direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Fase 5 Nobelhorst
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.TAMOP5CF01-on01

Regels

Preambule

Dit plan beoogt om woningbouw met maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken op de locatie 'Nobelhorst, fase 5'. Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) in het omgevingsplan van de gemeente Almere. Dit hoofdstuk is digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, op grond van artikel 11.1, tweede lid Besluit elektronische publicaties. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Almere.

In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a' gelezen worden.

In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage 22a gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Verhouding ruimtelijke regels omgevingsplan tijdelijk deel

De besluiten in afdeling 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn op de locatie, bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet.

1.2 Relatie met de Bruidsschat (tijdelijk deel van het omgevingsplan)

De regels in afdeling 22.2 (met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3) en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.

1.3 Geometrische afbakening reikwijdte TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Fase 5, Nobelhorst

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Nobelhorst, fase 5 waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het gml-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0034.TAMOP5CF01-on01 zoals weergegeven op www.ruimtelijkeplannen.nl en te zien is op omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart.

Artikel 2 Begrippen

  • a. artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, zijn van overeenkomstig van toepassing op dit omgevingsplan, tenzij in het eerste lid daarvan is afgeweken.
  • b. voor de toepassing van hoofdstuk 22a gelden de volgende aanvullende begripsbepalingen:

2.1 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.2 afhaalpunt

een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten.

2.3 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.4 bed and breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt.

2.5 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren repareren en verhandelen van goederen. Onder bedrijf wordt ook verstaan: bezorgservice, webwinkel, afhaalpunt en andere vergelijkbare bedrijven.

2.6 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw dat kennelijk bestemd is voor een ingevolge de bestemming toegelaten hoofdfunctie, niet zijnde wonen, die bewoond wordt door tenminste één persoon die werkzaam is voor de hoofdfunctie.

2.7 beroep of bedrijf aan huis

beroeps- of bedrijfsactiviteiten die in een woning en/of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en die een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

2.8 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

2.9 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

2.10 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.11 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

2.12 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

2.13 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, perifere detailhandel, internetwinkel en supermarkt.

2.14 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks al dan niet via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen.

2.15 eigen toegang

een deur die direct toegang geeft tot de woning, die bereikbaar is via de straatzijde of vanuit een gemeenschappelijke hal en die voorzien is van een door de gemeente verleend huisnummer.

2.16 erker

een ondergeschikt op de begane grond gelegen uitbouw van één bouwlaag aan de voorgevel van het hoofdgebouw.

2.17 gevel

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

2.18 hoofdbewoner

de eigenaar of de huurder van de woning die daar zijn hoofdverblijf heeft.

2.19 huishouden

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • 1. een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  • 2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal vier personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning.
2.20 internetwinkel

een bedrijfsactiviteit waarbij de consument niet alleen via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, maar waar ook sprake is van uitstalling ten verkoop of overige activiteiten.

2.21 kamerbewoning

een zelfstandige woning, of een deel daarvan, in gebruik geven of laten geven als onzelfstandige woonruimte.

2.22 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

2.23 kantoor- en praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

2.24 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

2.25 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren.

2.26 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, apparatuur voor telecommunicatie, voorzieningen voor stadsverwarming, elektrische oplaadpunten, zonnecollectoren, zonnepanelen, warmtepompen en energie-opslagvoorzieningen.

2.27 ondergeschikte workshops

een bijeenkomst of cursus die gegeven wordt in een vestiging/voorziening die een andere hoofdfunctie dan 'cultuur en ontspanning', 'sport' of 'maatschappelijk' heeft en waaraan de bijeenkomst of cursus aantoonbaar gelieerd is aan de hoofdfunctie.

2.28 onzelfstandige woonruimte

woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte.

2.29 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met maximaal één wand (waaronder ook de gevel van een woning), primair bedoeld als overkapping ten behoeve van een woning, voorzien van een gesloten dak.

2.30 platte afdekking

een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

2.31 reclameobjecten

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen van bouwwerken ten behoeve van reclamedoeleinden, zoals aankondigingsborden, mupi's (reclameborden), billboards, reclame aan lichtmasten, gevel- en lichtreclames en gebouwaanduidingen, tweevlaksborden.

2.32 prostitutie

het zich, tegen vergoeding, beschikbaar stellen voor seksuele handelingen.

2.33 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, seksclub, privé-huis, erotische massagesalon, raambordeel, of een combinatie daarvan.

2.34 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeergeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, speeltoestellen en telefooncellen.

