direct naar inhoud van 5.9 Externe veiligheid
Plan: Film-, Park-, Dans-, Verzetswijk en Lumièrepark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP2FHKNRS01-oh01

5.9 Externe veiligheid

Inrichtingen

Risicovolle inrichtingen

Binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Strubbenweg (zuidgrens plangebied) liggen de bestemmingen water- en groendoeleinden. Dit maakt de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten onmogelijk. Hiermee wordt voldaan aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

In het plangebied zijn risicovolle inrichtingen (d.w.z. bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is) niet gewenst. Het is vooral een woongebied en potentiële risico's en effecten van dergelijke bedrijven moeten worden vermeden. Dit is in de planvoorschriften geregeld via de bestemmingsomschrijvingen, soms in combinatie met de toegestane milieucategorieën.

Vuurwerkbedrijven

Op grond van het vuurwerkbeleid van de gemeente en de herziening parapluplan opslag en verkoop van vuurwerk (2009) worden het wijkwinkelcentrum Parkwijk en de buurtwinkelcentra Walt Disneyplantsoen en Danswijk beschouwd als de in het beleid bedoelde 'kleine winkelcentra'. Hier is opslag en verkoop van consumentenvuurwerk toegestaan (< 10.000 kg), tenzij er sprake is van een combinatie met de bestemming wonen (d.w.z. binnen dezelfde bestemming is tevens wonen toegestaan).

Dit betekent concreet voor dit plangebied, dat in het winkelcentrum Parkwijk, waar conform de bestemming Centrum-1, geen woonfunctie aanwezig is, de vestiging van vuurwerkbedrijven (<10.000 kg) wordt toegelaten. Binnen het Walt Disneyplantsoen en buurtwinkelcentrum Danswijk is de opslag en verkoop consumentenvuurwerk uitsluitend toegestaan, voor zover de gronden zijn bestemd als Centrum-2. Ook binnen deze bestemming is geen woonfunctie opgenomen. De in het Vuurwerkbesluit genoemde veiligheidsafstanden moeten binnen de eigen kavel worden opgelost.

Bedrijven die ontplofbare stoffen voor civiel gebruik opslaan (zoals munitie)

In het plangebied (overwegend een woongebied) zijn dergelijke bedrijven niet gewenst vanwege de risico's voor de overige functies. Vandaar dat deze in de planvoorschriften worden uitgesloten. Dit is in de planvoorschriften geregeld via de bestemmingsomschrijvingen, soms in combinatie met de toegestane milieucategorieën.

Toekomstig transport van gevaarlijke stoffen over de Flevolijn

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied (1%-letaliteit voor het scenario 'warme BLEVE' is ca. 310 m) van de Flevolijn. Over deze spoorlijn (nu 2-sporig) zal in de toekomst (naar verwachting vanaf 2013) transport van gevaarlijke stoffen gaan plaatsvinden. Wat dit in het algemeen betekent voor de planvorming staat beschreven in de bijlage 4 'externe veiligheid', opgenomen bij deze plantoelichting.

Conform de circulaire RNVGS wordt hieronder de risicobenadering toegepast. Hierbij wordt uitgegaan van de Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor van 2007. Deze prognose bindt de gemeente Almere niet. De afgelopen jaren hebben vervoerscijfers steeds sterk gewisseld (zie Bijlage 4 Externe veiligheid).

Volgens de huidige inzichten, is het zelfs mogelijk dat er geen vervoer van gevaarlijke goederen over deze spoorlijn gaat, ook conform de 'bundelvariant' van de planstudie Toekomstvaste Routering Spoorgoederenvervoer. Deze planstudie vormt onderdeel van het "Programma Hoogfrequent Spoorvervoer". Voor het goederenverkeer zijn twee varianten opgesteld: "spreiden" en "bundelen" Hierbij zijn de optimalisaties gezocht in de toekomstvastheid van de goederenroutering, de benutting van de goederenpaden, de logistieke en commerciële eisen van de markt, de groeiambities van het reizigersvervoer op de focuscorridors en het efficiënt inzetten van overheidsinvesteringen in railinfrastructuur. De Betuweroute wordt daarbij zo goed mogelijk benut.). De bandbreedte in vervoer ligt dus tussen geen transport en de aantallen uit de recente marktverwachting voor de periode 2015-2020.

Risicobenadering

Een eerste indruk van de risico's is verkregen met behulp van vuistregels. Uit Bijlage 4 Externe veiligheidblijkt dat:

  • dit baanvak mogelijk een PR 10-6-contour heeft;
  • er sprake is van een mogelijke overschrijding van het GR.

Dit betekent, dat het noodzakelijk is een kwantitatieve risicoanalyse uit te voeren. Dit is gebeurd voor een tweetal scenario's:

  • 1. bestaande situatie: de huidige bebouwing;
  • 2. nieuwe situatie: huidige bebouwing inclusief alle toekomstige bebouwing (geheel nieuw of uitbreiding van bestaand), ook wel genoemd de bestemmingsplancapaciteit.

