Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Landelijk Gebied, Kopstukken 10
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0037.BP1205-vs01

Artikel 5 Wonen

 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met daaraan ondergeschikte beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  2. woningen in combinatie met een daaraan ondergeschikte bed and breakfastaccommodatie;
  3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  4. het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
met daaraan ondergeschikt:
  1. tuinen en erven;
  2. verhardingen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2. Bouwregels
 
Het bebouwingspercentage per bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste 50 % van de oppervlakte van het bestemmingsvlak tot een maximum van 300 m2
 
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  2. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
  3. de goothoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 4,5 m bedragen, dan wel de goothoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze meer bedraagt;
  4. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 9 m bedragen, dan wel de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw indien deze meer bedraagt;
  5. een hoofdgebouw mag uitsluitend zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30 graden en ten hoogste 60 graden mag bedragen;
  6. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen;
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen in de perceelgrens worden gebouwd;
  2. aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen, voor zover die zijn gelegen in een strook van 3 meter vanaf de zijdelingse perceelgrens, geen grotere goothoogte/boeiboordhoogte hebben dan 3 meter en geen grotere dakhelling dan 60o;
  3. de goothoogte/boeiboordhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag in overige gevallen niet groter zijn dan de hoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 m;
  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen een goothoogte hebben die niet groter is dan 3,00 meter en een bouwhoogte die niet groter is dan 6.00 m.
4.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m mag bedragen;
  2. de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  3. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
4.3. Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in lid 4.2,sub d, onder 2 en toestaan dat antennemasten mogen worden gebouwd tot een hoogte van 8 m;
  2. De onder a bedoelde ontheffing mag daarnaast:
    1. geen onevenredige afbreuk doen aan de in lid 4.1 omschreven waarden;
    2. geen negatieve invloed hebben op het milieu, de kwaliteit van de bodem en het grond- en oppervlaktewater;
    3. geen negatieve invloed hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van andere gronden en gebouwen.
4.4. Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zodanig dat:
    1. de bedrijfsvloeroppervlakte in de woning meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige woning, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte in alle gebouwen niet meer bedraagt dan 90 m²;
    2. de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis niet worden uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    3. de woonsituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden onevenredig worden aangetast;
    4. er onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
    5. het milieuvergunnings- of -plichtige inrichtingen betreft;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij het detailhandel bij beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis betreft, in welk geval detailhandel is toegestaan, die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit, of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
  5. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  6. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen; het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  7. het gebruik van de gronden voor reclamedoeleinden;
  8. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.