direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Velden, Gooimeer en Kromslootpark
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.

Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

Het nu voorliggende bestemmingsplan betreft een actualisatie van de nu geldende bestemmingsplannen en zal gaan gelden voor de woonwijk De Velden, het Kromslootpark en het Gooimeer ter hoogte van De Velden en het Kromslootpark. Uitgangspunt van het nieuwe conserverende bestemmingsplan is dat in beginsel in de bestaande, feitelijke en vergunde situatie (rechtszekerheid) wordt voorzien en dus percelen als zodanig worden bestemd. Op grond van gewijzigde planologische inzichten, afweging van belangen of onbenutte bouwmogelijkheden kunnen de bestaande planologische bouw- en gebruiksmogelijkheden afwijken van de nieuwe bestemmingsregeling. Daarnaast worden in het plan een aantal kleine, nieuwe ontwikkelingen als gevolg van het overnemen van nieuw beleid en wet- en regelgeving verwerkt.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • In het noordwesten: de (uitbreiding van de) A6;
  • In het noordoosten: de watergang nabij het Burgerspad-Farflerpad in het Beginbos;
  • In het oosten: de wijken De Laren en de Wierden en het buitendijkse gebied ter hoogte van het Centrum van Almere Haven;
  • In het zuiden: de grens met de gemeente Gooise Meren (voorheen Naarden) in het Gooimeer.

In onderstaande figuur is de begrenzing van het nieuwe bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0002.jpg"

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Met dit nieuwe bestemmingsplan De Velden, Gooimeer en Kromslootpark worden de geldende bestemmingsplannen voor de betreffende gronden (deels) vervangen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:

Plannummer   Plannaam   Vervalt geheel na onherroepelijk worden nieuw bestemmingsplan   Vervalt gedeeltelijk na onherroepelijk worden nieuw bestemmingsplan   Vaststellingsdatum  
BP146alg01   Gooi- en IJmeer     X   1983  
BP1A02   Voorlanden en Begraafplaats 1982     X   1983  
BP1M02   't Meerveld   X     1983  
BP1M03   't Meerveld, herziening 1992   X     1992  
BP1M05   't Meerveld, derde partiële herziening 1998   X     1998  
BP1MN01   De Wierden en De Velden   X     2002  
BP1Q01   Kromslootpark   X     1982  
BP1Q02   Aanpassingen Kromslootpark   X     2013  
BP1QS01   Middengebied     X   1983  
BP1QS02   Middengebied 1e herziening     X   1983  
BPalg01   Hoofdwegen     X   1983  
BPalg02   Hoofdwegen, 1e partiële herziening     X   2010  

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (Hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (Hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( Hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (Hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (Hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Karakteristieken plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit vier verschillende soorten deelgebieden.

Gooimeer

Het Eemmeer en Gooimeer ontstonden als verzoete overblijfselen van de voormalige Zuiderzee, toen in 1968 Zuidelijk Flevoland werd drooggelegd. Het gedeelte van het Gooimeer dat binnen het plangebied ligt, is aangewezen als Nationaal Natuurnetwerk Nederland (voormalig EHS) . Een ander gedeelte van het Gooimeer, gelegen buiten het plangebied, genaamd Gooimeer Zuidoever, is aangewezen als Natura 2000-gebied.

Kromslootpark

Het Kromslootpark is een aaneengesloten gebied van 149 ha, waar moeras, bos, grasland en water elkaar afwisselen. Het Kromslootpark is aangewezen als National Natuurnetwerk Nederland. Door het Kromslootpark loopt het Blanchardpad, twee andere fietspaden en enkele onverharde wandelpaden. Alleen de fietspaden, de ontsluitingsweg van de parkeerplaats in het westen en de entree in het oosten zijn verhard. Verder is er geen bebouwing. Het Kromslootpark maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone Ecozone Pampus. Dit is een natte verbinding tussen Kromslootpark en de Lepelaarsplassen. Het doel is een uitwisseling van soorten mogelijk maken tussen de gebieden.

Beginbos 

Aansluitend aan het Kromslootpark ligt het Beginbos. Het is aangeplant in 1974, nog voordat de stad Almere zelf - op de tekentafel - ontstond. De langgerekte bosstrook begrenst Almere Haven in het noordwesten. In 1976 werden in de beschutting van dit bos de eerste huizen in Almere Haven gebouwd. Het was het eerste stadsbos. Nu is het Beginbos een gemengd loofbos. Het gedeelte van het Beginbos dat binnen het plangebied ligt, is aangewezen als Nationaal Natuurnetwerk Nederland.

De Velden

De wijk De Velden ligt aan de westelijke kant van Almere Haven, aan het Gooimeer. Deze wijk is opgebouwd uit verschillende 'velden' die elk een eigen uitstraling hebben. Door de brede groenzones worden de velden van elkaar gescheiden. Langs de Gooimeerdijk staan 'urban villa's'. Dit zijn gestapelde woningen. De rest van de woningen in deze wijk zijn grondgebonden woningen. De wijk heeft verder geen voorzieningen.

2.2 Nieuwe ontwikkelingen

In het plangebied spelen niet veel nieuwe ontwikkelingen. De kleinere ontwikkelingen, die vooral op kavelniveau spelen, worden beschreven in Hoofdstuk 3. Op de algemenere ontwikkelingen wordt onderstaand ingegaan.

Herinrichting Kromslootpark

Het Kromslootpark is aan de noordzijde opnieuw ingericht vanwege de verbreding van de A6. Dit past binnen de bestemming Natuur.

Inmiddels heeft er ook een grondruil plaatsgevonden tussen de gemeente Almere en Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer is nu eigenaar van het Kromslootpark. Dit is aangegrepen om het park ook een opknapbeurt te geven. Paden en bruggen zijn vernieuwd en het gebied is voor een deel beter toegankelijk gemaakt. Zo zijn de waterlopen beter toegankelijk en zijn er op een aantal plaatsen kano-overstapplaatsen gekomen.

Aan de rand van het Kromslootpark is in de toekomst mogelijk sprake van kleinschalige voorzieningen ter ondersteuning van de natuur (bijvoorbeeld een gebouw voor informatieverstrekking of educatieve activiteiten over de natuur of kleinschalige horeca, passend bij de natuur). Deze bebouwing wordt niet rechtstreeks mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan omdat op dit moment nog niet kan worden aangegeven hoe en waar eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd. De bebouwingsmogelijkheden zijn geregeld door middel van een wijzigingsbevoegdheid (zie artikel 5.4 Wijzigingsbevoegdheid). Deze wijzigingsbevoegdheid mag alleen worden toegepast als wordt aangetoond waar en hoe eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd.

Zendmast Havendreef

In juni 2015 is een omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan verleend voor het plaatsen van een telecommast met bijbehorende bouwwerken langs de Havendreef. Deze mast stond in de wijk de Laren, maar daar zijn woningen gerealiseerd. De mast is daarom naar deze locatie verplaatst. Dit wordt in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.

Toeristisch recreatieve voorziening in het Beginbos

In de Omgevingsvisie Almere uit 2017 en in de Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (zie Bijlage 1 Beleidskader in paragraaf 3.1 Ruimtelijke ontwikkeling en 3.3 Werk in de stad) is een toeristisch recreatief concentratiepunt aangewezen bij de Havendreef in het Beginbos met een bovenlokaal programma waarbij een goede ontsluiting een vereiste is. Mogelijke vestigingen of activiteiten zijn recreatieve functies/ voorzieningen en publieksvoorzieningen, waarbij bos een vestigingsvoorwaarde is. Er kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een horecagelegenheid met mogelijkheid voor fietsverhuur of een educatieve voorziening/informatiepunt. Er zijn nog geen concrete plannen.

Deze functie en mogelijke bebouwing wordt niet rechtstreeks mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan omdat op dit moment nog niet kan worden aangegeven hoe en waar eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd. De bebouwingsmogelijkheden zijn geregeld door middel van een wijzigingsbevoegdheid (zie artikel 3.4 Wijzigingsbevoegdheid). Deze wijzigingsbevoegdheid mag alleen worden toegepast als wordt aangetoond waar en hoe eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd.

In paragraaf 3.2.1 Bos wordt verder ingegaan op de wijzigingsbevoegdheid.

Ontwikkelingen buiten het plangebied

Grenzend aan het plangebied is een aantal ontwikkelingen die wel invloed hebben op het plangebied. De nabijgelegen A6 is verdubbeld van 2x2 rijstroken naar 2x4 rijstroken. Dat betekent dat er een hoofd- en parallelrijbanenstructuur is gecreëerd waarbij de toe- en afritten op de parallelrijbaan aantakken. Deze constructie heeft tot gevolg dat de Havendreef een directe aantakking op de A6 heeft gekregen. Daarnaast heeft ook de Gooimeerdijk West een directe aansluiting op de A6 gekregen. Daarnaast wordt ten oosten van het plangebied de nieuwe wijk De Laren ontwikkeld. Bovenstaande ontwikkelingen hebben een veranderde verkeersafwikkeling tot gevolg, met name voor de wijk De Velden.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.

Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd. Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen

een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming. Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

Uitgangspunt van dit conserverend plan is dat in beginsel de bestaande, feitelijke en vergunde situatie op grond van de rechtszekerheid is overgenomen en percelen als zodanig worden bestemd. Dit kan anders zijn bijvoorbeeld op grond van gewijzigde planologische inzichten, na afweging van alle ruimtelijk relevante belangen of onbenutte bouwmogelijkheden die in de nieuwe regeling zijn geschrapt. Ook als gevolg van nieuw beleid of nieuwe wet- en regelgeving is het bestemmingsplan gewijzigd ten opzichte van de vorige bestemmingsplannen. Verder zijn alleen concrete plannen in het nieuwe plan als zodanig bestemd, mits deze tijdig zijn ingediend en de planologische aanvaardbaarheid ervan kan worden beoordeeld.

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

3.2.1 Bos

Functionele mogelijkheden

Deze bestemming is toegekend aan het Beginbos en het stukje Vogelbos dat in het plangebied zit. De gronden zijn vooral bestemd voor bos, bosbeleving, natuurontwikkeling en houtproductie. Verder kan het bos worden gebruikt voor recreatief medegebruik. In het bos is ook een terrein met bijenkasten van een imkervereniging. Dit terrein is als zodanig bestemd. Verder is de zendmast die naast de Havendreef staat, met een aanduiding opgenomen in de bestemming.

Zoals in paragraaf 2.2 Nieuwe ontwikkelingen beschreven, is in de Omgevingsvisie Almere uit 2017 en in de Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (zie Bijlage 1 Beleidskader in paragraaf 3.1 Ruimtelijke ontwikkeling en 3.3 Werk in de stad) een toeristisch recreatief concentratiepunt aangewezen bij de Havendreef in het Beginbos met een bovenlokaal programma waarbij een goede ontsluiting een vereiste is. Deze ontwikkeling is mogelijk gemaakt door in de bestemming 'Bos' een Wijzigingsbevoegdheid op te nemen waarbij de bestemming 'Bos' kan worden gewijzigigd in een bestemming 'Recreatie' of 'Horeca'. De toelaatbare oppervlakte aan gebouwen is begrensd op maximaal 500 m2. Er dient voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd. Om de wijzigingsbevoegdheid te mogen toepassen, dient ook aangetoond te worden waar en hoe eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd (Hoofdstuk 4 Wet natuurbescherming), waarbij indien nodig het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt herbegrensd en bos wordt gecompenseerd. Bij meer dan 750 m2 aan verharding dient ook overleg met het Waterschap Zuiderzeeland plaats te vinden.