Binnen het invloedgebied van het spoor worden met name de volgende ontwikkelingen mogelijk gemaakt (zie H 5.1 en H 6.2.2 voor een nadere toelichting):

  • omkleuring van een beperkt aantal woningen langs de Haagbeukweg, tegenover het wijkcentrum Parkwijk, naar bedrijfsruimten;
  • verruiming van de onderwijs/sportcluster direct ten zuiden van de spoorlijn: omkleuring naar maatschappelijke doeleinden en meer bebouwingsmogelijkheden (hoogte, bebouwingspercentage);
  • uitbreiding kantorenlocatie verzetswijk met een nieuw kantoorgebouw, ophoging van de bestaande kantoorgebouwen en het overbouwen van het P+R-terrein met een kantoorgebouw.

Resultaten

Uit de rapportage van deze berekeningen (zie Bijlage 5 EV risicoberekeningen bestaande situatie en Bijlage 6 EV risicoberekeningen nieuwe situatie) blijkt, dat:

  • dit spoortraject geen PR-10-6-contour heeft;
  • in de huidige situatie het hoogste groepsrisico per km tracé 0,5 x de oriëntatiewaarde bedraagt;
  • in de toekomstige situatie het hoogste groepsrisico per km tracé 1 x de oriëntatiewaarde bedraagt.

Toekomstige ontwikkelingen

In het kader van OV-SAAL wordt dit deel van het spoortraject mogelijk verbreed. Dit heeft tot gevolg, dat het transport van goederen dichter bij aanwezige kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten plaatsvindt. De exacte consequenties hiervan worden - als onderdeel van het voor de uitbreiding van deze infrastructuur benodigde Tracébesluit (is ook een besluit waarbij de circulaire RNVGS toegepast dient te worden) - door Prorail in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in beeld gebracht. In het kader van dit ruimtelijk plan is op basis van een deskundigheidsbeoordeling ingeschat, dat de gevolgen voor dit plangebied niet significant zijn.

Een andere ontwikkeling betreft het Basisnet–Spoor, als het ware de opvolger van de bestuurlijke afspraak uit 2001. Het Kabinet wil met deze beleidsingreep bereiken dat het vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk blijft. Het kabinet wil daarnaast ook ruimtelijke ontwikkelingen rond de infrastructuur mogelijk blijven maken. Met het Basisnet-Spoor worden door middel van risicoplafonds grenzen gesteld aan het vervoer van gevaarlijke stoffen. Tegelijkertijd worden grenzen gesteld aan de bouwmogelijkheden door middel van aanvullende voorschriften in veiligheidszones en zogenoemde plasbrandaandachtsgebieden die in acht moeten worden genomen. De kerngedachte hierbij is dat de partij die in het vervolg binnen de door het Basisnet gestelde grenzen veiligheidswinst boekt, deze ook zelf mag gebruiken. Voor het ontwerp Basisnet Spoor zijn recentelijk de richtinggevende kaders vastgesteld [Basisnet Vervoer gevaarlijke Stoffen: voortgang, 18 februari 2010]. Met generieke maatregelen aan de zijde van vervoer (warme Bleve-vrij samenstellen van treinen) en infrastructuur (stimulering gebruik Betuweroute en ATB Vv) wordt een grote risicoreductie bereikt aan de bebouwingszijde waardoor ruimtelijke ontwikkelingen van gemeenten mogelijk worden gemaakt en er tevens ruimte blijft voor het vervoer.

De uitkomsten van Basisnet zijn input voor het Programma Hoogfrequent Spoor (PHS). Dit programma heeft tot doel om de groei in het personen- en goederenvervoer mogelijk te maken, waar nodig door aanleg van nieuwe infrastructuur en bijkomende maatregelen.

Al deze ontwikkelingen leiden tot een ander risicobeeld (naar verwachting gunstiger) dan hiervoor berekend.

Ruimtelijk relevante resultaten/conclusies

  • 1. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico kan worden geconstateerd dat er geen 10-6 contour is. De vereiste basisbescherming wordt geboden.
  • 2. Het groepsrisico ligt net rond de oriëntatiewaarde.
  • 3. Er ligt geen bestaande bebouwing binnen de aan te houden 30 m veiligheidszone op basis van 2-sporigheid.

Verantwoordingsplicht groepsrisico (VGR)

Elke wijziging in de omvang van het groepsrisico dient in het kader van de verantwoordingsplicht gemotiveerd te worden. Aspecten die hierbij betrokken dienen te worden zijn:

  • het aantal personen in het invloedsgebied,
  • het groepsrisico,
  • de mogelijkheden tot risicovermindering,
  • de alternatieven,
  • de mogelijkheden om de omvang van een ramp te beperken en
  • de mogelijkheden om de zelfredzaamheid te vergroten.