2.35 straatpeil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het oorspronkelijk, aansluitend afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor bouwwerken in of op het water en drijvende bouwwerken inclusief vaartuigen: de waterlijn.
  • d. voor bruggen en viaducten: de gemiddelde hoogte van het wegdek van de brug of het viaduct.
  • e. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijk, aansluitend afgewerkte maaiveld.

2.36 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

2.37 voetgangersgebied

een openbaar toegankelijk gebied dat permanent of gedurende bepaalde periode(n) exclusief toegankelijk is voor voetgangers en waar de aanwezigheid van (brom)fiets- en autoverkeer gedurende deze periode(n) ontbreekt of waar dit verkeer het gebied via een afgebakende rijloper met aangepaste snelheid mag passeren.

2.38 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.

2.39 voorgevelrooilijn

de denkbeeldig doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw.

2.40 webwinkel

een bedrijfsactiviteit waarbij er geen sprake is van fysiek klantcontact en verzending van goederen uitsluitend digitaal en per post geschiedt.

2.41 wonen

activiteit inhoudende de bewoning van een woonruimte.

2.42 woning

het complex van ruimten dat een zelfstandige woonruimte vormt, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

2.43 woningsplitsing

een woning verbouwen tot twee of meer woningen of het zodanig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat er feitelijk twee of meer woningen ontstaan.

2.44 woonruimte

besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning van één huishouden.

2.45 windmolen

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

2.46 zelfstandige woonruimte

woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals badruimte, toilet en keuken, buiten de woonruimte.

2.47 zendmast

bouwwerk, geen gebouw zijnde, die zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang met bijbehorende bouwwerken, bedoeld is voor het dragen en laten functioneren van zend- of ontvangstantennes.

2.48 zonnecollector

een bouwwerk ter opwekking van warm water door benutting van zonkracht.

2.49 zonnepaneel

een bouwwerk ter opwekking van elektriciteit door benutting van zonkracht.

 

Artikel 3 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

3.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het (straat)peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het (straat)peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten, windmolens, zonnepanelen, zonnecollectoren en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.5 bruto vloeroppervlakte

de oppervlakte van een ruimte of groep ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie conform de NEN 2580.

3.6 de afstanden tussen bouwwerk en zijdelingse bouwperceelsgrens

de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de bouwperceelgrens gelegen punt van dat bouwwerk, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard van het bouwwerk tot maximaal 0,5 m. buiten beschouwing blijven, en haaks op de bouwperceelgrens.

3.7 afstanden tussen bouwwerken onderling

afstanden tussen bouwwerken onderling worden loodrecht gemeten vanaf enig deel van het bouwwerk, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

3.8 de bouwhoogte van een windmolen

vanaf het peil dan wel het hoogste punt van een gebouw tot aan de as of rotor van de windmolen.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het omgevingsplan Almere, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 2 Functies

Artikel 5 Woongebied

5.1 Toegestane activiteiten
  • 1. De gebieden ter plaatse van de locatie 'Woongebied' hebben de functie woongebied.
  • 2. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 3 omschreven gebruiksactiviteiten toegestaan op de daarvoor aangewezen locaties.
  • 3. Binnen deze functie zijn uitsluitend de in hoofdstuk 4 omschreven bouwactiviteiten toegestaan op de daarvoor aangewezen locaties.

Hoofdstuk 3 Activiteiten

Artikel 6 Algemene regels over activiteiten

6.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde activiteiten.

6.2 Bijbehorende activiteiten

De volgende activiteiten zijn in het gehele plangebied toegestaan:

  • a. groen en watervoorzieningen;
  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. sport-, en speelvoorzieningen;
  • d. kunstobjecten;
  • e. kunstwerken;
  • f. parkeren.

Artikel 7 Maatschappelijk I

7.1 Toegestane activiteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - activiteit maatschappelijk I' zijn activiteiten toegestaan met betrekking tot beheer en gebruik van de volgende voorzieningen:

  • a. maatschappelijke voorzieningen met de eventueel daarbij behorende ondergeschikte horeca, ondergeschikte detailhandel en/ of ondergeschikte workshops, een en ander voor zover deze naar aard en omvang passend zijn binnen de activiteit;
  • b. onderwijsvoorzieningen: basisonderwijs, kinderopvang en buitenschoolse opvang;

Artikel 8 Maatschappelijk ll

8.1 Toegestane activiteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - activiteit maatschappelijk II' zijn activiteiten toegestaan met betrekking tot beheer en gebruik van de volgende voorzieningen:

  • a. geclusterde woonzorgvoorzieningen;
  • b. beschermde woonlocaties.