Bebouwing

Op deze gronden zijn alleen gebouwen toegestaan ten behoeve van de imkervereniging, nutsgebouwen en observatiehutten. Voor de rest zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

In Artikel 3 zijn de planregels van de bestemming 'Bos' opgenomen.

3.2.2 Groen

De bestemming 'Groen' is toegekend aan alle structurele groengebieden in de woonwijk De Velden. Het Beginbos en Kromslootpark hebben geen bestemming 'Groen', maar een bestemming 'Bos' respectievelijk 'Natuur'.

De gronden met de bestemming 'Groen' zijn in hoofdzaak bestemd voor groenvoorzieningen. Ook zijn de gronden bestemd voor waterberging.

In Artikel 4 zijn de planregels van de bestemming 'Groen' opgenomen.

3.2.3 Natuur

Deze bestemming is toegekend aan het Kromslootpark. De gronden zijn vooral bestemd voor de duurzame instandhouding van natuurgebieden en voor behoud, versterking en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuur(lijke) en landschappelijke waarden, in samenhang met de waterhuishouding. Ook recreatief medegebruik is toegestaan.

Zoals in paragraaf 2.2 Nieuwe ontwikkelingen beschreven, is aan de rand van het Kromslootpark in de toekomst mogelijk sprake van kleinschalige voorzieningen ter ondersteuning van de natuur (bijvoorbeeld een gebouw voor informatieverstrekking of educatieve activiteiten over de natuur of kleinschalige horeca, passend bij de natuur). Deze bebouwing wordt niet rechtstreeks mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan omdat op dit moment nog niet kan worden aangegeven hoe en waar eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd. De bebouwingsmogelijkheden zijn geregeld door middel van een wijzigingsbevoegdheid (zie artikel 5.4 Wijzigingsbevoegdheid). Deze wijzigingsbevoegdheid mag alleen worden toegepast als wordt aangetoond waar en hoe eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd. Bij meer dan 750 m2 aan verharding dient ook overleg met het Waterschap Zuiderzeeland plaats te vinden.

In Artikel 5 zijn de planregels van de bestemming 'Natuur' opgenomen.

3.2.4 Recreatie

Functionele mogelijkheden

Het Zilverstrand is grotendeels opgenomen in het bestemmingsplan Weguitbreiding rijksweg A6 traject Hollandsebrug-Havendreef. Een klein gedeelte van het Zilverstrand dat niet in dit bestemmingsplan is opgenomen, is nu opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. De bestemmingsregeling voor dit gedeelte van het Zilverstrand is overgenomen uit het bestemmingsplan Weguitbreiding rijksweg A6 traject Hollandsebrug-Havendreef.

Voor het Zilverstrand is de bestemming 'Recreatie' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn recreatieve doeleinden toegestaan en zijn paden, parkeerplaatsen en andere voorzieningen ter ondersteuning van deze functie mogelijk.

Bebouwing

Binnen de bestemming 'Recreatie' is zeer beperkt bebouwing toegestaan, bijvoorbeeld ten behoeve van sanitaire voorzieningen.

In Artikel 6 zijn de planregels van de bestemming 'Recreatie' opgenomen.

3.2.5 Tuin

De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de voortuinen van de woningen in De Velden. De betreffende gronden zijn bestemd voor tuinen, behorend bij de hoofdgebouwen op de aangrenzende woonbestemming. Het is niet de bedoeling dat ze worden volgebouwd met schuurtjes en andere bijbehorende bouwwerken. Daarom zijn hoofdzakelijk bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 1 m toegestaan. Verder zijn trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, overstekken en andere bouwonderdelen toegestaan, voor zover ze behoren tot een aangrenzende woning. Voor erkers geldt een maximale diepte, hoogte en breedte, om te voorkomen dat alsnog de hele voortuin wordt volgebouwd.

Bij de woningen in Krachtveld zijn op een paar plaatsen overkappingen in de voortuin gebouwd. Deze zijn met een 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' op de verbeelding aangegeven. Ook waar woningen in Krachtveld nog geen overkapping hebben, is deze nu wel toegelaten in het bestemmingsplan.

In Artikel 7 zijn de planregels van de bestemming 'Tuin' opgenomen.

3.2.6 Verkeer

Autoverkeer

Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten door De Havendreef die een rechtstreekse verbinding heeft met de A6. De Gooimeerdijk West aan de zuidzijde van het plangebied sluit zowel aan op de de Havendreef als op de A6. Het gebied heeft hierdoor een goede verbinding met zowel het centrum van Almere Haven als de andere kernen van Almere. Door de dubbele aansluiting op de A6 is er tevens een uitstekende verbinding richting Amsterdam en Lelystad.

Snelheid

De Havendreef en de Gooimeerdijk kennen een snelheidsregime dat varieert van 60 km/uur en 80km/uur buiten de bebouwde kom tot 50 km/uur binnen de bebouwde kom. De rest van de verkeersstructuur in de wijken is ingericht volgens het duurzaam-veilig principe en kent een maximum snelheid van 30 km/h. In Almere kennen de verblijfsgebieden, passend binnen duurzaam-veilig, een maximum snelheid van 30 km/h.

De Laren

Naast de wijk De Velden is de nieuwe wijk De Laren gepland. Deze wordt via drie wegen ontsloten waaronder de Meerveldstraat die in De Velden ligt. In de wijk De Laren worden ongeveer 400 woningen voorzien, een school en een supermarkt. Een deel van deze nieuwe wijk is reeds gerealiseerd. Door de driezijdige ontsluiting van De Laren zal de Meerveldstraat maar een deel van de extra verkeersbewegingen opvangen. De grootste toename van de verkeersbewegingen op de Meerveldstraat worden veroorzaakt door de directe aansluitingen van de Havendreef op de A6.

De delen van de Havendreef en de Gooimeerdijk die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen

De bestaande trailerhelling bij de Gooimeerdijk is met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. In de regels is ook een aanleggelegenheid van de trailerhelling aan de Gooimeerdijk-West mogelijk gemaakt, zodat daar bij slecht weer een boot kan aanleggen. Of dit daadwerkelijk gerealiseerd wordt, is nog niet bekend.

Openbaar vervoer

In Almere is de Flevospoorlijn de hoofddrager voor de stedelijke ontwikkeling. Op het onderliggende schaalniveau gelden de vrijliggende busbanen als hoofddragers voor de ontwikkeling van de wijken. De haltes aan de busbanen liggen op een onderlinge afstand van gemiddeld 600 m en hebben een invloedsgebied van circa 400 m (acceptabele loopafstand). De buslijnen lopen midden door de wijken. Zeker 90% van de woningen en 75% van de arbeidsplaatsen liggen binnen 400 m afstand van een bushalte. Dit plangebied valt echter binnen de 10% die niet binnen de acceptabele loopafstand valt. De dichtstbijzijnde halte ligt in de naastgelegen wijk De Wierden op een gemiddelde loopafstand van ongeveer 1000 meter. De wijk is met het openbaar vervoer dus niet goed bereikbaar.

Bebouwing

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen.

In Artikel 8 zijn de planregels van de bestemming 'Verkeer' opgenomen.

3.2.7 Verkeer-Verblijfsgebied

Autoverkeer

Intern gemotoriseerd verkeer

Alle interne wegen in het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen.

Parkeren

Parkeren binnen het plangebied vindt veelal in de openbare ruimte plaats. Bij de vrijstaande woningen wordt geparkeerd op eigen terrein. Bij de geschakelde (rij)woningen vindt parkeren meestal in de openbare ruimte plaats.

Langzaam verkeer

Fietser

Het plangebied kent een goede ontsluiting via het fietsnetwerk. Het hoofdfietsnetwerk doorkruist het plangebied van noord naar zuid, naast nog enkele andere noord-zuid verbindingen op het regionaal- en basis fietsnetwerk. Ook wordt met het regionale fietsnetwerk het gebied van oost naar west doorkruist. Hiermee heeft het plangebied een zeer goede verbinding naar de naastgelegen wijken en stadsdelen als ook een directe aansluiting op het regionale net richting Muiden, Weesp en Amsterdam. De hoofdfietsroutes in Almere hebben zo min mogelijk kruispunten, zijn verlicht en in principe voorzien van rood asfalt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0003.png"

De fietspaden in de woonwijk hebbben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. De fietspaden in het Kromslootpark en Beginbos zijn opgenomen in de bestemmingen 'Bos', 'Groen' en 'Natuur'.

Functionele mogelijkheden

Wat betreft de groenvoorzieningen in de wijk is gekeken of het structureel groen betreft of meer snippergroen. Het structurele groen heeft de bestemming 'Groen'' gekregen. Meer uitleg over deze bestemming is te lezen in paragraaf 3.2.2 Groen. Het snippergroen heeft, tezamen met aangrenzende woonstraten en fiets- en voetpaden de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Voordeel daarvan is de flexibiliteit qua inrichting van het openbaar gebied. Bijvoorbeeld de aanleg van extra parkeerplaatsen wordt zo eenvoudiger, omdat dit in dezelfde bestemming is opgenomen.

Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' mogen geen gebouwen worden gebouwd, behalve ten behoeve van nutsvoorzieningen.

In Artikel 9 zijn de planregels van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied opgenomen.

3.2.8 Water

Functionele mogelijkheden

De bestemming 'Water' is toegekend aan het Gooimeer en aan de watergang aan de noordzijde van het Beginbos. De belangrijkste funcite is uiteraard water en waterhuishoudingsvoorzieningen.

Omdat het Gooimeer valt onder het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (zie paragraaf 5.6 Ecologie) zijn de gronden ook bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Een aantal werken en werkzaamheden zijn slechts toegestaan indien is aangetoond dat de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

Er ligt een belangrijke vaarweg in het Gooimeer. Deze is binnen de bestemming 'Water' toegestaan.

Bebouwing

Op deze gronden zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van de bestemming.

In Artikel 10 zijn de planregels van de bestemming 'Water' opgenomen.

3.2.9 Wonen -1

Functionele mogelijkheden

De bestemming 'Wonen - 1' is toegekend aan alle rijtjeswoningen in het plangebied en de kleinere twee-onder-eenkap woningen. Binnen de woonbestemming is volgens de bestemmingsomschrijving de functie wonen toegestaan en niet één of meer woning(en). Een woning is volgens de begripsbepalingen: een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm. Als slechts woningen zouden zijn toegestaan binnen de bestemming, zijn alleen gebouwen bestemd voor één huishouden toegestaan. Dit is niet wenselijk, omdat ook appartementencomplexen of meergezinshuizen (gebouw met meerdere huishoudens) mogelijk moeten zijn. Binnen een bestemmingsvlak 'Wonen- 1' geldt daarom geen beperking voor het aantal woningen (gebouw bestemd voor één huishouden), tenzij anders aangegeven.