In dit geval is sprake van een bestemmingsplan met vooral een beheers- en gebruiksfunctie dat slechts in beperkte mate nieuwe ontwikkelingen toe staat. Er is nu (begin planperiode) geen sprake van een groepsrisico. Ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen vanaf 2013, is er vanaf dat moment sprake van een groepsrisico in de ordegrootte van ca. 0,5 x de oriëntatiewaarde. Ten gevolge van dit bestemmingsplan stijgt het groepsrisico ongeveer tot aan de oriëntatiewaarde. Zoals hiervoor toegelicht in de paragraaf over toekomstige ontwikkelingen, is een landelijke/generieke bronmaatregel ter reductie van het groepsrisico noodzakelijk, om op andere plaatsen langs de Flevolijn in Almere het groepsrisico tot aan de oriëntatiewaarde te reduceren. Dit reduceert ook voor dit plangebied het groepsrisico tot onder de oriëntatiewaarde.

Op 19 maart 2010 is een advies van de Veiligheidsregio Flevoland/Brandweer Flevoland ontvangen met kenmerk VRF/Brandweer-031 (zie Bijlage 4 Externe veiligheid). Dit advies betreft het groepsrisico, de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.

Er wordt ingestemd met het voorontwerp bestemmingsplan. Het plan voldoet aan:

  • ontvluchting in en uit het plangebied;
  • voldoende bluswatervoorzieningen, bereikbaarheid en fysieke ruimte voor inzet van hulpdiensten ten behoeve van bronbestrijding, effectbestrijding en nazorg;
  • voldoende middelen voor alarmering en crisiscommunicatie bij een (dreigend) ongeval via Was-sirenes, omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken).

Aanvullend wordt verzocht wordt om een aantal bestemmingsregels (m.b.t. aanwezigheid van voldoende primair en secundair bluswater, de bereikbaarheid van het spoor en de aansluiting hiervan op de openbare weg) toe te voegen aan het bestemmingsplan.

Dit verzoek wordt niet overgenomen. In een bestemmingsplan kan slechts worden geregeld dat dergelijke voorzieningen zijn toegestaan, niet dat ze aanwezig dienen te zijn of dienen te worden aangelegd. Daarnaast is ervoor gekozen om het bestemmingplan niet te gedetailleerd te maken. Zo is het niet verstandig om b.v. de ligging van een bluswaterleiding in een bestemmingsplan vast te leggen, omdat je het bestemmingsplan zou moeten wijzigen als je de leiding wilt verleggen. Het betreft hier een in hoofdzaak conserverend plan voor bestaand stedelijk gebied. De huidige infrastructuur, groenvoorzieningen en aangrenzende functies nabij het spoor zijn positief bestemd. Leidingen e. d. worden alleen specifiek geregeld via een dubbelbestemming of (gebieds)aanduiding, indien het hoofdtransportleidingen aangaat of leidingenstraten ten behoeve van deze categorie leidingen.

Maatregelenpakket

  • 1. Er wordt een veiligheidzone van 30 m, gemeten uit het hart van de buitenste twee sporen uitgaande van 2-sporigheid, vrij gehouden van nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen, zoals woningen, kantoren en winkels. Dit is een verdergaande maatregel dan de bestuurlijke afspraak uit 2001. Er wordt namelijk geen invulling gegeven, aan onze bestuurlijke bevoegdheid om beperkt kwetsbare objecten wel in deze zone toe te laten.
  • 2. Om op andere plaatsen langs de Flevolijn in Almere het groepsrisico te reduceren, is een landelijke/generieke bronmaatregel noodzakelijk. Deze maatregel heeft ook voor dit deeltraject een positief effect. Het groepsrisico zal als gevolg hiervan onder de oriëntatiewaarde komen te liggen.
  • 3. Voor het daadwerkelijk aanvangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen zal de gemeente Almere de bevolking preventief informeren over het juiste gedrag bij incidenten (= handelingsperspectief). Dit is een plicht op grond van de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) en het Besluit inzake rampen en zware ongevallen (Bir).
  • 4. De onderstaande aanvullende preventieve en preparatieve maatregelen worden verder uitgewerkt (in operationele zin) door de regionale brandweer (coördineert de voorbereiding op de rampenbestrijding) in samenwerking met de gemeente Almere, ProRail en andere betrokkenen:
  • de tijdige voorbereiding op de maatgevende scenario's tot op rampbestrijdingsniveau;
  • minimaal een jaar voor in gebruik name van de Flevolijn voor goederenvervoer dient de voorbereiding voor een rampenbestrijdingsplan t.b.v. dit plangebied te zijn afgrond en te zijn geoefend;

Bij deze operationele uitwerking worden de benodigde maatregelen om de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid te vergroten (zoals bereikbaarheid, opstelmogelijkheden, inzet van blusmiddelen) meegenomen.

Overall conclusie VGR: de gemeente Almere acht, op basis van alle hiervoor genoemde maatregelen samen, het totale te bereiken externe veiligheidsniveau en de hieraan verbonden restrisico's aanvaardbaar.

Vertaling naar het bestemmingsplan

De veiligheidszone van 30 m is op de plankaart opgenomen door middel van een gebiedsaanduiding. In de planregels worden aanvullende eisen gesteld aan het gebruik en de bebouwing van de gronden. Verder zijn flexibiliteitsregels opgenomen t.a.v. wijziging en/of verwijdering van deze zone.

De andere maatregelen kunnen niet in het kader van dit bestemmingsplan worden geborgd.