Artikel 9 Verblijfsgebied

9.1 Toegestane activiteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - activiteit verblijfsgebied' zijn activiteiten toegestaan met betrekking tot beheer, gebruik en instandhouding van de volgende voorzieningen:

  • a. wegen, fiets- en voetpaden;
  • b. busbanen;
  • c. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • d. haltevoorzieningen;
  • e. bermen, geluidwerende voorzieningen en beplantingen;
  • f. water;
  • g. kunstwerken;
  • h. nutsvoorzieningen en energieopwekking;
  • i. kunstobjecten
  • j. sport- en speelvoorzieningen
  • k. overig functioneel met de activiteit verblijfsgebied verbonden voorzieningen.

Artikel 10 Wonen

10.1 Toegestane activiteiten

Op de voor 'overige-zone - activiteit wonen' zijn de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • b. nutsvoorzieningen en windmolens, zonnepanelen en zonnecollectoren met de daarbij behorende
  • c. tuinen en erven.
10.2 Specifieke functieregels
10.2.1 Uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis

Het gebruik van ruimten in een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijfsmatige activiteiten dan wel detailhandel wordt als gebruik overeenkomstig de functie aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. tot 33% van de brutovloeroppervlakte van een woning (hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) mag voor een beroep of bedrijf aan huis worden gebruikt;
  • b. detailhandel mag worden uitgeoefend tot een maximum van 25 m2 verkoopvloeroppervlak, met dien verstande dat dit oppervlak deel uitmaakt van de onder a bedoelde 33% regeling;
  • c. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen op eigen terrein;
  • d. er wordt geen horeca uitgeoefend met uitzondering van ruimten voor bed & breakfast;
  • e. het beroep of de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend, er is maximaal één extra fte in dienstverband toegestaan;
  • f. catering, seksinrichtingen en munitie- en vuurwerkopslag zijn niet toegestaan.
10.2.2 Kamerbewoning en woningsplitsing
  • a. een verandering van het bestaande gebruik van een woning mag niet leiden tot kamerbewoning of woningsplitsing;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing indien maximaal twee onzelfstandige woonruimten worden gebruikt voor de huisvesting van elke één persoon die geen onderdeel uitmaakt van het huishouden van de hoofdbewoner en de hoofdbewoner tenminste 50% van de gebruikoppervlak (GBO) bewoont (hospitaregeling).
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing voor kamerbewoning voor maximaal twee onzelfstandige woonruimten die elk wordt bewoond door maximaal één persoon.
10.3 Specifieke beoordelingsregels
10.3.1 Vergunningplicht uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beroep of bedrijf aan huis te verrichten met een groter gezamenlijk bruto vloeroppervlak dan het bepaalde onder 10.2.1. onder a.

10.3.2 Beoordelingsregels uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 10.3.1 wordt verleend als:

  • a. het gezamenlijk bruto vloeroppervlak van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis maximaal 50% bedraagt;
  • b. aan de overige regels uit artikel 10.2.1. wordt voldaan;
  • c. er geen sprake van onevenredige hinder voor het woonmilieu;
  • d. er geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • e. er geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer.
10.3.3 Vergunningplicht kamerbewoning en woningsplitsing

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder 10.2.2 onder a, b en c.

10.3.4 Beoordelingsregels kamerbewoning

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 10.3.3. wordt verleend als:

  • a. na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels van de nota Beleidsregels Woningsplitsing en Kamerbewoning blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan. Wanneer de algemene leefbaarheidstoets of de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels van deze nota wordt gewijzigd of vervangen door een nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan;
  • b. elke onzelfstandige woonruimte wordt bewoond door maximaal één persoon; en
  • c. de kamerbewoning vindt plaats in het hoofdgebouw.

10.3.5 Beoordelingsregels woningsplitsing

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 10.3.3. wordt verleend als:

  • a. na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels van de nota Beleidsregels Woningsplitsing en Kamerbewoning blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan. Wanneer de algemene leefbaarheidstoets of de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels van deze nota wordt gewijzigd of vervangen door een nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan;
  • b. elke woning een minimale gebruiksoppervlakte heeft van 50 m2, of
  • c. twee woningen worden gevormd waarvan één woning een minimale gebruiksoppervlakte heeft van 30 m2 en één woning een minimale gebruiksoppervlakte heeft van 70 m2.
10.4 Verboden activiteiten

Onder gebruik van de locaties en opstallen in strijd met het wonen wordt in elk geval begrepen:

  • a. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte, anders dan voor beroep of bedrijf aan huis.