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'zijn gestapelde woningen toelaatbaar.

Wat valt onder de bestemming 'wonen'?

Voor 'wonen' is geen specifieke definitie opgenomen in de begripsbepalingen. Reden is dat de definitie wonen in de rechtspraak steeds weer anders wordt opgevat. Daardoor kan in dit plan met de laatste stand van de jurisprudentie rekening gehouden worden. Onder wonen wordt volgens de huidige vaste jurisprudentie verstaan: het wonen in een normaal gezinsverband (ouders met kinderen). Maar ook minder traditionele woonvormen passen volgens de huidige veranderde maatschappelijke inzichten binnen de woonbestemming. Dan moet wel sprake zijn van 'nagenoeg zelfstandig wonen waarin een met een gezinsverband vergelijkbaar huishouden wordt gevoerd en de nadruk op wonen ligt en niet op andere functies zoals werk of zorg'. Het gaat er om dat de belangrijkste activiteit zelfstandig wonen is en eventuele behandeling, zorg of werk daaraan ondersteunend is. Aandachtspunten bij het bepalen of een bepaald gebruik onder de woonbestemming vallen zijn:

  • Mate van verbondenheid van de bewoners: gemeenschappelijke ruimten en taken, eigen kamer;
  • Verblijf: verplicht of vrijwillig, doel is verzorgen of voorbereiden op zelfstandigheid;
  • Mate van begeleiding/zorg: continu, op afroep, intensiviteit, verplicht;
  • Relatie zorg en wonen: los van elkaar te halen of niet;
  • Bestendigheid van het wonen: vaste of wisselende samenstelling van bewoners, langdurig of onbepaald;
  • Wijze van wonen: in een familiesfeer of vergelijkbaar daarmee;
  • Het hebben van een stoornis of een zorgindicatie is niet beslissend.

Een gebouw waarin acht jongeren met psychische problemen vrijwillig wonen zonder permanente begeleiding, die beschikken over een gemeenschappelijke woonkamer/ keuken en huishoudelijke taken hebben en verbonden zijn met elkaar door hun problemen, is passend in de woonbestemming, omdat dit een met in gezinsverband wonen vergelijkbare situatie is en dus is sprake van nagenoeg zelfstandig wonen (ECLI:NL:RVS:2011:BR5681). Ook het gebruik door twee volwassenen en acht (pleeg)kinderen viel onder de woonbestemming, want dit was in de familiesfeer en er is sprake van één gezamenlijk huishouden (ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0338). Dat deze kinderen een AWBZ-indicatie hebben, is niet doorslaggevend. Het wonen in een woning door drie personen met een TBS-status die uitbehandeld zijn, maar worden voorbereid op terugkeer in de maatschappij, valt ook onder wonen: gebruik is niet wezenlijk anders dan een normaal gezin en er is geen voortdurend toezicht (ECLI:NL:RBROE:2006:AW2500). Het bovenstaande betekent dat het gebruik van woningen door bewoners die enige zorg krijgen ter ondersteuning van het zelfstandig wonen in veel gevallen past binnen de woonbestemming. Daarvoor is geen aparte bestemming of afwijking van het bestemming nodig. Dan moet wel sprake zijn van nagenoeg zelfstandige bewoning waarbij de situatie vergelijkbaar is met een in gezinsverband wijze van wonen.

Niet onder de woonbestemming valt een complex met woningen voor mensen met een CZ-indicatie (ECLI:NL:RVS:2012:BV8034), waarbij sprake is van voortdurend toezicht, ieder een eigen appartement heeft met voorzieningen en een eigen af te sluiten deur, zodat wonen en zorg niet los van elkaar gezien kunnen worden. Het wonen in een complex van 19 appartementen door senioren met een kleinschalige gemeenschappelijke woonkamer en keuken is geen wonen: de ruimten zijn te klein om te kunnen spreken van een met in een gezinsverband vergelijkbare wijze van wonen met een zekere mate van verbondenheid (ECLI:NL:RBGEL:2016:2890). Kamerbewoning door negen studenten of arbeiders valt niet onder wonen, want dit is tijdelijk verblijf en geen met een in gezinsverband wonen vergelijkbare situatie (ECLI:NL:RVS:2009:BI8471 en ECLI:NL:RBUTR:2010:BL9734). Ook een huis waarin alleen dagopvang plaatsvindt, valt niet onder wonen.

Als gevolg van nieuwe rechterlijke uitspraken kunnen deze opvattingen wijzigen. Geadviseerd wordt daarom steeds de laatste jurisprudentie te raadplegen, voordat bepaald wordt of een bepaald gebruik wel of niet onder de woonbestemming valt.

Werken binnen de bestemming wonen

De maatschappij wijzigt continu, waaronder ook de manier van werken. Was het vroeger gebruikelijk om naar een kantoor of bedrijf te gaan om te gaan werken (scheiding van functies), is er naar de huidige maatschappelijke inzichten meer behoefte aan flexibiliteit en thuiswerken (functiemenging). Redenen voor deze verschuiving zijn de betere communicatiemiddelen (mobiel, internet), fileproblemen, meer tweeverdieners en de meer flexibele combinatie van werken en zorg voor het gezin. Almere wil hierin meegaan en ruimte bieden aan het uitoefenen van een beroep of bedrijf in de eigen woning, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. De ambitie is om Almere te ontwikkelen tot een aantrekkelijke, vitale stad met voldoende werkgelegenheid voor alle inwoners, met krachtige economische activiteiten en ontwikkelingsruimte voor nieuwe initiatieven. Bedrijvigheid aan huis levert ook een bijdrage aan de leefbaarheid in een woonomgeving. Beroepen en bedrijven aan huis kunnen in twee categorieën worden onderverdeeld.

1. Vrije beroepen

Volgens vaste jurisprudentie is het uitoefenen van vrije beroepen in een woning in overeenstemming met de bestemming "Wonen". Dit is dus bij recht toegestaan, zodat een afwijkingsprocedure niet nodig is. Reden is dat het uitoefenen van een vrij beroep in een woning niet ongebruikelijk is en dat daardoor aan het woonkarakter geen afbreuk wordt gedaan, zolang de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt, dat wil zeggen dat de woning voor minimaal 2/3 deel voor wonen wordt gebruikt en dus maximaal 1/3 voor het beroepsmatig gebruik. Het gaat om de traditionele beroepspraktijken aan huis: dienstverlening, geleverd door professionals met een academische of vergelijkbare hogere beroepsopleiding, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een dierenarts, makelaar, accountant of psycholoog. De in de bestemming "Wonen" opgenomen bouwmogelijkheden zijn ook van toepassing bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep.


2. Aan-huis-verbonden-beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Andere beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn volgens vaste jurisprudentie niet gelijk te stellen met vrije beroepen. Gelet op de inleiding hierboven zijn ook deze activiteiten tot een bepaalde omvang passend binnen de woonbestemming. Bepalend is in hoeverre een beroep of bedrijf aan huis nog te rijmen valt met de woonfunctie. Daarbij is de ruimtelijke uitstraling van dat gebruik van belang gelet op de aard, omvang en intensiteit van dat gebruik. In de begripsbepalingen van de planregels is opgenomen dat bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis de woonfunctie primair moet blijven en de ruimtelijke uitstraling van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in overeenstemming dient te zijn met die woonfunctie. Verder is in de planregels opgenomen dat de omvang van het beroep of bedrijf is beperkt tot maximaal 33% van het oppervlak van de woning (net als bij een vrij beroep), moet er zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid en dient het beroep of bedrijf door de bewoner van die woning te worden uitgeoefend. Bepaalde vormen van beroep of bedrijf die niet passend zijn binnen de woonbestemming zijn expliciet uitgesloten in de planregels: horeca, catering, seksinrichtingen en munitie- of vuurwerkopslag. Onder deze concrete voorwaarden is het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis ruimtelijk aanvaardbaar en passend binnen de woonbestemming. Deze voorwaarden waarborgen namelijk het kleinschalig houden van deze activiteiten (ondergeschikt aan de woonfunctie en geen overlast voor de omgeving), zodat deze verenigbaar zijn in een woonmilieu. Met een omgevingsvergunning binnenplanse afwijking bestemmingsplan kan meegewerkt worden aan een verruiming van het oppervlak voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis tot maximaal 50%, mits dit niet leidt tot afbreuk van het woonkarakter in de buurt en er geen nadelige invloed is op de normale afwikkeling van het verkeer.

In de onderstaande niet limitatieve lijst is een aantal voorbeelden van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis opgesomd, waaraan kan worden gedacht:

Omschrijving   Voorwaarden/toelichting  
Vrije beroepen   bijv. notaris, huisarts, tandarts, accountant  
Uitgeverijen   Kantoren  
Grafische afwerking    
Reproductiebedrijven opgenomen media    
Vervaardiging van sieraden e.d.    
Reparatie t.b.v. particulieren   bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder  
Reisorganisaties    
Verzekeringsbedrijf/kantoor    
Verhuur van en handel in onroerend goed    
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.    
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek    
Hoveniersbedrijven   Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn.  
Meubel- en woningstoffeerderijen    
Cursussen    
Workshops    
Internetbedrijven / e-commerce   Max 25 m² v.v.o. verkoop aan huis c.q. afhaalpunt  
Kantoor algemeen    
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures    
Bed&breakfast   Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een (bedrijfs)woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij ook ontbijt mogelijk is. De (bedrijfs)woning moet wel een woning blijven; er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen. In beginsel zijn ten hoogste 5 gasten tegelijk mogelijk om nog ondergeschikt aan de woonfunctie te zijn.  
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven   Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie  
Wassalons en wasserettes   Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en afleveren van kleding  
Kappers    
Detailhandel   Maximaal 25 m² v.v.o.  
Buiten de hierboven genoemde gevallen   Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten  

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemming "Wonen".

Tuinvergrotingen

In het plangebied hebben de afgelopen jaren wijzigingen plaatsgevonden in de grenzen tussen openbare ruimte en particulier terrein bij woningen. Stukjes openbaar groen zijn door verkoop overgedragen aan bewoners, ter vergroting van hun tuin.

Gronden die zijn verkocht, hebben in het nieuwe bestemmingsplan een bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen. Gronden waarvoor een bruikleenovereenkomst geldt, maar die in principe ook verkocht kunnen worden, hebben eveneens een bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' of 'Tuin' gekregen.


Bebouwing

Verruiming van de bouwmogelijkheden

De woonbestemming is ruimer bestemd dan in de vorige bestemmingsplannen. In die plannen waren goot- en bouwhoogten gedetailleerd geregeld. In dit nieuwe plan is niet meer met goothoogten gewerkt behalve bij vrijstaande bij de woning behorende bouwwerken. Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de begane grondlaag wordt doorgaans vier meter bouwhoogte aangehouden, voor twee bouwlagen zeven meter en voor drie bouwlagen tien meter, tenzij de bestaande maat daarvan afwijkt. Voor de meeste bouwblokken is een hoogtemaat genomen, waarbij het hoogste deel bepalend is.

