direct naar inhoud van 5.9 Waterparagraaf
Plan: De Wierden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP1N03-vg01

5.9 Waterparagraaf

Beleid

Waterbeheerplan 2010-2015

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2010-2015 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar drie belangrijke hoofdthema's:

Deze thema's zijn veiligheid, voldoende water en schoon water.

Veiligheid

De veiligheid van de dijken in en om Flevoland is voor het gebied van groot belang. De dijken beschermen het land tegen overstromingen. Het op orde houden van de dijken is een van de kerntaken van het waterschap. Met de groei van het stedelijk gebied en de economische bedrijvigheid langs en op de dijken is het van belang dat deze veiligheid gewaarborgd blijft. Het waterschap stelt hiervoor in de planperiode kaders op.

Voldoende Water 

Het watersysteem is zo ingericht dat wateroverlast wordt voorkomen. Het beheer en onderhoud is er op gericht dat het watersysteem goed blijft functioneren. Ook in droge periodes moet er voldoende water zijn. Kwel en regenwater worden door goed onderhouden gemalen weggepompt. Daarnaast moet het watersysteem in Flevoland voorbereid zijn op toekomstige klimaatveranderingen. Het waterschap zal hiervoor in de planperiode de noodzakelijke maatregelen uitvoeren.

Schoon Water 

Schoon grond- en oppervlaktewater is in ieders belang. De Kaderrichtlijn Water (KRW) stelt niet alleen dat het water niet vervuild mag zijn, maar ook dat er goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden moeten zijn voor in het water levende flora en fauna. Het waterschap zorgt mede daarom voor een goede structuurdiversiteit langs de oevers van het watersysteem. Een deel daarvan zal in deze planperiode worden gerealiseerd. Ook het op orde houden van de afvalwaterzuiveringen is een belangrijke taak die bijdraagt aan schoon oppervlaktewater. Het waterbeheerplan beschrijft naast bovenstaande thema's tevens een aantal onderwerpen die niet eenduidig onder een van de thema's zijn te vatten. Het zijn: stedelijk water, water en ruimte, belevingswaarde, vergunningverlening en handhaving, kennis- en informatiebeheer, calamiteitenbestrijding, communicatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Waterkader (2007)

Het waterschap Zuiderzeeland heeft in januari 2007 in het rapport “Waterkader, hoe kom ik tot een wateradvies” een handreiking opgenomen om te komen tot de verplichte watertoets bij bestemmingsplannen. In de bijlage van dit bestemmingsplan zal de watertoets voor het plangebied De Wierden opgenomen worden.

Waterhuishouding

In het kader van de watertoets is overleg geweest met het waterschap Zuiderzeeland en er is advies verkregen. Dit advies is gebruikt voor het plan en is verwerkt in deze waterparagraaf.

Het watersysteem van het plangebied maakt onderdeel uit en is een voortzetting van het reeds bestaande watersysteem in Almere-Haven. Dit watersysteem is, omdat het al eerder is ontworpen, met andere richtlijnen tot stand gekomen dan een 'nieuw' watersysteem dat dient te voldoen aan de eisen die nu conform het Waterbeleid in de 21e eeuw aan een watersysteem worden gesteld.

Het stedelijk watersysteem in Almere-Haven is in de zeventiger jaren ontworpen met 3% van het bruto stedelijk gebied als open water bij een verhardingspercentage van 50%. Als norm werd een maximale peilstijging van 50 cm gehanteerd bij een situatie die zich eens in de 10 jaar voordoet. Het watersysteem loost via een tweetal stuwen, onder vrij verval, op de Hoge Vaart.

Het maaiveld heeft een hoogte van -3,00 meter NAP tot –1,50 meter NAP. Op het te bebouwen gebied is het oorspronkelijke maaiveld, opgehoogd met 1 meter zand. De oorspronkelijke ondergrond, het holocene sediment, is circa 2 tot 5 meter dik en bestaat uit klei en veen. Onder deze laag bevindt zich een pleistoceen, watervoerend, zandpakket.

