activiteitenbesluit kent geen harde afstandseisen als het gaat om geluid. De norm geld in principe op de gevel van een woning. Hoewel niet direct van toepassing kan aansluiting gezocht worden bij artikel 2.17 lid 4 onder d. "indien de inrichting is gelegen op een gezoneerd industrieterrein en binnen een afstand van 50 meter geen gevoelige objecten, anders dan gevoelige objecten gelegen op het gezoneerde industrieterrein zijn gelegen, de waarden van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) uit tabel 2.17d gelden op een afstand van 50 meter vanaf de grens van de inrichting;"  
 
Gezien de omgeving is er veel voor te zeggen om de grens van het bouwblok op 50 meter van het zwembad te situeren. Eventuele niet gevoelige delen, zoals de keuken of een sportvoorziening en buitenvoorzieningen kunnen natuurlijk wel dichterbij geprojecteerd worden.
 
Conclusie
Er is op het gebied van geluid geen belemmering die de vestiging van de woonunits onmogelijk maakt. Enige aandacht met betrekking tot de indeling is wenselijk omdat hiermee effectiever met de beschikbare ruimte kan worden omgegaan.
 
Locatie Jabbingelaan
Het project betreft de herbestemming van een bestaand pand met een woonbestemming (Wonen – 2) naar een andere woonbestemming (Wonen -1). De functie van het plangebied verandert dus niet (blijft wonen). Nader onderzoek naar milieuhinder is alleen noodzakelijk indien er sprake is van een nieuwe functie. Dit is voor dit plan niet van toepassing, waardoor nader onderzoek naar milieuhinder ook voor de Jabbingelaan niet nodig is.
 
4.9 Verkeer en Vervoer
   
4.9.1 Aanleiding en doel
Nieuwe functies betekenen meestal ook dat er sprake is of zal zijn van een toename van verkeersbewegingen, alsmede ontstaat er een parkeerbehoefte. Uitgangspunt is dat nieuwe functies geen onevenredige extra hinder veroorzaken voor reeds aanwezige functies in de omgeving.
  
4.9.2 Doorwerking naar het plan
Landlaan
De bewoners zijn waarschijnlijk zelf niet in het bezit van een auto. Mobiliteit wordt veroorzaakt door bezoekers en personeel. De wegen die, na de realisatie van het woon-zorgcomplex, de toename van het verkeer moeten opvangen, kunnen deze toename voldoende verwerken.
 
Parkeren
Voor de beoogde nieuwbouw van 24 woonzorgeenheden voor De Zijlen aan de Landlaan te Onstwedde zijn de volgende parkeerplaatsen benodigd.
  • Voor een taxi(bus). Deze taxi(bus) zal hoofdzakelijk worden gebruikt voor het vervoer van de bewoners, hiervoor is een dubbele parkeerplaats nodig. Deze 2 parkeerplaatsen worden gesitueerd bij de entree aan de Landlaan.
  • Voor bezoek, alsmede het halen en brengen van bewoners door taxi’s of familie/verwanten zijn in totaal 3 parkeerplaatsen nodig. Deze parkeerplaatsen zouden bij voorkeur gerealiseerd moeten worden als langsparkeren, tussen de Weerdinghelaan en Landlaan in aansluiting op de huidige parkeerwijze aan de Landlaan.
  • Voor het personeel zijn er vijf parkeerplaatsen benodigd. Deze parkeerplaatsen worden gerealiseerd in het verlengde van de bestaande parkeerplaats van het zwembad ten oosten van de Weerdinghelaan.
De gemeente Stadskanaal heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de genoemde aantallen en parkeeropzet zoals mede zichtbaar op onderstaande tekening.
 
Hierna een weergave van de verkavelingsopzet van het plangebied aan de Landlaan.
 
 
Voor de locatie aan de Jabbingelaan is op dit moment voldoende parkeergelegenheid ten gunste van de woonzorgvoorziening de Woldstee. Doordat deze locatie wordt herbestemd naar 2 woningen, zullen er voor de Jabbingelaan in de toekomst geen parkeerproblemen worden verwacht.
 
4.10 Waterparagraaf
   
4.10.1 Aanleiding en doel
In de loop van de tijd hebben ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland veel ruimte aan water en/of waterberginglocaties onttrokken. Aan het begin van de 21e is geconstateerd dat ruimtelijke ontwikkelingen de ruimte voor water niet verder zou mogen beperken. Juist meer ruimte voor water is nodig om klimaatveranderingen, zeespiegelrijzing en bodemdaling op te vangen. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets.
 
Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De meerwaarde van de watertoets is dat zij zorgt voor een vroegtijdige systematische aandacht voor het meewegen van wateraspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
 
De watertoets is wettelijk verankerd met het Besluit van 3 juli 2003 tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 in verband met gevolgen van ruimtelijke plannen voor de waterhuishouding (watertoets).
 
De wijziging van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) regelt een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg met de waterschappen. De verplichting geldt formeel niet voor de structuurvisie. De ruimtelijke structuurvisie is een belangrijk instrument, omdat hierin de strategische ruimtelijke keuzen (locatiekeuzen) voor water en ruimtelijke ontwikkelingen worden gemaakt. Het instrument is vorm- en procedurevrij.
 
4.10.2 Doorwerking naar het plan
Op 26 februari 2015 en 25 maart 2015 is via het online instrument via www.dewatertoets.nl de zogeheten watertoets voor beide locaties uitgevoerd. Op basis hiervan blijkt dat zowel het perceel aan de Landlaan als de Jabbingelaan zich bevinden binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa’s.
 
Locatie Landlaan
De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat voor het realiseren van het woonzorgcomplex aan de Landlaan de korte watertoets van toepassing is. Dit houdt in dat het waterschap Hunze en Aa's een standaard wateradvies afgeeft in de vorm van een standaard waterparagraaf.
 
Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets in het niet noodzakelijk het waterschap te betrekken, als er met de opmerkingen gemaakt in dit document rekening zal worden gehouden tijdens de verdere uitwerking van dit plan. Het watertoetsdocument is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
 
Wel wordt nog vermeld dat in overleg tussen de gemeente en het waterschap het volgende nog van belang is om te benoemen in het kader van het wateradvies. Ten behoeve van het beoogde bouwplan zal gebruik worden gemaakt van een gescheiden afvoer van hemelwater en vuil afvalwater. Het schone regenwater wordt afgevoerd naar de waterpartij aan de andere kant van de straat en zoals hieronder zichtbaar is.
  
 
Locatie Jabbingelaan
De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat voor het herbestemmen van het pand aan de Jabbingelaan geen waterschapsbelang aanwezig is. Als bijlage bij dit bestemmingsplan is de bijlage ‘geen waterschapsbelang’ bijgevoegd.
 
5 Economische uitvoerbaarheid
   
De kosten die gepaard gaan met de uitvoering van de plannen zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. De plannen zijn daarmee economisch uitvoerbaar.
 
6 Overleg en inspraak
   
In deze paragraaf worden, wanneer deze beschikbaar zijn indien noodzakelijk, de resultaten van het overleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening uiteengezet. Ook de resultaten van de inspraak dan wel ter visie legging worden hier uiteengezet wanneer deze beschikbaar is.
 
11 februari 2015: Informatieavond De Bolster, Boslaan 46 te Onstwedde
Op genoemde datum heeft de Zijlen een informatieavond gehouden om omwonenden en belangstellenden te informaren naar het initatief tot bouwen. Er zijn circa 70 personen op deze avond afgekomen. De zijlen was aanwezig, evenals de project architect en de ontwikkelende aannemer. Namens de gemeente waren aanwezig o.a. Johan Hamster wethouder (van Welzijn en Zorg).
 
Tijdens deze inloopavond is het bouwplan gepresenteerd. Er waren maquettes en plattegronden aanwezig om het inzichtelijk te maken. Reacties waren vooral heel positief. Verder zijj door de aanwezigen
 
Ontwerp-bestemmingsplan
 
PM Volgt na ter-inzage-legging.
 
7 Juridische toelichting
  
In dit bestemmingsplan is zo veel mogelijk aangesloten op het geldende bestemmingsplan Onstwedde, Alteveer en Mussel. De gehanteerde maatvoering is beperkt aangepast om de benodigde vrijheid te verkrijgen voor de stedenbouwkundige inpassing van het woonzorgcomplex aan de Landlaan en de transormatie tot maximaal 2 woningen aan de Jabbingelaand.
 
De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond met topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.
 
Uitgangspunt voor de regels is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Daarnaast is voor de regels ook aansluiting gezocht bij de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening.
 
De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
 
Hoofdstuk 1
bevat de begrippen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2); deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde aangegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.    
Hoofdstuk 2
bevat de bestemmingen. Deze artikelen hebben een vaste opbouw.    
Hoofdstuk 3
bevat enkele algemene regels, zoals de antidubbeltelbepaling, de procedureregels en algemene afwijkingsregels.    
Hoofdstuk 4
bevat tenslotte het overgangsrecht en de slotregel, met daarin de titel van het bestemmingsplan.