direct naar inhoud van 4.4 Ecologie
Plan: Stadskanaal Noord - Multifunctionele Accomodatie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.BP0903-vs01

4.4 Ecologie

In het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met het beleid en de wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat met beide geen strijdigheid ontstaat.

EcoGroen Advies BV heeft in het plangebied een quickscan natuurtoets uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in Bijlage 5. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet en het vigerend gebiedsgericht natuurbeleid. Het onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek op 21 oktober 2009 en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens. De conclusies komen hierna aan de orde.

Gebiedsbescherming
Bij de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als ecologische hoofdstructuur (EHS) of als Natura 2000-gebieden.

Conclusie
Het plangebied maakt geen deel uit van een gebied dat is beschermd krachtens de Natuurbeschermingswet, Ecologische Hoofdstructuur of ander gebiedsgericht natuurbeleid. Op basis van de afstand, aard van de ingreep en tussenliggende barrières zijn uitstralende effecten op dergelijke gebieden ook niet aan de orde.

Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen beschermde dieren en planten - die in de wet zijn aangewezen - niet gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld worden en is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, vernielen of te verstoren. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor (bedreigde) soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijst-soorten zijn de ontheffingsvoorwaarden (zeer) streng.

De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn ook - in het kader van de Flora- en faunawet - de mogelijke effecten op de te beschermen soorten worden meegewogen. Een beoordeling op het moment dat activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld. Indien op dat moment blijkt dat sprake is van (een) beschermde soort(en) en de activiteit strijd oplevert met de bepalingen uit de Flora- en faunawet, zal de betreffende activiteit pas plaats kunnen vinden na het verkrijgen van een ontheffing.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan moet redelijk zicht bestaan op de verleenbaarheid van een eventueel benodigde ontheffing. Anders is het bestemmingsplan niet uitvoerbaar.

Conclusie
Het plangebied betreft een deel van een sportveld. Ten zuidwesten van het veld ligt een grote verharde parkeerplaats, een woonhuis (te behouden) een Scoutingclubhuis en enige randbeplanting. Het gehele terrein is omsloten door bomenrijen en een brede watergang.

Onderstaand worden de bevindingen kort weergegeven:
In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen of te verwachten. Wel is een exemplaar van Krabbenscheer aangetroffen. Deze soort is opgenomen op de Rode Lijst in de categorie 4; gevoelig;

In het Scoutinggebouw zijn vaste verblijfplaatsen van Gewone grootoorvleermuis en Ruige dwergvleermuis te verwachten. In het woonhuis bevinden zich geen geschikte invliegopeningen en worden zodoende geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen verwacht. In een lindeboom nabij het clubhuis is een voor vleermuizen potentieel geschikte boomholte aanwezig. Er wordt geen schade aan vlieg- en/of jachtroutes verwacht. Het plangebied fungeert vermoedelijk als beperkt foerageergebied voor enkele vleermuissoorten;

Verspreid in het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde (tabel 1 Flora- en faunawet) zoogdiersoorten als Rosse woelmuis, Bosmuis, Huisspitsmuis en Egel te verwachten. Vaste rust- en verblijfplaatsen van zwaarder beschermde zoogdieren als Steenmarter (tabel 2 Flora- en faunawet) worden niet verwacht in het plangebied;

De bomen en struiken vormen broedgebied voor algemene broedvogels zoals Roodborst, Heggenmus, Merel, Houtduif en Winterkoning. Het Scoutinggebouw wordt mogelijk gebruikt als nestlocatie voor Winterkoning. In het woonhuis zijn nestplaatsen van jaarrond beschermde Huismus te verwachten. Andere soorten met jaarrond beschermde rustplaatsen zijn niet aangetroffen of te verwachten;

In de watergangen zijn geen beschermde vissen te verwachten. Wel vindt er mogelijk voortplanting plaats van laag beschermde amfibieën. Juridisch zwaarder beschermde amfibieën worden op basis van bekende verspreidingsgegevens en terreinkenmerken niet verwacht. Verder is overwintering van laag beschermde amfibieënsoorten als Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander (beiden tabel 1 Flora- en faunwet) te verwachten;

Er zijn geen reptielen of beschermde ongewervelden aangetroffen en/of te verwachten. Geschikte biotopen voor deze soortgroepen ontbreken.

Nader onderzoek, compenserende en mitigerende maatregelen
Indien de Linden rond het veld gekapt worden dient aanvullend onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen te worden gedaan;

Voor de in voorliggende situatie aanwezige of te verwachten tabel 1-soorten geldt in deze situatie automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet, waardoor verbodsbepalingen niet worden overtreden;

Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Kap en sloop dient daarom buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd

Omdat het Scoutinggebouw gesloopt wordt is aanvullend onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen in gang gezet.