Hoofdstuk 4 Bouwactiviteiten

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Toepassing
  • a. voor de bouwregels die zijn opgenomen in dit omgevingsplan geldt dat deze moeten worden toegepast met inachtneming van de algemene bouwregels in dit artikel.
  • b. indien op een locatie meerdere bouwregels van toepassing zijn, moet bij het bouwen worden voldaan aan alle ter plaatse geldende bouwregels.
11.2 Bouwen passend binnen functie en/of activiteit

Bouwactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze passen binnen de toegestane activiteiten zoals omschreven in deze regels.

11.3 Bouwregel bijbehorende bouwwerken
  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. per bouwperceel mag ten hoogste 50% van de in het achtererfgebied behorende bij het hoofdgebouw gelegen gronden, worden gebouwd met erfbebouwing, tot een maximum van 60 m2, met dien verstande dat in ieder geval 20 m2 is toegestaan;
    • 2. de diepte van aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 11.3 sub a lid 1 en 2, gelden deze voorwaarden en beperkingen niet voor vrijstaande woningen en geschakelde woningen, met dien verstande dat bij deze woningen ten hoogste 50% van de in het achtererfgebied behorende bij het hoofdgebouw gelegen gronden, mogen worden bebouwd met erfbebouwing;
    • 4. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, kelders en onderbouwen daaronder niet begrepen, een en ander tot een maximum van 4 meter;
    • 5. in afwijking van de onder 11.3 sub a lid 4 bepaalde maximale bouwhoogte, zijn dakterrassen aan weerszijden (voor zover deze zijde(n) zich op minder dan twee meter van de grenslijn van het erf (de zijdelingse perceelsgrens) bevindt (bevinden), worden afgeschermd met ondoorzichtig materiaal met een hoogte van minimaal 1.50 en maximaal 1.80 meter (dit geldt niet als de eigenaar van het naburige erf toestemming heeft gegeven om een doorzichtige of geen afscherming te plaatsen);
    • 6. de goothoogte van vrijstaande erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 7. de bouwhoogte van vrijstaande erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • b. ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan niet hoger mogen zijn dan 1 meter;
    • 2. overige erf- en terreinafscheidingen mogen niet hoger zijn dan 2 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet hoger mogen zijn dan 3 meter.
11.4 Bouwregels ondergeschikte bouwwerken
  • a. Bouwwerken op het dak van een gebouw, zoals installatiecontainers, centrale verwarmings- en luchtbehandelinginstallaties, liftschachten/liftmachineruimten, hekwerken en soortgelijke bouwwerken om installaties uit het zicht te houden, zonnepanelen, zonnecollectoren en windmolens worden niet meegerekend bij de bepaling van de hoogte van het gebouw mits:
    • 1. de hoogte van de bouwwerken vanaf het dak gemeten maximaal 4 meter bedraagt, en;
    • 2. de oppervlakte van deze bouwwerken maximaal 1/3 bedraagt van het grondoppervlak van het gebouw.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bouwregels
  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - bouwregel wonen' geldt dat woningen worden gebouwd.
  • b. de volgende bouwregels gelden voor woningen als bedoeld onder a:

aantal woningen
 
verschijningsvorm   maximale bouwhoogte 
niet gestapeld  
maximale bouwhoogte 
gestapeld  
580   rijwoningen, twee aaneen, vrijstaand, gestapeld   11 meter   21 meter  

Artikel 13 Maatschappelijk I en II

13.1 Bouwregels
  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - bouwregel maatschappelijk I' en 'overige zone - bouwregel maatschappelijk II' geldt dat maatschappelijke-, onderwijs- en zorgvoorzieningen worden gebouwd.
  • b. de volgende bouwregels gelden voor voorzieningen als bedoeld onder a:

Gebiedsaanduiding   Omvang
 
Maximale bouwhoogte
 
'overige zone - activiteit maatschappelijk I'
 
Maximaal 4.800 m2 bvo
 
16 meter, waarbij geldt dat 35% van deze gebouwen een hogere bouwhoogte met een maximum van 20 meter.  
'overige zone - activiteit maatschappelijk II'
 
Maximaal 2.700 m2 bvo   16 meter, waarbij geldt dat 35% van deze gebouwen een hogere bouwhoogte met een maximum van 20 meter.  

