direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Onstwedde, Alteveer en Mussel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.BP0803-oh01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen voor:
    • 1. bedrijven genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2;
    • 2. zetmeelopslag en daaraan verbonden activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zetmeelopslag';
    • 3. autosloperij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autosloperij';
    • 4. loonbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';

met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

  • b. bestaande bedrijfswoningen, met dien verstande dat nieuwe bedrijfswoningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zoals genoemd in de bij deze regels behorende lijst met beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • c. het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. erven en terreinen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 4.1, sub a, onder 1 en 2 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. voorzover voorzien van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag een gebouw uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Voorzover niet voorzien van de aanduiding ‘bouwvlak’ dient een gebouw te worden gebouwd binnen de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste het aangegeven percentage bedragen. Voorzover niet voorzien van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag ten hoogste 50% van het bouwperceel met gebouwen worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven goothoogte bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de in het bouwvlak aangegeven bouwhoogte bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten hoogste één bedrijfswoning per bouwperceel worden gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste 50% bedraagt van de gezamenlijke oppervlakte van de in lid 4.1 onder a genoemde gebouwen;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag ten hoogste 150 m2 bedragen;
  • d. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 4.2.1 van overeenkomstige toepassing;
  • e. voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 11 m bedragen;
    • 3. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen.
4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 50 m2, voor bouwpercelen tot 500 m2;
    • 2. 70 m2, voor bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2;
    • 3. 80 m2, voor bouwpercelen van 1.000 m2 tot 1.500 m2;
    • 4. 90 m2, voor bouwpercelen van 1.500 m2 tot 2.000 m2;
    • 5. 100 m2, voor bouwpercelen groter dan 2.000 m2;

tenzij het bestaande oppervlak groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;

  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • c. overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • g. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient ten minste 1 m te bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde in sub g mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd, indien de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd, minder bedraagt dan 50 m2.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m of niet hoger dan 2 m indien gebouwd:
    • 1. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat;
    • 2. meer dan 1 m achter de voorgevel;
    • 3. meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen;
  • b. de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • c. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten ten hoogste 6 m mag bedragen.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.3.1 Verlening

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • de woonsituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de (sociale) veiligheid;
  • de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

ontheffing verlenen van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1, sub b voor verhoging van het bouwpercentage van 50% naar 70%. In geval in bestaande situaties het bouwperceel voor meer dan 70% met gebouwen is gebouwd, mag het bouwperceel voor ten hoogste 80% met gebouwen worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2, sub a en toestaan dat een bedrijfswoning buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.2, sub b en toestaan dat de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt toegevoegd, mits:
      • per bouwperceel ten hoogste één bedrijfswoning wordt toegestaan;
      • het bouwperceel een oppervlakte heeft van ten minste 2.000 m2;
      • de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
      • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.2, sub c en toestaan dat de oppervlakte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot 250 m2 mits:
    • 1. het uitsluitend vrijstaande bedrijfswoningen betreffen;
    • 2. de oppervlakte van een bouwperceel en daarbij behorende tuin ten minste 800 m2 bedraagt;
    • 3. een afstand tot de grens van het bouwperceel van ten minste 5 m in acht wordt genomen, tenzij de bestaande afstand kleiner is dan 5 m, in welk geval aan de betreffende zijde de bestaande afstand mag worden aangehouden.
4.3.2 Voorbereiding

Bij de voorbereiding van de in lid 4.3.1, sub c bedoelde ontheffingsbevoegdheid zal verkennend onderzoek worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden. Indien het verkennend onderzoek hiertoe aanleiding geeft, wordt advies ingewonnen bij de provinciaal archeoloog

4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de op het bouwperceel aanwezige bebouwing, bouwvergunningsvrije bouwwerken daaronder niet begrepen;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 45 m2;
    • 3. de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis niet worden uitgeoefend door in ieder geval een van de bewoners van de woning;
    • 4. de woonsituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden onevenredig worden aangetast;
    • 5. onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
    • 6. het milieuvergunning- of meldingsplichtige inrichtingen betreft;
    • 7. de reclame-uitingen niet voldoen aan de betreffende regels van de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken als vulpunt voor lpg, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  • e. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • f. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan:
    • 1. voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
    • 2. voor de uitvoering van een krachtens de bestemming toegelaten bedrijf(sactiviteit);
  • g. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan voor de uitvoering van een krachtens de bestemming toegelaten bedrijf(sactiviteit);
  • h. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, ontheffing verlenen van de gebruiksregels voor:

  • a. de vestiging van bedrijven genoemd in een naast hogere categorie (categorie 3) en bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het vestigen van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijvenonder de categorieën 1 en 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in de categorieën 1 en 2;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen, mits:
      • de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van het winkelapparaat in het centrum;
      • geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.