direct naar inhoud van Artikel 17 Tuin
Plan: Onstwedde, Alteveer en Mussel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0037.BP0803-oh01

Artikel 17 Tuin

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voortuinen en zijtuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. erkers;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  • a. een erker mag aan de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de voortuin mag bedragen, met dien verstande dat de diepte ten hoogste 1,5 m mag bedragen;
    • 2. de breedte van een erker ten hoogste de helft van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
    • 3. de afstand van een erker tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij sprake is van twee aaneen te bouwen erkers voor twee afzonderlijke, aaneen gebouwde woonhuizen;
  • b. een erker mag aan de zijgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 1 m mag bedragen, gemeten vanaf de gevel waaraan de erker is gebouwd;
    • 2. de breedte van een erker ten hoogste twee derde van de breedte van de zijgevel mag bedragen, tenzij het een hoekgevel betreft, in welk geval de lengte ten hoogste 2,5 m, gemeten vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw, mag bedragen;
    • 3. de afstand van een erker tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m dient te bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een erker is ten hoogste gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag per bouwperceel ten hoogste 2 m2bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m of niet hoger dan 2 m indien gebouwd:
    • 1. op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat;
    • 2. meer dan 1 m achter de voorgevel;
    • 3. meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen;
  • c. de hoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • d. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
17.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • e. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. het gebruik van gronden voor reclamedoeleinden.
17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemmingen 'Wonen - 1' en/of 'Wonen - 2', mits;

  • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van een veranderende situering van het bestaande woongebouw;
  • 2. het aantal hoofdgebouwen per bouwperceel ten hoogste het bestaande aantal zal bedragen;
  • 3. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 2 m bedraagt;
  • 4. de woonfunctie geen onevenredige afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving en voldoet aan de voor het gebied relevante milieuaspecten, waaronder de aspecten geluid en geur;
  • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de woonsituatie;
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de (sociale) veiligheid;
      • brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • 6. de cultuurhistorische waarden van het gebied behouden blijven;
  • 7. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 21 of artikel 22 van toepassing zijn.