Artikel 14 Verblijfsgebied

  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - bouwregel verblijfsgebied' geldt dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de activiteit verblijfsgebied worden gebouwd.
  • b. voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. het bouwen van gebouwen:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Bouwhoogte
maximale maten  
antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie   15 meter  
kunstobjecten   9 meter  
lichtmasten, bewegwijzeringsportalen en verkeerslichten   9 meter  
straatmeubilair   6 meter  
geluidwerende voorzieningen   9 meter  
erf- en terreinafscheidingen   2 meter  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  
windmolens, zonnecollectoren en zonnepanelen   2 meter, bij dakopstelling  
zonnecollectoren en zonnepanelen   2 meter, bij grondopstelling  
windmolens   15 meter, bij grondopstelling  

Hoofdstuk 5 Voorwaardelijke verplichtingen

Artikel 15 Voorwaardelijke verplichting waterberging

15.1 Voorwaardelijk verplichting waterberging

Binnen 12 maanden na oplevering van de woningbouw die dit TAM-omgevingsplan mogelijk maakt dient ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting waterberging' waterbuffer beschikbaar te zijn met een omvang van 8% ten opzichte van de toename aan verharding.

15.2 Instandhouding waterberging

De waterberging als bedoeld onder artikel 15.1 dient duurzaam in stand te worden gehouden en dient aan de volgende randvoorwaarden te voldoen:

een opvangcapaciteit voor berging van hemelwater met een omvang van 8% ten opzichte van de toename aan verharding.

Artikel 16 Voorwaardelijke verplichting geluid

Het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken, alsmede het bouwen van bouwwerken overeenkomstig de functie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting geluid', indien:

  • a. bij het bouwen en het gebruiken van geluidgevoelige gebouwen en ruimten de (gevel)geluidbelasting niet meer bedraagt dan de standaardwaarde, zoals opgenomen in artikel 5.78t van het Besluit kwaliteit leefomgeving; en
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, de (gevel)geluidbelasting meer bedraagt dan de standaardwaarde, dan kan een hoger geluidsniveau worden toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 5.1.4.2a.4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en de voorwaarden zoals opgenomen in het gemeentelijk geluidbeleid, opgenomen als bijlage 1 bij de regels.

Hoofdstuk 6 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Aanvullende regels bouwactiviteiten parkeren en laden en lossen
18.1.1 Parkeren
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en voor fietsen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid als wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen 2020. Wanneer deze nota wordt gewijzigd of vervangen door nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan.
  • b. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
  • c. de op grond van onder a en b te realiseren parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
18.1.2 Laden en lossen
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waardoor de behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen toeneemt, wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. kan een omgevingsvergunning worden verleend:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige ruimte voor het laden of lossen wordt voorzien.
18.2 Aanvullende regels gebruiksactiviteiten parkeren en laden en lossen
18.2.1 Parkeren
  • a. een verandering van gebruik, waardoor de parkeerbehoefte voor auto's en/of fietsen toeneemt, is uitsluitend toegestaan als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen overeenkomstig de normen in de bij deze regels opgenomen Nota Parkeernormen 2020. Wanneer deze nota wordt gewijzigd of vervangen door nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan.
  • b. parkeergelegenheid voor het parkeren van auto's moeten afmetingen hebben, die afgestemd zijn op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien de afmetingen bij langsparkeren tenminste 2 m breed bij 5,5 m lang (waarbij de eerste en laatste parkeerplaats 6 m lang zijn) en bij andere parkeervormen tenminste 2,5 m breed en 5 m lang bedragen. In geval van parkeergarages en/of afgesloten parkeerterreinen van 20 of meer parkeerplaatsen gelden de eisen uit de NEN 2443:2013 of een vervangende meer recente regeling ten aanzien van parkeergelegenheid.
  • c. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het bepaalde in onderdeel a mits bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de Nota Parkeernormen 2020. Wanneer deze nota wordt gewijzigd of vervangen door een nieuwe nota, dient aan de gewijzigde of nieuwe nota te worden voldaan.
  • d. de in onderdeel a of c genoemde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden, tenzij wordt aangetoond dat met minder parkeergelegenheid kan worden volstaan.
18.2.2 Laden en lossen
  • a. een verandering van gebruik, waardoor de behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen toeneemt, is uitsluitend toegestaan als wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.
  • b. in afwijking van het bepaalde in onderdeel a, kan een omgevingsvergunning worden verleend:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige ruimte voor het laden of lossen wordt voorzien.

Hoofdstuk 7 Overgangsbepalingen

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
19.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
19.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 19.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 19.1.1 met maximaal 10%.

19.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in lid 19.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik
19.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met dit hoofdstuk strijdige gebruik, bedoeld in sublid 19.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.2.3 Verbod hervatten strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in sublid 19.2.1 na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in sublid 19.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.