De grondwaterstroming in dit 1e watervoerende pakket wordt sterk bepaald door de lage polderpeilen en de hoge peilen van de Heuvelrug. Hierdoor is in het plangebied een kwelstroom aanwezig die zoet maar nutriënt- en ijzerhoudend kan zijn. Bij de aanleg van de grachten in Almere-Haven is de waterbodem met een afdichtende laag bedekt om deze kwel sterk te verminderen.

De dijkse kwel stroomt middels drainage uit in het grachtenstelsel van Almere Haven en zorgt naast een aanvulling van het systeem in droge perioden voor een verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater.

De door De Wierden slingerende gracht vormt een duidelijk aanwezig structurerend element. De gracht, die voor de afwatering van de wijk zorgt, is over het algemeen vrij breed en geeft een afwisselend beeld te zien. Door de vele bochten ontstaat op sommige plaatsen een schilderachtig karakter.

De gracht bij De Wierden is aangelegd volgens onderstaand principeprofiel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1N03-vg01_0015.png"

Het peil van de gracht bij De Wierden ligt, zoals in het betreffende peilbesluit is vastgelegd, op een streefpeil van -4,80 meter NAP. Deze gracht maakt een onderdeel uit van het grachtenstelsel van Almere-Haven. Dit stelsel watert uiteindelijk via stuwen af op de Lange Wetering. De Lange Wetering, met een streefpeil van - 5,2 meter NAP, maakt op haar beurt onderdeel uit van het afwateringsgebied van de Hoge Vaart, het hoofdwaterstelsel van de polder.

In het Beheerplan Stadswateren Almere 1998-2002 wordt de gracht in het bijzonder aangegeven als een "wijkgebonden water". Het accent van deze watergang ligt dan op de parkfunctie. Dit betekent dat er sprake is van een mengeling van verblijf-, natuur- en esthetische functies. Het water biedt de bewoners mogelijkheden "voor de deur" te vissen, picknicken of te kanoën.

In het waterplan Almere wordt geconcludeerd dat onder normale omstandigheden het watersysteem van Almere-Haven ruim voldoende gedimensioneerd is om neerslag af te voeren. Uit modelberekeningen, die voor het Waterplan zijn uitgevoerd, bleek dat ook in de nattere perioden met een herhalingstijd van eens in de 100 jaar de capaciteit van het watersysteem voldoende is .

In recenter onderzoek (Stuwoptimalisatie Almere Haven) is nog een keer bevestigd dat het watersysteem dusdanig is gedimensioneerd dat bij een situatie die eens per honderd jaar voorkomt, het peil in de gracht niet boven het maaiveld zal uitstijgen. Tevens is berekend dat bij een situatie die eens in de 10 jaar voorkomt de waterstand minder dan de norm van 0,4 meter zal stijgen.

Het watersysteem is dus voldoende gedimensioneerd om een wateroverlastsituatie te voorkomen. In deze nattere perioden zal echter de afvoer van het watersysteem van Almere-Haven de afvoernorm van 1,5 l/sec/ha op het watersysteem van de Hoge Vaart kunnen overschrijden.

Riolering

Er is in het plangebied een gescheiden stelsel aangelegd. Het gescheiden stelsel bestaat uit twee buizenstelsels: een stelsel (het DWA) waarbij het afvalwater via vrijvervalleidingen en rioolgemalen wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI op de Vaart) van waar het gezuiverde water wordt geloosd op de Lage Vaart.

Het andere stelsel (HWA-stelsel) voert hemelwater en eventueel drainagewater (het drainagesysteem is gekoppeld aan het regenwaterriool) af naar het oppervlaktewater. Het komt via uitstroombakken van het hemelwaterriool in het oppervlaktewater terecht.

Dit geldt tevens voor het door de neerslag meegevoerde vuil (diffuse bronnen!) dat daarmee een bedreiging vormt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterbodem (verontreinigde bagger!).

Ontwikkeling De Wierden

Bij de ontwikkeling van De Wierden dient het watersysteem van Almere-Haven wat kwantiteit en kwaliteit betreft te verbeteren en in ieder geval niet conform het “Stand- Still principe” te verslechteren.

