direct naar inhoud van Artikel 8 Recreatie
Plan: Meridiaanpark, Bosrandpark en Oostrandpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP3APQ01-vg02

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. bos;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • e. water;
  • f. veehouderij;
  • g. een bio-energieinstallatie met bijbehorende opslagruimte;
  • h. ter plaatse van de functie-aanduiding 'akkerbouw' tevens akkerbouw;
  • i. ter plaatse van de functie-aanduiding 'bomenteelt' tevens fruitgaarden;
  • j. ter plaatse van de functie-aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen, één agrarisch bedrijf, één bedrijfswoning, kassen, bedrijfsruimte, ondergeschikte detailhandel, één multifunctionele ruimte voor o.a. workshops en vergaderingen; horeca is toegestaan tot maximaal behorende tot categorie 1a en 1b van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Horeca-Activiteiten, niet zijnde automatiek, broodjeszaak, snackbar en hotel;

met de daarbij behorende

  • k. verhardingen, ruiter-, voet- en fietspaden,
  • l. in- en uitritten;
  • m. voet- en fietsbruggen;
  • n. schoolwerktuinen;
  • o. speelvoorzieningen;
  • p. kunstwerken en kunstobjecten;
  • q. waterhuishoudings- en nutsvoorzieningen;
  • r. een geluidswal;
  • s. overige functioneel aan de bestemming verbonden voorzieningen;

met dien verstande dat

  • t. voor zover deze gronden tevens zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 1', ze mede bestemd zijn voor de bescherming van de eventueel aanwezige archeologische waarden en het bepaalde in artikel 15 van toepassing is.
8.2 Bouwregels
  • a. Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

Ten aanzien van gebouwen (hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) geldt dat:

  • a. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer en railverkeer van gebouwen met bijbehorende aan- en/of uitbouwen met geluidgevoelige functies niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de verleende hogere (grens)waarde;
  • b. als de geluidsbelasting op een object hoger is dan de maximaal toegestane hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder mag alleen gebouwd worden als de aan de Wet geluidhinder te toetsen gevels van het gebouw/object dusdanig zijn uitgevoerd/afgeschermd dat deze niet meer hoeven te worden getoetst aan de Wet geluidhinder.

ten aanzien van gebouwen geldt dat:

  • c. alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het voorgegeven maximum bebouwingspercentage in acht dient te worden genomen;
  • e. het maximum gebouwd oppervlak per gebouw 1.000 m2 bedraagt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de voorgeschreven maximale bouwhoogte in acht dient te worden genomen;
  • g. de onder f bedoelde maximale bouwhoogte ten behoeve van ten hoogste 1 gebouw mag worden overschreden met 5 meter
  • a. op eigen terrein wordt voorzien in ruimte voor laden en lossen;
  • b. op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte van zowel eigen bewoners, medewerkers als bezoekers, waarbij de parkeernormen zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Lijst van parkeernormen (Bijlage 5) dienen te worden aangehouden.

ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt:

  • c. bouwwerken ten behoeve van een geluidswal: bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • d. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan: bouwhoogte maximaal 1 meter;
  • e. overige erf- en terreinafscheidingen: bouwhoogte maximaal 2 meter;
  • f. kunstobjecten: bouwhoogte maximaal 6 meter, oppervlakte maximaal 10 m2;
  • g. lichtmasten: bouwhoogte maximaal 9 meter;
  • h. speelvoorzieningen: bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • i. uitkijktoren: bouwhoogte maximaal 12 meter;
  • j. vlaggenmasten: bouwhoogte maximaal 9 meter;
  • k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: bouwhoogte maximaal 3 meter.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen aan bouwplannen die voorzien in de realisering van een bedrijfswoning en geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen die verband houden met de geluidbelasting. Burgemeester en wethouders stellen, indien akoestisch onderzoek daartoe aanleiding geeft, nadere eisen ann bouwplannen die voorzien in de realisering van een bedrijfswoning en geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen, met dien verstaande dat betreffende gebouwen worden voorzien van één of meer dove gevels of vliesgevels indien geen of niet toereikende hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder zijn vastgesteld. In dat kader kunnen burgemeester en wethouders tevens van een initiatiefnemer verlangen dat voor zijn bouwplan akoestisch onderzoek wordt overlegd.

8.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd in afwijking van het bepaalde in lid 8.2 onder c een omgevingsvergunning te verlenen, ten behoeve van gebouwde verbindingen tussen gebouwen, mits deze transparant zijn uitgevoerd.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Veehouderij

Voor het houden van vee gelden de volgende richtafstanden tot woningen:

  • a. paarden en overige graasdieren: 50 meter;
  • b. rundvee en konijnen: 100 meter;
  • c. varkens en pluimvee: 200 meter;
  • d. mestopslag: 100 meter;
  • e. kuilvoer: 50 meter;
  • f. compost: 100 meter.
8.5.2 Bedrijfsruimte

Voor bedrijfsruimte geldt:

  • a. maximum vloeroppervlak: 200 m²;
  • b. milieucategorie: uitsluitend bedrijven die voorkomen in categorie 3.2 of lager, zoals vermeld in de bij deze regels behorende bijlage 2, Staat van Bedrijfsactiviteiten.
8.5.3 Multifunctionele ruimte

Voor een multifunctionele ruimte geldt:

  • a. maximum vloeropperlvak: 150 m².
8.5.4 Bio-energie installatie

Voor een bio-energie installatie geldt:

  • a. minimum afstand tot woningen: 100 meter;
  • b. maximum vermogen: <50 MWe;
  • c. maximum bruto vloeroppervlak opslagruimte voor energiegevend materiaal: 300 m.²