Bebouwing in voortuinen

In de voortuinen is de grens van het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe strak om de aanwezige bebouwing, waardoor er geen uitbreiding aan de voorzijde mogelijk is.

Uitbouwen aan de voorzijde van de woningen vallen qua hoogte niet onder de basisregel van één bouwhoogte per bouwblok. Uitbouwen aan de voorzijde van de woning zijn qua hoogte bestemd zoals ze zijn.

Bebouwingsmogelijkheden aan de achterzijde van woningen

Bij het bepalen van het bouwvlak van het hoofdgebouw is aan de achterzijde van de hoofdgebouwen in principe een rechte lijn getrokken langs de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw. Later gebouwde uitbouwen vallen daardoor onder de regeling voor bijbehorende bouwwerken (uitbouwen, schuren en garages). Dit is om iedereen gelijke bouwrechten te geven. Als de achtergevel van het hoofdgebouw geen rechte lijn is (dus zonder eventuele uitbouwen) is het bouwvlak van het hoofdgebouw in principe wel recht getekend, waardoor er dus uitbreidingsruimte in het bouwvlak ontstaat. Waar dit tot hinder van de buren zou kunnen leiden (schaduw of verminderde lichttoetreding) is de oorspronkelijke achtergevel gevolgd. Voor de bouwmogelijkheden van bijbehorende bouwwerken is aangesloten bij de regeling uit de Nota Kleine Bouw 2008. Om te voorkomen dat het erf geheel wordt volgebouwd is een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan (60 m²) en mag maximaal 50% van het erf worden bebouwd. Qua maatvoering en positionering moeten de bijbehorende bouwwerken ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing. De diepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter. De maximale bouwhoogte van aanbouwen is 0,30 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken hebben een goothoogte van maximaal 3 meter. Alleen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag een dakterras worden gebouwd.

Bebouwingsmogelijkheden aan de zijkant van woningen

Aan de zijkant van woningen is in principe uitbreidingsgelegenheid geboden tot op de grens van het bouwperceel. Dit geldt voor bijbehorende bouwwerken en indien het bouwvlak is doorgetrokken ook voor het hoofdgebouw. Wel moet minimaal 1 meter achter de voorgevel worden gebouwd, tenzij het bouwvlak direct langs de voorgevel is doorgetrokken. Uitbreidingsgelegenheid is niet geboden, waar dit leidt tot parkeerproblemen, tot verminderd zicht in bochten voor langsrijdend verkeer of als omwonenden hier last van hebben doordat de zijgevel van de woning dan dichter bij hun perceel komt te liggen. Overigens zijn hierbij zoveel mogelijk de rechten uit de nog geldende bestemmingsplannen aangehouden.

In Artikel 11 zijn de planregels van de bestemming 'Wonen -1' opgenomen.

3.2.10 Wonen - 2

Deze bestemming is toegekend aan de vrijstaande woningen in het plangebied en de grotere twee-onder-een-kapwoningen. Hierbij wordt geen bouwvlak aangegeven, zoals bij Wonen - 1'' het geval is. Conform het beleid uit de nota Kleine Bouw is een bebouwingspercentage van 50% toegestaan en zijn de regels rond erfbebouwing iets anders. De voortuinen van de vrijstaande woningen hebben een bestemming Tuin'' gekregen.

Qua functionele mogelijkheden geldt hetzelfde als bij de bestemming Wonen - 1''. Meer uitleg daarover wordt gegeven in paragraaf 3.2.9.

Ook hier geldt dat is afgestapt van de regeling van goothoogtes. Van iedere woning is alleen de bouwhoogte geregeld, waardoor er meer ruimte komt voor dakopbouwen en dakkapellen. Voor de begane grondlaag wordt doorgaans 4 meter bouwhoogte aangehouden, voor twee bouwlagen 7 meter en voor 3 bouwlagen 10 meter.

In paragraaf 3.2.9 wordt ook verder ingegaan op de tuinvergrotingen.

3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen zoals omschreven in de volgende paragrafen.

Binnen het plangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. Ter bescherming van deze gebieden zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming voor bijvoorbeeld groen of water, ook een bestemming voor archeologie geldt.

3.3.1 Leiding -Gas

Ter bescherming van de aardgastransportleiding in het plangebied (zie paragraaf 5.5 Kabels en leidingen) is een dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen. Deze gronden zijn mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transport van gas, met de daarbij behorende belemmeringenstrook. De dubbelbestemming ligt op 4 meter aan weerszijden van de leiding. Voor aanleg- en graafwerkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de aardgastransportleidingen moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' uit het plan verwijderen, indien het transport van gas ter plaatse is beëindigd.

Bebouwing

Om de aardgastransportleiding te beschermen tegen graafschade en het beheer van de leiding veilig te stellen, zijn ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de gastransportleidingen en tot een maximale bouwhoogte van 3 meter. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd indien de veiligheid van de betrokken leidingen niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

3.3.2 Waarde-Archeologie 1

Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 150 cm onder maaiveld (op dekzand en Oude Getijden-afzettingen), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde - Archeologie 1'. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

De bestemming is tevens gekoppeld aan een stelsel van wijzigingsbevoegdheden teneinde een bestemmingswijziging mogelijk te maken op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Voor gronden waar in het onderzoek geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen zijn vastgesteld, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' vervallen. Indien wel behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.

In Artikel 14 Waarde - Archeologie 1 zijn de planregels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen.

3.3.3 Waarde-Archeologie 2

Gebieden, zoals aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere 2016, met mogelijke archeologische waarden op een diepte vanaf 100 cm onder maaiveld (op dekzand), hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde - Archeologie 2'. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen. Indien behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.

In Artikel 15 Waarde - Archeologie 2 zijn de planregels van 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen.

3.3.4 Waarde-Archeologie 6

Buitendijkse gebieden met mogelijke archeologische waarden (prehistorie, scheeps- en vliegtuigwrakken) hebben in het plangebied een bestemmingswaarde gekregen van 'Waarde - Archeologie 6'. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen. Indien behoudenswaardige vindplaatsen worden aangetroffen, dan moet de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' worden opgewaardeerd naar 'Waarde - Archeologie 5'.

In Artikel 16 Waarde - Archeologie 6 zijn de planregels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' opgenomen.

3.3.5 Waarde-Archeologie 5 (Bijlage bij de regels)

Voor het geval gedurende de planperiode een behoudenswaardige vindplaats wordt aangetroffen, zal de bestemming Waarde-Archeologie 1, 2 of 6 moeten worden gewijzigd in 'Waarde - Archeologie 5'. Deze bestemming komt nu nog niet voor en is dus nog niet in de regels opgenomen. De tekst van deze bestemming is opgenomen in Bijlage 3 van de planregels.

Een archeologische vindplaats bestaat uit twee onderdelen, te weten een kern met aangetoonde behoudenswaardige archeologische resten, en een 10 meter brede zone rondom de kern die wordt aangeduid als buffer, die op grond van onderzoek elders verspreide archeologische resten kan bevatten (zoals begravingen en depots). Deze buffer dient ter fysieke bescherming van de vindplaatskern en om de toegankelijkheid daarvan voor de toekomst te garanderen. Voor beide onderdelen van een vindplaats (kern en buffer) geldt de bestemming 'Waarde - Archeologie 5'.

Roering van de bodem van de buffer is in principe en onder voorwaarden mogelijk, met dien verstande dat dit sowieso geen (risico op) schadelijke effecten mag hebben op de archeologische resten in de kern van de vindplaats. Aan deze bestemming (Waarde - Archeologie 5) is een bouwverbod gekoppeld met ontheffingsmogelijkheden.

De ontheffingsmogelijkheden zijn opgenomen om toch bebouwing c.q. grondroering in de bufferzone mogelijk te maken, op voorwaarde dat de archeologische waarden die in de daarnaast gelegen kern van de vindplaats zijn gelegen niet aangetast worden, dan wel door middel van een archeologische opgraving voorafgaand aan het bouwen, ex situ veilig gesteld zijn (in een archeologisch depot of een museum).

Daarnaast geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor de activiteit 'aanleggen' ter bescherming van de archeologische waarden. Tevens geldt een verplichting tot inpassing van de vindplaats.

In Bijlage 3 van de regels zijn de planregels van de mogelijk toekomstige bestemming Waarde - Archeologie 5 opgenomen.

3.3.6 Waterstaat-Waterkering

Functionele mogelijkheden 

Ter hoogte van de Gooimeerdijk is een dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' opgenomen om de primaire waterkering ter plaatse te beschermen. Ter plaatse van deze dubbelbestemming zijn dijken, kaden, dijksloten en overige voorzieningen ten behoeve van de waterkering toegestaan. De dubbelbestemming heeft alleen betrekking op de kernzone van de waterkering. De binnen-, buiten- en tussenbeschermingszone worden beschermd via het bouwbeleid van het Waterschap (Beleid bouwen nabij primaire waterkeringen). Het Waterschap heeft ook specifiek beleid voor windmolens, kabels en leidingen etc. (beleid primaire waterkeringen voor windmolens, kabels en leidingen en beplantingen).

In de Keur en bijbehorende legger waterkeringen van het waterschap Zuiderzeeland is de bescherming van de primaire waterkering geregeld. In de Keur staat beschreven wat het verbods- en gebodsregime van de beschermingszones betekent en welke handelingen vergunningsplichtig zijn. De regeling in de Keur staat los van de regeling in het bestemmingsplan. In paragraaf 5.7 Waterparagraaf wordt hier verder op ingegaan.

Bouwwerken

Ter plaatse van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming zijn toegestaan. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd na advies van de beheerder van de waterkering omtrent de bouwactiviteiten.

In artikel Artikel 17 Waterstaat - Waterkering zijn de planregels van de bestemming Waterstaat-Waterkering opgenomen.

3.3.7 vrijwaringszone-dijk 1

Functionele mogelijkheden

Om de stabiliteit van de primaire waterkering te garanderen geldt aan weerszijden van de dijk een terughoudend bouwbeleid. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in een binnenbeschermingszone en een buitenbeschermingszone. De aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' heeft betrekking op de binnenbeschermingszone. In de Keur en de bijbehorende legger van Waterschap Zuiderzeeland en in paragraaf 5.7 Waterparagraaf is aangegeven waar deze zone precies ligt.

Bebouwing

Bouwplannen binnen deze zone moeten worden afgestemd met het waterschap.

In artikel 20.1.1 Vrijwaringszone-dijk 1 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-dijk 1' opgenomen.

3.3.8 vrijwaringszone-dijk 2

Ter bescherming van de primaire waterkering buiten het plangebied (de Oostvaardersdijk) wordt een gebiedsaanduiding opgenomen. De aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' is van toepassing op de buitenbeschermingszone. In de Keur en de bijbehorende legger van Waterschap Zuiderzeeland en in paragraaf 5.7 Waterparagraaf is aangegeven waar deze zone precies ligt.

In artikel 20.1.2 Vrijwaringszone-dijk 2 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-dijk 2' opgenomen.