Om negatieve effecten van de toename aan nieuwe verharding op het watersysteem van Almere-Haven te voorkomen, dient er dus rekening gehouden te worden met een vergroting van de capaciteit van het watersysteem.

Immers door het vergroten van de hoeveelheid waterberging in het plangebied worden peilstijgingen in de grachten en ook de piekafvoer verminderd in plaats van vergroot.

De strategie van het waterschap bij ruimtelijke ontwikkelingen is gebaseerd op het principe “vasthouden-bergen-afvoeren”. Dit is uitgewerkt in de volgende werkwijze:

  • Voor de berekening van de te realiseren berging in nieuwbouwplannen wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde Westlandbui”;
  • Voor de afvoer van het nieuwe gebied wordt gesteld dat deze bij genoemde ontwerpbui niet groter mag zijn dan 1.5 l/sec/ha;
  • De benodigde berging is de berging waarbij net geen inundatie van het maaiveld optreedt.

Omdat De Wierden echter een onderdeel uitmaakt van het gehele watersysteem van Almere-Haven is op advies van het waterschap, het volgende toegepast.

Er wordt gebruik gemaakt van een daarvoor opgesteld excel-werkblad of een hydraulisch neerslag-afvoermodel (zie Waterkader). Daarbij wordt uitgegaan van de toegenomen verharding waarbij het fictieve waterpeil in het gebied, dus alleen De Wierden, maximaal tot aan maaiveld mag stijgen. Hiertoe is gekeken naar de minimaal aanwezige drooglegging (1,80 meter). Dus de stijging van het peil mag niet groter zijn dan 1,80 meter bij een maximale afvoer van 1.5 l/sec/ha.

Voor De Wierden bedraagt het oppervlak voor nieuwe aan te leggen verharding: 12.899 m2

Voor het plangebied De Laren bedraagt het oppervlak voor nieuwe aan te leggen verharding: 65.000 m2

Het oppervlak aan te realiseren berging voor de te realiseren berging voor de totaal te realiseren verharding bedraagt 77.899 m2 . Bij het toepassen van de omschreven methodiek dient er 2.360 m2 aan oppervlaktewater gerealiseerd te worden.

In De Laren wordt 8500 m2 aan nieuw wateroppervlak gerealiseerd. Dit is dus ruim voldoende ter compensatie voor de aanleg van de nieuwe verharding, zowel in De Laren al in De Wierden. Deze waterberging moet overigens gerealiseerd zijn alvorens met de bouw wordt aangevangen.

De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt verbeterd door de nieuw te realiseren waterpartijen rond de eilanden in De Laren zoveel mogelijk natuurvriendelijk in te richten.

De Dijk en de beschermingszones

De primaire waterkering, de dijk, omvat in het stedelijk gebied een aantal op de kaart met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' aangegeven zones:

Kernzone

Het centrale gedeelte van de waterkering dat als zodanig in de legger of Keur is aangegeven.

Binnenbeschermingszone

Strook met een gemiddelde breedte van 20 meter, direct aan weerszijden van de kernzone, welke technisch/fysisch mede een bijdrage levert aan de stabiliteit van de waterkering.

Buitenbeschermingszone

Strook direct aan weerszijden van en aansluitend op de binnenbeschermingszone met een breedte van 80 meter binnendijks en 155 meter buitendijks.

In de onderstaande figuur is de omvang van de zones schematisch weergegeven. De regimes die in deze zones gelden, zijn doorvertaald in de Legger en de Keur. In de Keur (een verordening) wordt specifiek aangegeven wat er wel en niet mogelijk is in bovengenoemde zones. In de Legger, het dijkprofiel is hiervan een onderdeel, wordt deze Keur concreet gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1N03-vg01_0016.png"

In de Keur zijn de volgende regels voor de zones rond de dijk vastgelegd:

Kernzone

Samengevat geldt dat:

  • 1. Bouwactiviteiten in de kernzone niet toegestaan zijn.
  • 2. Onder voorwaarden ontheffing van de Keur kan worden verleend als het gaat om onderstaande activiteiten:
  • verbouw;
  • aanbouw (tot 20% van het oppervlak van een bestaand bouwwerk in de kernzone);
  • bouw van bijgebouwen
  • tijdelijke bouwvormen.

