direct naar inhoud van 5.6 Veiligheid
Plan: Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP3APQ01-vg02

5.6 Veiligheid

Sociale en fysieke veiligheid

In de Checklist Veiligheid zijn een aantal richtlijnen opgesteld, waarmee in ontwerp en beheer van een gebouwde omgeving op een relatief eenvoudige manier gewerkt kan worden aan sociale veiligheid. De richtlijnen zijn: zorg voor overzichtelijkheid en zichtbaarheid; zorg voor eenduidige en duidelijke zonering van territoria; zorg voor toegankelijkheid of juist ontoegankelijkheid; zorg voor een aantrekkelijke omgeving.

De richtlijnen worden ook wel 'vuistregels' genoemd met de volgende kernwoorden: zichtbaarheid; eenduidigheid; toegankelijkheid en aantrekkelijkheid. Ze zijn telkens weer anders te hanteren afhankelijk van het doel: in een programma van eisen voor nieuwbouw, verbouw, herstructurering e.d. zijn de richtlijnen als prestatie-eisen op te nemen. In de planvorming zijn ze te gebruiken als ontwerpstrategie. Bij het beoordelen van plannen zijn het toetsingscriteria.

Een aanvulling hierop is het streven naar toepassing Politiekeurmerk Veilig Wonen. Politiekeurmerk Veilig Wonen, Keurmerk Veilig Ondernemen en Keurmerk Veilig Uitgaan zijn integrale veiligheidsinstrumenten die men inzet om te komen tot een sociale veilige woon, werk en leefplek. De keurmerken hanteren de vier vuistregels.

De hoofd voetgangers- en fietsroutes welke door het gehele gebied lopen zijn verlicht. Ook zijn de buurt- en woonstraten in de omgeving van het plangebied voldoende verlicht waardoor de sociale veiligheid zo veel mogelijk gewaarborgd wordt. Door de komst van nieuwe functies wordt de levendigheid en daarmee ook de sociale veiligheid in het plangebied verbeterd.

Externe veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die burgers lopen vanwege gebruik, opslag en transport (weg, water, spoor en buisleidingen) van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, LPG en benzine. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Zij nemen geen deel aan de activiteit die het risico met zich meebrengt. Het gaat dus om mensen die extern zijn ten opzichte van die activiteit

Om individuele burgers tegen de risico's van het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen te beschermen geldt een wettelijk basisbeschermingsniveau. Dit is vervat in het plaatsgebonden risico (PR), waarbij als grenswaarde geldt dat de kans dat iemand op een bepaalde plek overlijdt door een ongeval met een gevaarlijke stof, niet groter mag zijn dan één op de miljoen per jaar.

Naast de bescherming van het individu, geldt ook een verantwoordingsplicht voor activiteiten met gevaarlijke stoffen waarbij een groep mensen kan overlijden: het groepsrisico (GR). Per risicobron wordt vastgesteld of het groepsrisico verantwoord moet worden. Het groepsrisico kan ook gezien worden als een maat van maatschappelijke ontwrichting door een ongeval met een gevaarlijke stof.

Inrichtingen

Er is in dit geval geen sprake van een ruimtelijk plan op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet van toepassing.

Er is ook geen sprake van een ruimtelijk besluit op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare objecten wordt toegelaten binnen de veiligheidsafstand van een inrichting waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen en/of een inrichting waar ontplofbare stoffen voor civiel gebruik worden opgeslagen. Het Vuurwerkbesluit en de circulaire Opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik zijn niet van toepassing.

Dit bestemmingsplan maakt de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen of overige inrichtingen waarvoor veiligheidsafstanden gelden niet mogelijk. Evenmin vordt de vestiging van beperkt- en kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en/of binnen de veiligheidsafstand van overige inrichtingen mogelijk gemaakt.

Transport

Water:

Op basis van provinciaal onderzoek uit 2005 kan worden geconstateerd, dat in of binnen de invloedssfeer van het plangebied geen vaarwegen liggen, waarover qua aard en omvang dermate transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, dat dit zal leiden tot aandachtpunten op het gebied van externe veiligheid.

Weg:

Het plangebied ligt (deels) in de nabijheid van de Buitenring. Over deze weg vindt (in beperkte mate) transport van gevaarlijke stoffen plaats. Bij omgevingsbesluiten waar sprake is van transport van gevaarlijke stoffen in het plangebied en/of binnen het invloedsgebied hiervan (de 1% letaliteitsgrens voor het scenario 'koude BLEVE' is ca. 150 m), dienen de veiligheidsbelangen van het transport in overeenstemming met de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) van medio 2004 (gewijzigd en verlengd in 2008) te worden afgewogen.

In Bijlage 5 Externe Veiligheid staan de resultaten van de toepassing van de risicobenadering uit deze circulaire.

Samenvattend bestaat de verantwoording van het groepsrisico uit een afweging van de aanvaardbaarheid van de risico's aan de hand van een vast aantal onderwerpen door het bevoegd gezag, waarbij het advies van de regionale brandweer over de mogelijkheden tot rampenbestrijding en zelfredzaamheid wordt meegewogen.

Het blijkt dat een zeer geringe toename van het groepsrisico wordt veroorzaakt door de groei van het transport (factor 1,5) maar vooral door de voorgenomen planontwikkeling (factor 10 stijging). Het beschouwde wegvak heeft geen PR 10-6 contour; de wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden;

Geconcludeerd kan worden dat de toename van het groepsrisico verantwoord is. Het toekomstige worstcase groepsrisiconiveau ligt ongeveer een factor 30 onder de oriëntatiewaarde. Er kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Ten aanzien van de nieuwe bouwvlekken die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, worden een aantal ruimtelijke maatregelen getroffen om de toename van het groepsrisico te beperken en/of de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid te verhogen. Deze maatregelen zijn in Bijlage 5 Externe Veiligheid van deze toelichting opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP3APQ01-vg02_0019.png" Figuur : risicokaart provincie Flevoland, PR 10-6 contour

Spoor:

Het plangebied ligt deels in de nabijheid van de Flevolijn. Over deze spoorlijn zal naar verwachting vanaf 2015 transport van gevaarlijke stoffen gaan plaatsvinden. In verband hiermee is in 2001 (vooruitlopend op het Basisnet Spoor) een bestuurlijke afspraak gemaakt tussen de gemeente Almere en de Minister van Verkeer en Waterstaat. Verder is de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder circulaire RNVGS) van toepassing.

Uit Bijlage 5 Externe Veiligheid kan geconcludeerd worden dat de wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden. Verder is er een kleine toename van het groepsrisico met ongeveer 20%. Het groepsrisico dient te worden verantwoord. De invoeringen van het Basisnet-Spoor leidt tot een sterke reductie van de externe veiligheidsrisico's zowel voor het PR als het groepsrisico (factor 25 lager).

Ten aanzien van de nieuwe bouwvlekken die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, wordt een aantal ruimtelijke maatregelen getroffen om de toename van het groepsrisico beperken en/of de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid te verhogen. Deze maatregelen zijn in Bijlage 5 Externe Veiligheid van deze toelichting opgenomen.

Buisleiding:

Het plangebied ligt binnen de toetsingsafstand (ca. 175 m) van een buisleidingenstrook. Het Structuurschema Buisleidingen (verder SBUI) is van toepassing. In de bestaande situatie wordt voldaan aan het SBUI. Uit bijlage Bijlage 5 Externe Veiligheid kan geconcludeerd worden dat wordt voldaan aan alle normen. Nadere maatregelen zijn niet nodig.

Conclusie

Voor de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen kan geconcludeerd worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de realisatie ervan.