3.4 Overige regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In Artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met aan-huis-verbonden beroepen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In Artikel 2 is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwerk moet worden gemeten.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In Artikel 18 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In19.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikel 19.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Afwijkingsregels

In Artikel 21 zijn afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %);
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen;
  • het oprichten van kleinschalige windmolens op of aan het hoofdgebouw. Deze windmolens zijn te beschouwen als 'overige functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen'. Voor het toestaan van dergelijke windmolens moet worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:
    • 1. de maximum bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden;
    • 2. de rotordiameter van de windmolens mag maximaal 2 meter bedragen.

Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in de onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0004.png"

HAT VAT

De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Wijzigingsregels

In Artikel 22 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

De Staat van Horeca-activiteiten kan worden gewijzigd in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven of horecavestigingen aangepast wordt, indien de gewijzigde milieubelasting van deze bedrijven of horecavestigingen daartoe aanleiding geeft.

Verder kan de Bijlage 2 Gebiedsindeling & auto- en fietsparkeernormen worden gewijzigd indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven.

Overige regelingen

In Artikel 23 Overige regels is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In Artikel 24 Overgangsrecht is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In Artikel 25 Slotregel is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan. In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. Daarin worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden en daarom niet in de tabel zijn opgenomen.

 

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
 
Ladder voor duurzame verstedelijking   In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2011)  
Radarverstoringsgebieden   Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines.
Kleinschalige windmolens op gebouwen onder voorwaarden toestaan.  
Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)   Robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem.   Het Gooimeer is als water bestemd.  
Kaderrichtlijn Water (2000)   De Kaderrichtlijn Water (KRW) bepaalt dat alle grondwaterlichamen uiterlijk in 2015, met mogelijke uitloop naar 2027 in goede toestand moeten verkeren. De toestand moet goed zijn voor grondwaterkwantiteit en voor grondwaterkwaliteit (chemische toestand).
De KRW-doelen voor grondwater zijn:
Inbreng van verontreinigende stoffen beperken of voorkomen;
Achteruitgang van de toestand van de grondwaterlichamen te voorkomen;
Het halen en behouden van de goede toestand van grondwaterlichamen;
Significant stijgende trends in het grondwaterlichaam ombuigen en
De doelen voor beschermde gebieden, zoals drinkwaterwinningen en natuurgebieden te halen.  
Het bestemmingsplan staat geen buitendijkse ontwikkelingen toe. Daarmee zal er geen effect zijn op de waterkwaliteit van het Gooimeer.  
Beheer- en Ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021   Beschrijft het beheer van de rijkswateren voor de periode 2016-2021   Het Gooimeer is een van de rijkswateren. Het bestemmingsplan staat geen buitendijkse ontwikkelingen toe. Daarmee zal er geen effect zijn op het Gooimeer.  
Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie   In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is opgenomen dat dat ruimtelijke adaptatie vanaf 2020 onlosmakelijk onderdeel is van beleid en uitvoering. Tevens is afgesproken om ruimtelijke adaptatie te versnellen en te intensiveren, zodat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht.   Het bestemmingsplan is conserverend en heeft geen negatieve effect op de doelen van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie.  
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)   In de aard en omvang van de nationale waterproblematiek doen zich structurele veranderingen voor. Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking maken een nieuwe aanpak in het waterbeleid noodzakelijk. Met het Nationaal Bestuursakkoord Water zijn daar met alle relevante actoren afspraken over gemaakt.   Het bestemmingsplan past binnen het Nationaal Bestuursakkoord Water.  
Waterwet   De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.    Het bestemmingpslan past binnen de Waterwet.  
Erfgoedwet   Beschermen van archeologische waarden   Opnemen van een dubbelbestemming voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, die nog niet rechtstreeks via de Monumentenwet worden beschermd.  
Provinciaal en regionaal beleid  
Omgevingsvisie Flevoland Straks (2017)   Visie op de toekomst: kansen, opgaven en ambities; evenwichtige aandacht voor fysieke, sociale en economische aspecten; kansen voor economische ontwikkeling benutten.   De aardgastransportleiding en de Gooimeerdijk als primaire waterkering zijn als zodanig bestemd. Het Kromslootpark en het aangrenzende Zilverstrand (voor zover gelegen in het plangebied) zijn zodanig bestemd dat enerzijds de aanwezige natuurwaarden worden beschermd en anderzijds kleinschalige recreatieve ontwikkelingen mogelijk zijn.  
Omgevingsverordening Flevoland (2019)   Deze verordening bevat alle regels met betrekking tot omgevingsrecht voor wat betreft de provincie omtrent windenergie, NNN, grondwaterbescherming, Wnb en zonne-energie.   Bebouwingsmogelijkheden in het Kromslootpark ten behoeve van kleinschalige voorzieningen en mogelijk toeristische voorzieningen in het Beginbos alleen mogelijk maken na toepassen wijzigingsbevoegdheid.  
Omgevingsprogramma Flevoland (2019)   Bundeling van beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming en behoud van de fysieke leefomgeving. Op ruimtelijk gebied is een evenwichtige ontwikkeling en dient o.a. het voorzieningenniveau te worden verbeterd. In stedelijk gebied wordt de ruimte efficiënt gebruikt en draagvlak voor voorzieningen versterkt.   Het bestemmingsplan past binnen het Omgevingsprogramma.  
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021 (2015)   Bevat lange termijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de planperiode (2016-2021) en maatregelen die het Waterschap (samen met gebiedspartners) uit gaan voeren. De doelen en maatregelen hebben betrekking op de kerntaken van het waterschap (waterveiligheid, schoon water, voldoende water) en het thema 'water en ruimte'. Hierbij gaat het om reguliere werkzaamheden, zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkeling.   Voor het bestemmingsplan is een watertoets gedaan.  
Waterkader Zuiderzeeland 2013   Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het waterkader opgesteld.  
Partiële herziening omgevingsplan Flevoland water 2015   De partiële herziening omgevingsplan Flevoland water 2015 richt zich op:
• het voorkomen van overlast door overschot of tekort aan water, waarbij de gebieden waar de bodem daalt bijzondere aandacht vragen;
• het ontwikkelen en beschermen van een goede waterkwaliteit (chemisch/ecologisch) voor alle wateren;
• de bescherming tegen buitendijks overstromingsgevaar;
• het 'klimaatbestendig' maken van de ruimtelijke inrichting van Flevoland.  
Met het bestemmingsplan worden geen buitendijkse ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan past binnen de partiële herziening omgevingsplan Flevoland water 2015.  
Gemeentelijk beleid  
Ruimtelijke ontwikkeling  
Omgevingsvisie Almere (2017)   De omgevingsvisie is erop gericht Amere als moderne tuinstad van stadsdelen in een groen-blauw raamwerk te behouden, maar ook de vele uitdagingen aan te kunnen gaan. De visie is gebaseerd op twee principes: organische ontwikkeling (spontaan, geen vast eindbeeld) en adaptief beleid (inspelen op verrassingen, geen blauwdrukken).   In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de opgaven uit de visie door het Kromslootpark en het Beginbos zodanig te bestemmen dat enerzijds zowel de ecologische waarden worden beschermd en anderzijds ook toerisme en recreatie worden gestimuleerd. In het omgevingsplan is grenzend aan de Havendreef een toeristisch recreatief concentratiepunt benoemd.  
Havenvisie 2040   De visie voor Almere Haven, opgesteld door het Havenverband. Voor het thema wonen zijn een aantal woningbouwlocaties genoemd, opgedeeld in woonzones: Singelgracht, Wijken, Centrum, Achter de dijk, Kust en transformatiegebieden. Achter de dijk zijn er op een aantal locaties nog plekken beschikbaar voor woningen en kunnen ook kansen ontstaan door huidige, veelal lage bebouwing te vervangen voor nieuwbouw. Het is lastig om dit in een aantal uit te drukken; vooralsnog is een (voorzichtige) plancapaciteit geraamd van 100 tot 200 woningen.   Een deel van het gedeelte achter de dijk valt binnen het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt geen woningen mogelijk. Pas na een opdracht, locatiezoektocht en participatie kan een locatie in de woonzones concreet worden.  
Programmaplan Energie Werkt! (2015)   Energieneutraliteit in Almere in 2022 door middel van 5 werklijnen   De plaatsing van kleinschalige windinstallaties op daken en aan gevels wordt mogelijk gemaakt. Zonnepanelen op daken zijn vergunningvrij en derhalve dus in het plangebied ook toegestaan.  
Welstandsnota Almere (2018)   Almere is in beginsel welstandsvrij in woonwijken en bedrijventerreinen. Welstandstoezicht is er wel voor:
- het groenblauwe raamwerk
- de hoofdstructuur
- de centrumgebieden
- bijzondere gebieden
- etalagebieden
- reclame.  
Voor het Kromslootpark en het Beginbos is welstandsbeleid van toepassing. Hier geldt een terughoudend bouwbeleid: alleen gebouwen die een positieve bijdrage leveren aan het functioneren van het groenblauwe raamwerk zijn welkom. De rest van het plangebied is welstandsvrij.  
Beleidsnota kleine bouw 2008 (2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis   Toetsingskader uit de nota overnemen voor de functie wonen.  
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)   Criteria voor realisering van masten en
antennes ten behoeve van telefonie  
In de woonwijk De Velden en in het Kromslootpark worden geen zendmasten mogelijk gemaakt. In juni 2015 is wel een omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan verleend voor het plaatsen van een telecommast met bijbehorende bouwwerken langs de Havendreef. Dit is in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.  
Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013)   Uitgeven van gronden waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten.   In het plangebied heeft op een aantal plaatsen tuinvergroting plaatsgevonden. Dit is in het nieuwe bestemmingsplan verwerkt.  
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)   Ligplaatsen voor woonschepen en
vaste ligplaatsen .
Langs de watergangen wel/geen afmeeroevers toegestaan.  
Binnen het plangebied zijn geen ligplaatsen voor woonschepen aangewezen. De oevers langs de watergangen zijn niet aangewezen als afmeeroever. In de bestemming Water is in de bestemmingsomschrijving geen aanleggelegenheid opgenomen, waardoor het gebruik als afmeeroever op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan.  
Beleidsnota prostitutie en seksbranche (2018)   Vestigingsbeleid seksinrichtingen   Opnemen van een verbodsbepaling voor seksinrichtingen. Thuisprostitutie op grond van de regeling voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis wel toestaan.  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)   Vestigingsbeleid coffeeshops   In het plangebied mogen geen coffeshops worden gevestigd.  
Nota Parkeernormen 2020   Bevat de parkeernormen voor het bouwen van een bouwwerk en een verandering van gebruik waardoor de parkeerbehoefte voor auto's en/of fietsen toeneemt.   In de regels van het plan zijn de parkeenormen opgenomen.  
Werk in de stad  
Gemeentelijke Visie op Werklocaties (2016)   Gunstig vestigingsklimaat bieden voor bestaande en nieuwe bedrijven en voldoende werkgelegenheid bieden.
Het beleid beschrijft het gebruik wat op een agrarisch werkmilieu wordt voorgestaan.