De belangrijkste voorwaarde is dat het waterkeringbelang niet in het geding mag komen. Voor de activiteiten dient een keurontheffing aangevraagd te worden.

Binnenbeschermingszone

Samengevat geldt dat:

  • 1. Bouwactiviteiten in de binnen beschermingszone niet zijn toegestaan
  • 2. Onder voorwaarden ontheffing van de Keur verleend kan worden als het gaat om onderstaande activiteiten:
  • nieuwbouw en aanbouw mogen alleen achter de rooilijn van de bestaande bebouwing en wanneer de open ruimte tussen de bestaande bebouwing maximaal 100 m is;
  • verbouw;
  • herbouw;
  • tijdelijke bouwvormen;
  • ruimtelijke ontwikkelingen indien bij de planvorming mogelijkheden worden opeen gehouden om te kunnen anticiperen op toekomstige ontwikkelingen. Bijvoorbeeld een op hoogte aangelegde ontwikkeling. De initiatiefnemer dient door middel van onderzoek aan te tonen dat de stabiliteit van de waterkering door de ontwikkeling niet wordt aangetast.

De belangrijkste voorwaarde is dat het waterkeringbelang en het beheer en onderhoud niet in het geding komen. Voor de activiteiten dient een keurontheffing aangevraagd te worden.

Buitenbeschermingszone

Het regime van de buitenbeschermingszone is lichter dan het regime van de binnen- en buitenbeschermingszone. In de buitenbeschermingszone geldt geen beperking voor bouwactiviteiten. Wel geldt er een verbod op diepe ontgrondingen of afgravingen en het hebben van explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen. Dit heeft te maken met het risico voor stabiliteit van de waterkering en het kunnen anticiperen op toekomstige ontwikkelingen.

Voor alle bovenstaande activiteiten in de buitenbeschermingszone geldt dat een ontheffing aangevraagd dient te worden. De belangrijkste voorwaarde bij de toetsing van de aanvraag is dat het waterkeringbelang niet in het geding mag komen. Indien dit het geval is, wordt de ontheffing niet verleend.

De bovenstaande regels zijn ook opgenomen in dit bestemmingsplan.

Kwel

Voor de veiligheid en onderhoud is het van belang dat er geen stijging van de grondwaterstand in het dijkprofiel plaatsvindt. Daarvoor is handhaven van het huidige peil en een goede afvoer van het kwelwater noodzakelijk.

In het gebied is sprake van een sterke tot matig sterke kwel. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen de lokale kwel en diepere kwel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1N03-vg01_0017.png"

De lokale kwel is het water dat vanuit het Gooimeer door het zandpakket van de dijk stroomt en uitstroomt in de dijksloot. De intensiteit van deze kwelstroom is afhankelijk van het peilverschil tussen het Gooimeer en het peil in de dijksloot en dikte van het zandlichaam en het raakvlak dat dit met het Gooimeer heeft. Om geen drukopbouw van water en dus geen instabiliteiten in het dijklichaam te verkrijgen is het handhaven van het peil (oppervlaktewater en/of grondwater) aan de rand van de kernzone essentieel.

De kwaliteit van deze kwelstroom komt overeen met een verbeterde kwaliteit van het oppervlaktewater in het Gooimeer, dat immers door het zandlichaam van de dijk gefilterd wordt. Deze dijkse kwel bedraagt 200 m3/km dijklengte/dag.

De diepere kwel is de kwel die het gevolg is van stroming door de watervoerende pakketten vanuit de Utrechtse heuvelrug en het Gooimeer.

De kwelintensiteit in het plangebied hangt af van de stijghoogte in deze watervoerende pakketten, de weerstand (de c-waarde = 4000 tot 5500 dagen)) van de afsluitende holocene klei/veenlagen en het peil van het binnendijkse oppervlaktewater. Deze kwel zorgt voor een dermate druk dat er kans op opbressing