direct naar inhoud van 3.4 Groen, blauw en natuur
Plan: Regenboogbuurt en Eilandenbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP3JO01-vg01

3.4 Groen, blauw en natuur

Groen

Het plangebied bevat geen parkbossen, stadsparken, of wijk- en buurtparken. Buiten het plangebied ligt het Meridiaanpark. Het plangebied bevat naast de groene wig en strook langs de Lage Vaart meerdere buurtplantsoenen, tuinen en laanbeplantingen. In vergelijking met andere woongebieden van Almere is er met name in de Eilandenbuurt weinig omgevingsgroen. De gebruiks- en belevingswaarde van (delen van) de groene wig laat te wensen over.

Boswet

Bij het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Boswet dient een melding te worden gedaan. Daarnaast is hierbij sprake van een zogenaamde herplantplicht. Onder de Boswet vallen alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan en die zich buiten de bebouwde kom zoals bedoeld in de Boswet bevinden. Een aantal boomsoorten valt niet onder de Boswet. Dit zijn de linde, paardekastanje, Italiaanse populier en treurwilg. Ook éénrijige beplantingen van de populier en wilg - langs landbouwgronden - vallen niet onder de Boswet, net als boomgaarden en kwekerijen van kerstbomen of bosplantsoen.
Het plangebied valt buiten de bebouwde komgrens inzake de Boswet. Dit betekent dat bij eventuele boomkap dus rekening moet worden gehouden met de meldings- en herplantplicht.

Natuur

Ecologische structuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van gebieden in Nederland dat moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven, waardoor natuurgebieden hun waarde verliezen. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming van de EHS, verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007, niet bijgevoegd). In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang.

Het plangebied bevindt zich geheel buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Het dichtstbijzijnde EHS-gebied is Buitenhout, aan de overkant van de Lage Vaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3JO01-vg01_0007.png"

figuur 3.7: Ecologische Hoofdstructuur. Bron: Omgevingsplan Flevoland 2006.

Ecologische verbindingen

In het Ecologisch Masterplan (zie paragraaf 4.3.4) worden acht uitgangspunten voor natuur in Almere geformuleerd. Deze hebben betrekking op de ontwikkelingsrichting van de natuur, de ecologische structuur van de stad, hoe om te gaan met rode ontwikkelingen in het groen, maar ook het beheer van de natuur en betrokkenheid van bewoners bij de natuur in Almere.
In het Ecologisch Masterplan wordt de Lage Vaart ter hoogte van het plangebied aangeduid als ecologische verbindingszone. Voor het goed functioneren van deze verbindingszone zijn brede oevers gewenst, met vitaal riet, overgaand in ruigere vegetaties met struwelen.

Vogel- en Habitatrichtlijn

De bescherming van natuur is vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft deze Europese richtlijnen geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbwet) en de Flora- en faunawet (hierna: Ffwet).

  • Gebiedsbescherming - Natuurbeschermingswet 1998 

De Nb wet heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld en op beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden.

De dichtstbijzijnde gebieden zijn de Oostvaardersplassen en de Lepelaarplassen. In het plangebied zijn geen ontwikkelingen (gepland) die mogelijk significant negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van deze of andere beschermde gebieden.

  • Soortbescherming - Flora- en faunawet

De Ffwet wet heeft betrekking op alle in Nederland - in het wild - voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere of zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Ffwet behorende besluiten en regelingen.

De Ffwet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier -en plantensoorten (nesten, holen en vaste rust -of verblijfplaatsen). Artikel 2 van de wet schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, en nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven.

In het hele plangebied komen in de vegetatie en wateren broedvogels voor. Broedende vogels mogen niet verstoord worden; hiervoor kan geen ontheffing worden verleend. Het kappen van bomen, verwijderen van vegetatie en overige werkzaamheden die verstorend kunnen werken voor broedende vogels dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden. Het broedseizoen verloopt globaal van 15 maart tot 15 augustus, maar het verbod geldt ook voor vogels die buiten deze periode broeden.

Indien bomen gekapt worden, moeten deze gecontroleerd worden op de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten. Nesten van bosuil, steenuil, kerkuil, groene specht, zwarte specht en grote bonte specht zijn, indien nog in functie, jaarrond beschermd onder artikel 11 van de Ffwet. Nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten en van ransuil zijn ook jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep.

In de Lage Vaart komt de bever voor. Deze is zwaar beschermd (Tabel 3 Ffwet, Bijlage IV Habitatrichtlijn). Een ontheffing voor overtredingen van verbodsbepalingen ten aanzien van de bever kan alleen worden afgegeven op grond van dwingende redenen van groot openbaar belang.

In het hele plangebied kunnen de Laatvlieger, Ruige dwergvleermuis en Gewone dwergvleermuis voorkomen. De gewone dwergvleermuis heeft mogelijk ook verblijfplaatsen in het gebied. Vleermuizen gebruiken grachten en bomenrijen voor hun vliegroutes en als foerageergebied. Indien er veranderingen aan dergelijke lijnstructuren worden aangebracht, dient het effect hiervan op vleermuizen in kaart te worden gebracht. Indien gebouwen gesloopt worden, moet onderzocht worden of er verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Er kan dan een ontheffing voor overtredingen van de verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen worden aangevraagd en -onder bepaalde voorwaarden- afgegeven.

In delen van het plangebied komt de beschermde Brede wespenorchis voor. Deze plant is licht beschermd en voor ruimtelijke ontwikkelingen, gebruik, beheer en onderhoud geldt voor deze soort een algemene vrijstelling van de verbodsbepalingen. Uiteraard moet wel met de algemene zorgplicht rekening worden gehouden.

Blauw 

Onderstaande figuur geeft de meest belangrijke watergangen weer in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3JO01-vg01_0008.png"

figuur 3:8: watergangen in het plangebied


In sommige delen van het water (meestal met een woonbestemming) is het mogelijk om steigers / vlonders aan te leggen. Deze vlonders zijn begrensd door de eigendomsgrenzen van particuliere eigenaren, bepalingen in het Keur en tenslotte door bepalingen in dit bestemmingsplan. Voor overige aspecten met betrekking tot het aspect 'water' wordt verwezen naar 3.7.