 
In de woonwijk De Velden is werken aan huis toegestaan. Het Kromslootpark en het Beginbos vallen onder het Groene Milieu. Hier is recreëren de hoofdfunctie; landschap geeft richting aan de vorm en type gebruik van nieuwe initiatieven zodat elke toevoeging het groene milieu versterkt; kleinschalige bedrijven, voorzieningen en horeca zijn mogelijk onder deze voorwaarden. In het bestemmingsplan zijn deze voorzieningen alleen beperkt mogelijk gemaakt in het Kromslootpark.  
Vestigingsvisie Horeca Almere (2016)   Uitgangspunt is horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, Floriadegebied en kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteite. In overige gebieden mag horeca alleen, mits inpasbaar op basis van de regelgeving en de goede ruimtelijke ordening.   Horeca wordt in de woonwijk De Velden niet toegestaan. In het Kromslootpark is horeca alleen beperkt mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid.  
Detailhandelsvisie Almere 2020 (2020)   Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere.
- Geen nieuwe centra ontwikkelen.
- Geen verspreiden ontwikkelingen.
 
Detailhandel is uitsluitend toegestaan in de woonwijk De Velden tot maximaal 25 m2 verkooplvloeroppervlak per woning. Ook webwinkels en internetwinkels zijn daarbij toegestaan, voor zover wordt voldaan aan randvoorwaarden met betrekking tot parkeren e.d. Deze eisen zijn opgenomen in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten.  
Werken in de wijk (2005)   Aan-huis-verbonden beroepen en
bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen
maximaal 50% van het woonoppervlak in
beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen
van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in
bedrijfsruimten.  
In de woonwijk De Velden is werken aan huis toegestaan. Hiervoor is een regeling opgenomen in het bestemmingsplan.  
Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015)   Aangewezen locaties waar kansen liggen voor ontwikkeling van diverse vrijetijdsvoorzieningen, onder andere het Beginbos en het Zilverstrand.   De mogelijke ontwikkeling in het Beginbos is nog niet concreet genoeg om in dit bestemmingsplan in de regels en op de verbeelding op te kunnen nemen.
Het zilverstrand ligt grotendeels buiten het plangebied. Aansluitend aan het Zilverstrand wordt de bestemming wel Recreatie, maar zonder grote bouwmogelijkheden.  
Agenda Toerisme & Recreatie 2016-2022   In de agenda zijn 4 speerpuntgebieden en 5 thema's benoemd waar Almere kansen ziet voor de versterking van het toerisme en de recreatie. Binnen het thema natuur wordt vooral ingestoken op het beleven van de natuur door verbindingen, routes en excursies.   Het Kromslootpark is niet expliciet benoemd in de agenda maar heeft door de bijzondere natuurwaarden wel aantrekkingskracht op bezoekers. Om deze reden is de mogelijkheid open gehouden om op een later tijdstip een klein informatie-/ educatiepunt toe te voegen. De routes krijgen in de plannen van Staatsbosbeheer vorm.  
Groene stad  
Waterplan, stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)   De ambitie is om Almere verder te onwikkelen tot een ondernemende, veelzijdige waterstad. Doelstellingen zijn: slim waterbeheer, aantrekkelijke waterstad, biodiversiteit versterken en een stad zonder afvalwater.   In paragraaf 5.7 Waterparagraaf zijn de wateraspecten aangegeven.  
Kleur aan groen (2014)   Spelregels voor zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van almere   Het Kromslootpark heeft de bestemming Natuur gekregen. Het Beginbos heeft de bestemming Bos gekregen. Omdat het gewenst is eventuele nieuwe initiatieven in het Kromslootpark en Beginbosgoed te toetsen aan de nota Kleur aan Groen alvorens medewerking te verlenen, zijn de bestemmingen Natuur en Bos niet op voorhand uitgebreid met mogelijke nieuwe functies. In het Kromslootpark zijn nieuwe ontwikkelingen alleen toegestaan na het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid.  
Visie Ecologie 2020 (2021)   In de Visie Ecologie 2020 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Daarnaast zijn acht concrete doelen opgenomen: inzetten op voorlichting en educatie over natuur, aanmoedigen natuurinclusief ontwikkelen en beheren, ontwikkelen van groene tuinen, vergroten oppervlak en kwaliteit natuur, inzetten op ecologische verbindingen, ruimte geven voor tijdelijke natuur, realiseren van donkere gebieden en diversifiëring van groen. De kansen voor natuur binnen stedelijk gebied zullen zoveel mogelijk worden benut. Het gaat hier bijvoorbeeld om de invulling van de kleinschalige (blauw-)groenstructuur en voorzieningen aan bebouwing: vegetatiedaken, gevelbegroeiing, stenen en dakpannen met nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen.   Het Kromslootpark heeft de bestemming Natuur gekregen.  
Waterplan, stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)   De ambitie is om Almere verder te ontwikkelen tot een ondernemende, veelzijdige waterstad. Doelstellingen zijn: slim waterbeheer, aantrekkelijke waterstad, biodiversiteit versterken en een stad zonder afvalwater.   Het bestemmingsplan past binnen het Waterplan.  
Duurzaamheidsagenda
(2020)  
In de Duurzaamheidsagenda beschrijft de gemeente Almere haar ambities en de doelstellingen voor het duurzaamheidsbeleid voor de komende jaren en geeft richting aan de duurzame ontwikkeling van de stad.   Het bestemmingsplan is conserverend en staat dus geen nieuwe ontwikkelingen toe.  
Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 (2003)   Wandelinfrastructuur en samenhangende voorzieningen.   De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied maakt het niet onmogelijk dat er extra voet- en fietspaden worden aangelegd. Of dat ook daadwerkelijk zal plaatsvinden, wordt niet in het kader van dit bestemmingsplan besloten.  
Veiligheid  
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)   Vuurwerkopslag en -verkoop is niet mogelijk in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven   De verkoop en opslag van vuurwerk in het plangebied wordt niet toegestaan.  
Sociale structuur, onderwijs en cultuur  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2016)   Beschermen van archeologische waarden   Onderzoeksplicht opnemen bij de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 6'.  
Archeologieverordening (2016)   Archeologisch waardevolle terreinen op de Archeologische Beleidskaart Almere moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd   Opnemen van een beschermende regeling voor de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 6'.  
Monumentenverordening (2016)   In ruimtelijke plannen rekening houden met gemeentelijke monumenten.   In het plangebied zijn geen officiële monumenten aanwezig. Dit leidt dan ook niet tot een regeling in het bestemmingsplan.  
Overig gemeentelijk beleid  
Nota Evenementen in Almere (2015)   De nota heeft alleen betrekking op het vergunningenbeleid en richt zich voornamelijk op evenementen in de openbare ruimte. Deze activiteiten vinden vooral plaats op 18 evenementenlocaties die in de nota zijn benoemd.   In het plangebied zelf zijn geen locaties waar met regelmaat (grotere) evenementen worden gehouden. Het Almeerderstrand, aan de andere zijde van de A6, wordt wel als locatie voor grote evenementen gebruikt.Dit raakt het plangebied in zoverre, dat er bij grote evenementen geparkeerd kan worden bij het Zilverstrand en dat aan- en afvoer vanaf de zijde van het Zilverstrand kan plaatsvinden. In het bestemmingsplan hoeven hier geen aangepaste bestemmingen voor te worden opgenomen.  

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Om aan te kunnen tonen dat een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan worden bekeken of de ontwikkelingen binnen het plan voldoen aan de regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). De activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben staan genoemd in het Besluit milieueffectrapportage in de bijlagen. Het gaat om de C-lijst en de D-lijst waarin alle activiteiten staan genoemd waarvoor mer-verplichtingen kunnen gelden. De aard en omvang van de activiteit bepaalt in belangrijke mate welke verplichtingen gelden ten aanzien van de rapportages. Er is sprake van een vormvrije mer-beoordeling, een mer-beoordeling of een mer-plicht. De gevallen waarvoor een milieueffectrapportage verplicht is, staan in onderdeel C. De gevallen waarvoor een mer-beoordeling verplicht is, staan in onderdeel D. De gevallen in onderdeel D zijn overigens indicatief. De verplichting voor een mer-beoordeling geldt ook wanneer op grond van de selectiecriteria in bijlage III bij de EU-richtlijn 'betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten' niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Deze omstandigheden zijn:

  • 1. de kenmerken van de projecten (omvang project, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico en ongevallen en de cumulatie met andere projecten);
  • 2. de locatie van de projecten (bijzondere gebieden, bestaand grondgebruik, rijkdom/kwaliteit/regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied, het opnamevermogen van het natuurlijk milieu);
  • 3. de soort en kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria: bereik, grensoverschrijdende karakter van het effect, orde/grootte/complexiteit effect, waarschijnlijkheid effect, duur/frequentie/onomkeerbaarheid van het effect).

Voor bijvoorbeeld de volgende gevallen geldt een mer-beoordelingsplicht:

  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een jachthaven met 250.000 bezoekers 100 ligplaatsen , een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied (D 10);
  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen met een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer (D 11.2).

Volgens  art. 7.2a lid 1 Wm zijn plannen die volgens  een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht zijn en waarvoor een passende beoordeling Natura 2000 (Wet natuurbescherming) moet worden gemaakt m.e.r.-plichtig.  Een passende beoordeling is noodzakelijk als op basis van het bestemmingsplan significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden verwacht kunnen worden. Daarbij moet ook gekeken worden naar zogenaamde externe werking (effecten buiten een Natura 2000-gebied die wel kunnen leiden tot aantasting van Natura 2000-waarden binnen een Natura 2000-gebied).

De meest nabije Natura 2000-gebieden zijn Gooimeer Zuidoever (als onderdeel van het Natura 2000-gebied Gooimeer Zuidoever en Eemmeer) en het Naardermeer. Gelet op de omvang van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan en het feit dat het plangebied niet nabij overige Natura 2000-gebieden zoals Markermeer-IJmeer, de Lepelaarplassen is gelegen kan een effect op de instandhoudingsdoelen van die gebieden op voorhand worden uitgesloten.

Voor het Naardermeer geldt dat met name het Kromslootpark een functie heeft als foerageergebied van de purperreiger, een vogelsoort uit het Naardermeer waarvoor instandhoudingsdoelen zijn vastgesteld. Mede hierom heeft het Kromslootpark de bestemming natuur gekregen. Met deze bestemming zijn voldoende garanties geboden voor behoud van deze functie. Voor de soorten waarvoor de Gooimeer-zuidoever is aangewezen geldt, dat een aantal hiervan ook op de meertjes in het Kromslootpark rusten (met name bij harde wind). Ook hiervoor geldt dat de bestemming natuur voldoende garanties biedt voor het behoud van deze functie.

Buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan valt het beheer zoals dat door Staatsbosbeheer zal worden uitgevoerd.

De (extra) depositie van stikstof (NOx) als gevolg van de geplande activiteiten voor dit bestemmingsplan is niet bekend, maar zal naar verwachting uiterst beperkt zijn. Het nieuwe bestemmingsplan heeft met name een conserverend karakter. Het plan voorziet niet in grootschalige ontwikkelingen met substantiële wijzigingen in verkeersstromen, gebruik van industriële (stook)installaties of iets dergelijks. Stikstofdepositie met negatieve effecten op de kwaliteit van habitattypen tot gevolg, zijn door de beperkte uitbreiding van ontwikkelingsmogelijkheden dan ook uit te sluiten. Nadere berekeningen zullen niet leiden tot andere inzichten en worden daarom niet noodzakelijk geacht.

Het nieuwe bestemmingsplan maakt weinig nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In dit bestemmingsplan worden gelet hierop geen activiteiten mogelijk gemaakt of zijn activiteiten voorgenomen die (nieuwe ten opzichte van het vorige bestemmingsplan) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, die worden genoemd in bijlagen C of D van het Besluit mer. Gelet hierop kan worden uitgesloten dat de ontwikkelingen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Een mer of mer-beoordelingsbesluit voor het bestemmingsplan is daarom niet nodig.

5.2 Geluid

In het plangebied van De Velden liggen de zones van de op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde wegen A6, Havendreef en Gooimeerdijk west. De overige wegen in het plangebied hebben geen zone op grond van de Wet geluidhinder omdat voor deze wegen een maximum snelheid geldt van 30 km/u.

Omdat in het plangebied geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen mogelijk worden gemaakt, hoeft er geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Voor bestaande geluidgevoelige bestemmingen is in het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan geen onderzoek nodig.

In het bestemmingsplan worden geen functies toegevoegd waardoor een akoestische afweging nodig is om te bepalen of sprake is van goede ruimtelijke ordening.

5.3 Luchtkwaliteit

Het plangebied De Velden is een laag dynamisch gebied. Er worden in het bestemmingsplan geen nieuwe functies toegevoegd. Het plan valt binnen de categorieën van gevallen die omschreven zijn in de Regeling Niet in betekenende mate (NIBM) en kan zonder toetsing aan de grenswaarden uitgevoerd worden.

5.4 Externe veiligheid

Ten aanzien van het aspect externe veiligheid is een onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2 Onderzoek externe veiligheid).

Conclusie

Transport van gevaarlijke stoffen over de A6, de Flevolijn en een aardgastransportleiding, zijn de voor het plangebied relevante risicobronnen met mogelijke ruimtelijke consequenties voor externe veiligheid.


Plaatsgebonden risico

De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden. Er er worden met dit bestemmingsplan geen beperkt kwetsbare en kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de wettelijke milieukwaliteitseis voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar en/of daarmee overeenkomende vaste afstand van de A6, Flevolijn en aardgastransportleiding.


Verantwoordingselementen groepsrisico en hulpverlening

Voor andere onderwerpen die verband houden met externe veiligheid gelden geen wettelijke eisen, maar een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag. De in onderstaande paragrafen opgenomen informatie, bevat de overwegingen die hebben geleid tot onderhavige invulling van deze verantwoordingsplicht.


Door middel van deze toelichting en de bijbehorende onderliggende documenten, verantwoordt het college van burgemeester en wethouders de bij deze ontwikkeling vastgestelde groepsrisiconiveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's). Het is niet noodzakelijk om door middel van ruimtelijke maatregelen het groepsrisico en de potentiële effecten te verkleinen en de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.

De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisico's, als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit bij de betreffende risicobronnen en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied op gebiedsniveau.

Incidenten kunnen nu eenmaal gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar.


Onderbouwing


Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico van A6 en de daarmee overeenkomende (basisnet)afstand van de Flevolijn liggen buiten het plangebied.

De beschouwde buisleiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar.

De wettelijke basisbescherming wordt geboden en geborgd.


Groepsrisico

Binnen de 200 m grens van de Flevolijn en de A6 en binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding, staat nu geen bebouwing en wordt ook geen nieuwe bebouwing toegestaan. Het groepsrisico voor deze drie risicobronnen is nihil en wijzigt niet ten gevolge van dit bestemmingsplan.


Verantwoording groepsrisico

Het groepsrisico van de Flevolijn, A6 en aardgastransportleiding hoeft niet te worden verantwoord, omdat het groepsrisico niet meer dan 10% toeneemt ten opzichte van de situatie vóór vaststelling van het ruimtelijk besluit en het groepsrisico na vaststelling van het besluit onder de oriëntatiewaarde blijft


Verantwoording hulpverlening

De Brandweer Flevoland is in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het concept ontwerp bestemmingsplan over:

  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op weg/spoor/buisleiding/water;
  • de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op weg/ spoor/buisleiding/water een ramp voordoet.

Zie Bijlage 3 Advies Veiligheidsegio Flevoland voor dit advies. De belangrijkste conclusies zijn:

  • 1. gezien de conserverende aard van het bestemmingsplan is het niet opportuun maatregelen te nemen in de sfeer van ordening of gebouwontwerp om de effecten van een incident in het plangebied te beperken;
  • 2. het plangebied kent voldoende mogelijkheden om van de verschillende risicobronnen af te vluchten;
  • 3. bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verzorgen de veiligheidsregio met de gemeente de alarmering en crisiscommunicatie. Middelen hiervoor zijn de WAS-sirenes (tot 2020), omroepinstallaties, publieke omroepen (radio, televisie, internet) en beschikbare netwerken (telefoonnetwerken, NL Alert) en de website www.crisis.nl ;
  • 4. het plangebied kent een goede bereikbaarheid en voldoet aan de handreiking voor bluswater, met andere woorden er is voldoende bluswater.

Reactie gemeente op advies

De zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid (bereikbaarheid en bluswater) is als voldoende beoordeeld. Gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan worden geen ruimtelijke maatregelen getroffen om de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te verhogen.

5.5 Kabels en leidingen

Algemeen

Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen, gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatieverbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteitaanpassing en onderhoud gewaarborgd.

De kabels en leidingen voor nutsvoorzieningen (gas, elektra, water, telefoon) te behoeve van de bebouwing (huisaansluitingen) in het plangebied liggen op gemeentegrond. Deze leidingen lopen evenwijdig langs grotere wegen. Deze zijn verder planologisch niet relevant.

In dit plangebied is geen stadsverwarming aanwezig.

Parallel aan en net ten zuiden van de A6 ligt een hogedruk aardgastransportleiding.De leiding heeft een druk van 40 bar en een diameter van 457 mm. Ter bescherming van de aardgastransportleiding, wordt ter plaatse van het nieuwe tracé een dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen. In een strook van 4 meter aan weerszijden van de leiding mogen geen gebouwen worden gebouwd of graafwerkzaamheden worden verricht zonder omgevingsvergunning. Binnen deze strook is aan een aantal werkzaamheden een vergunningsplicht gekoppeld. Zie hiervoor ook de toelichting op de dubbelbestemming Leiding - Gas.

Net ten noorden van het plangebied, ter hoogte van het Beginbos, ligt een leidingenstraat. De gasleiding die uit het Kromslootpark komt, ligt hier in deze leidingenstraat. Verder ligt er een waterleiding en wat kleinere ondergrondse hoogspanningsleidingen. Deze leidingenstraat heeft geen beschermingszone die tot in het plangebied reikt.

Straalverbindingen

Straalpaden worden door KPN gebruikt voor het doorgeven van telefoon-, radio- en televisiesignalen. Voor een goede signaaloverdracht moet tussen de zender en ontvanger een strook worden vrijgehouden van hoge elementen, waaronder windturbines. Boven Almere loopt een verbinding van Hilversum naar Lelystad (roze lijn in figuur hieronder). Binnen dit traject mag niet gebouwd worden boven een bepaalde hoogte. De verbinding is aan weerszijden van de hoofdas 100 m breed, dus in totaal 200 m.

De straalverbinding ligt buiten het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0005.jpg"

Figur:Straalpad (roze lijn)

5.6 Ecologie

Wettelijk kader
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming,m gebiedsbescherming en de bescherming van houtopstanden. De soortenbescherming was voorheen in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998 en de houtopstanden in de Boswet. Per 1 januari 2017 zijn de bepalingen van de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet opgegaan in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Daarbij zijn met name de verplichtingen die voortkomen uit de Europese wet- en regelgeving onveranderd gebleven. De zogenaamde 'nationale koppen' (bescherming van soorten en gebieden die verder gaat dan de Europese verplichtingen) zijn gesnoeid. Het gaat hierbij om Beschermde natuurmonumenten en een 200tal plant- en diersoorten. Daarentegen worden nu soorten beschermd die onder de Flora- en faunawet niet beschermd waren. Van deze lijst met 91 soorten is echter geen populatie in Almere aanwezig.

Gebiedsbescherming

Wnb

De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR); de aldus beschermde gebieden vormen samen Natura 2000. Nederland heeft de richtlijnen voor gebiedsbescherming geïmplementeerd in de Wnb. De Wnb heeft betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld. Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden moeten worden getoetst op hun effecten op de instandhoudingsdoelen die voor deze gebieden zijn vastgelegd. Als uit deze voortoets blijkt dat het bestemmingsplan significante gevolgen kan hebben op het Natura 2000-gebied, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt (artikel 2.8 van de Wnb). Indien blijkt dat er werkelijk sprake is van mogelijk significant negatieve effecten, dan kan alleen toestemming voor de activiteit gegeven worden als er geen alternatieven voor de activiteit zijn, er dwingende redenen van groot openbaar belang mee gediend zijn en de negatieve gevolgen gecompenseerd worden (de ADC-toets). Significant negatieve effecten dienen dus te worden voorkomen, zo nodig na het treffen van mitigerende maatregelen. Niet alleen activiteiten in een Natura 2000-gebied kunnen invloed hebben op de staat van instandhouding van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de natuurwaarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt "externe werking" genoemd. Er bestaat geen ruimtelijke grens voor externe werking: bepalend zijn de effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten en habitattypen in het Natura 2000-gebied, ongeacht de afstand tot het beschermde gebied.

Beoordeling

Binnen het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden gelegen. Een direct (intern werkend) effect op de instandhoudingsdoelen Natura2000-gebieden kan daarmee op voorhand worden uitgesloten. In de directe nabijheid van het plangebied zijn de volgende Natura 2000-gebieden gelegen: Eemmeer & Gooimeer Zuidoever, Markermeer en IJmeer en het Naardermeer. Op grotere afstand liggen de Oostelijke vechtplassen en de Lepelaarplassen. De afstand tot deze gebieden en het conserverend karakter van het bestemmingsplan maakt dat negatieve effecten als gevolg van externe werking op basis van de bestemmingen op voorhand kunnen worden uitgesloten. Het Kromslootpark is onderdeel van het foerageergebied van purperreigers uit het Naardermeer. In het aanwijzingsbesluit Natura 2000 van het Naardermeer is voor de Purperreiger een instandhoudingsdoel geformuleerd. Dit betekent dat plannen en projecten (en dus ook veranderingen in het beheer en inrichting) aan de Wet natuurbescherming moeten worden getoetst. In het bestemmingsplan kunnen echter alleen de genoemde bestemmingen en de daaraan gebrachte aanpassingen worden beoordeeld. Veranderingen in het beheer dienen afzonderlijk door de beheerder te worden getoetst bij de vaststelling van het beheerplan.

Nationaal Natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalig EHS)

Hoewel de naam van het netwerk aan natuur in Nederland is veranderd, gelden dezelfde regels als voorheen voor de EHS. De EHS is in 1990 in het leven geroepen om de achteruitgang van de natuur in Nederland een halt toe te roepen. Het is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden in Nederland dat moet voorkomen dat dieren en planten geïsoleerd raken en uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. Het Rijk en de provincies hebben spelregels afgesproken met betrekking tot de planologische en kwalitatieve bescherming van dit netwerk aan natuur, deze zijn verwerkt in de 'Spelregels EHS' (LNV, 2007). Hierin zijn de voorwaarden voor economische ontwikkelingen uitgewerkt. In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat ingrepen waarbij de oppervlakte of de 'wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS significant worden aangetast niet zijn toegestaan, tenzij aangetoond wordt dat sprake is van groot openbaar belang, geen reële alternatieven aanwezig zijn én effecten worden voorkomen. Resteffecten moeten worden gecompenseerd.

Beoordeling

Binnen het plangebied zijn de volgende NNNgebieden gelegen: Kromslootpark, Beginbos, Vroege Vogelbos en het Gooimeer. Deze gebieden hebben in dit bestemmingsplan en conform de Spelregels EHS een passende bestemming. Gezien het conserverend karakter van het bestemmingsplan zijn geen negatieve effecten op de Wezenlijke Kenmerken en Waarden te verwachten. Buiten deze beoordeling vallen aanpassingen in het beheer. Deze dienen door de beheerder te worden getoetst bij de aanpassing van het beheer.

Zoals in paragraaf 2.2 Nieuwe ontwikkelingen aangegeven, is aan de rand van het Kromslootpark in de toekomst mogelijk sprake van kleinschalige voorzieningen ter ondersteuning van de natuur (bijvoorbeeld een gebouw voor informatieverstrekking of educatieve activiteiten over de natuur of kleinschalige horeca, passend bij de natuur). Deze bebouwing wordt niet rechtstreeks mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan omdat op dit moment nog niet kan worden aangegeven hoe en waar eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd. De bebouwingsmogelijkheden zijn geregeld door middel van een wijzigingsbevoegdheid (zie artikel 5.4 Wijzigingsbevoegdheid). Deze wijzigingsbevoegdheid mag alleen worden toegepast als wordt aangetoond waar en hoe eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd.

Verder is in paragraaf 2.2 Nieuwe ontwikkelingen aangegeven dat in de Omgevingsvisie Almere uit 2017 en in de Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (zie Bijlage 1 Beleidskader in paragraaf 3.1 Ruimtelijke ontwikkeling en 3.3 Werk in de stad) een toeristisch recreatief concentratiepunt is aangewezen bij de Havendreef in het Beginbos met een bovenlokaal programma waarbij een goede ontsluiting een vereiste is. Deze functie en mogelijke bebouwing wordt ook niet rechtstreeks mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan omdat op dit moment nog niet kan worden aangegeven hoe en waar eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd. Ook deze bebouwingsmogelijkheden zijn geregeld door middel van een wijzigingsbevoegdheid (zie artikel 3.4 Wijzigingsbevoegdheid). Deze wijzigingsbevoegdheid mag alleen worden toegepast als wordt aangetoond waar en hoe eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0006.jpg"

figuur: uitsnede NNN in het plangebied

Soortbescherming

De soortbescherming in de Wnb heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een aantal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in een aantal bij de Wnb behorende besluiten en regelingen. De Wnb bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier -en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust of verblijfplaatsen. Artikel 1.11 van de Wnb schrijft voor dat iedereen de algemene zorgplicht voor de in wild levende planten en dieren in acht moet nemen. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna, achterwege moeten blijven. In de meeste gevallen kan voor de verbodsbepalingen een ontheffing worden aangevraagd voor de in het gebied voorkomende beschermde soorten. Bepaalde algemeen voorkomende soorten planten en dieren vallen onder de zogenaamde vrijstellingsregeling indien het werk te omschrijven is als bestendig beheer of onderhoud, of een ruimtelijke ontwikkeling. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, worden verschillende groepen soorten onderscheiden. Bovendien gelden naast landelijke vrijstellingen ook vrijstellingen op provinciaal niveau.

Beoordeling

In 2014 is een inventarisatie uitgevoerd van de onder de Flora- en faunawet beschermde plant- en diersoorten (categorie zwaar beschermd en jaarrond beschermde vogelnesten). Deze inventarisatie is in 2019 herhaald en zal naar verwachting iedere drie jaar worden uitgevoerd, maar dan voor de soorten die onder de Wet natuurbescherming beschermd zijn en waarvoor geen vrijstelling is verleend.

In het plangebied zijn een groot aantal beschermde soorten aangetroffen. Het voorkomen van deze soorten staat vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg, gezien het conserverend karakter van dit plan.

Houtopstanden

Met de inwerkingtreding van de Wnb zijn de bepalingen van de Boswet daarin enigszins gewijzigd opgenomen. De bepalingen rond vellen en herplant zijn niet van toepassing op:

  • a. houtopstanden binnen de bij besluit van de gemeenteraad vastgestelde grenzen van de bebouwde kom;
  • b. houtopstanden op erven of in tuinen;
  • c. fruitbomen en windschermen om boomgaarden;
  • d. naaldbomen, kennelijk bedoeld om te dienen als kerstbomen, indien niet ouder dan twintig jaar;
  • e. kweekgoed;
  • f. uit populieren of wilgen bestaande:
    • 1. wegbeplantingen;
    • 2. beplantingen langs waterwegen, en
    • 3. eenrijige beplantingen langs landbouwgronden;
  • g. het dunnen van een houtopstand;
  • h. uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, indien zij:
    • 1. ten minste eens per tien jaar worden geoogst;
    • 2. bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan twee meter, en
    • 3. zijn aangelegd na 1 januari 2013.

Bij de kap geldt een meldingsplicht en herplantplicht. De kap van houtopstanden moet een maand van tevoren worden gemeld bij Gedeputeerde Staten. De provincie ziet toe op de naleving van de herplantplicht.

Beoordeling

Behoudens dunningen zijn met dit bestemmingsplan geen vellingen voorzien. De bepalingen omtrent houtopstanden in de Wet natuurbescherming staan uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0007.png"

figuur: begrenzing bebouwde kom in het kader van de Wnb (voorheen Boswet) in groen weergegeven.

Visie Ecologie 2020 - bouwen met natuur (2021)

In de Visie Ecologie 2020 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Deze Visie gaat uit van blauwe en groene brongebieden (Groenblauw Raamwerk en Natuurnetwerk Nederland) met daartussen Ecologische hoofdverbindingen en Groenblauwe aders. Een deel van de Ecologische hoofdverbindingen zijn al aanwezig, een deel moet nog ingericht worden. Een deel van het plangebied (Kromslootpark) is onderdeel van de Ecologische Verbinding Pampus (verbinding met Lepelaarplassen). Tevens is het Kromslootpark en Beginbos onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland en Groenblauw Raamwerk. In dit deelgebied liggen verder groenblauwe aders. Voor de Groenblauwe aders geldt dat deze reeds aanwezig zijn en ecologisch goed functioneren.

De Visie beschrijft acht concrete doelen. Deze acht doelen zijn:

  • A. Trots op stadsnatuur - we zetten in op voorlichting en educatie;
  • B. Groene gebouwen - met de toolbox natuurinclusief bouwen moedigen we de stad aan om natuurinclusief te ontwikkelen en beheren;
  • C. Groene tuinen - niet alleen van belang voor planten en dieren, maar ook voor verkoeling en het opvangen van hevige regenval;
  • D. Gezonde wateren - bij de inrichting van de stad houden we rekening met water- en moerasgebonden natuur;
  • E. Ecologische verbindingen – het verbinden van brongebieden en het opheffen van barrières in groenblauwe aderen van de stad zorgen voor duurzame instandhouding van populaties van dieren en planten;
  • F. Ruimte voor tijdelijke natuur – pioniernatuur krijgt de ruimte door gebruik te maken van ontheffing braakliggende terreinen;
  • G. Donkere nachten – sommige soorten hebben baad bij donkere gebieden, we zoeken hier een balans tussen aandacht voor ecologie en veiligheid voor mensen;
  • H. Diversifiëring groen - zoveel mogelijk diversiteit in beplanting, passend bij de omstandigheden van die plek (bodem, klimaat, water en licht) aansluitend op de behoefte van de dieren in de stad.

De kansen voor natuur binnen stedelijk gebied zullen zoveel mogelijk worden benut. Het gaat hier bijvoorbeeld om de invulling van de kleinschalige (blauw-)groenstructuur en voorzieningen aan bebouwing: vegetatiedaken, gevelbegroeiing, stenen en dakpannen met nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen.

s

5.7 Waterparagraaf

Op grond van artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Besluit ruimtelijke ordening geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is het nodig het proces van de zogenaamde watertoets te volgen. De watertoets wordt doorlopen met de waterbeheerders. De waterbeheerders in dit gebied zijn het Waterschap Zuiderzeeland en Rijkswaterstaat (voor het Gooimeer).


Het plan heeft geen significante effecten op het Gooimeer omdat er buitendijks geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Binnendijks zijn nu ook nog geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en derhalve volgt uit de watertoets op dit bestemmingsplan ook geen wateropgave. Wel kunnen er later onder voorwaarden enkele kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Bij eventuele negatieve effecten van deze ontwikkelingen op het watersysteem (inclusief afwatering dijkse kwel) of op de keringen wordt in overleg met het waterschap uitgewerkt of en hoe deze effecten worden gecompenseerd.

Deze waterparagraaf beschrijft verder de wateraspecten waterveiligheid, waterkwantiteit, vaarwegen en riolering.

Waterveiligheid

Het buitenwater (het Gooimeer) is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. De Gooimeerdijk biedt bescherming tegen het buitenwater. De ligging van deze waterkering is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0008.jpg"

 

De Gooimeerdijk is in de 'Legger' van het Waterschap Zuiderzeeland aangemerkt als primaire waterkering. De Gooimeerdijk heeft verschillende beschermingszones, namelijk:

  • Kernzone. Dit is het centrale gedeelte van de waterkering;
  • Binnenbeschermingszone. Dit is een strook, direct aan weerszijden van de kernzone, die technisch/fysisch een bijdrage levert aan de stabiliteit van de waterkering; en ruimte reserveert voor eventuele versterkingen;
  • Buitenbeschermingszone. Dit is een strook aan weerszijden van de binnenbeschermingszone.


De kernzone is het gebied met het strengste verbods- en gebodsregime en de buitenbeschermingszone is het gebied met het minst strenge verbods- en gebodsregime. De breedte van deze beschermingszones zijn vastgelegd in de Legger. De kernzone van de Gooimeerdijk heeft een breedte van circa 75 meter. De binnenbeschermingszone heeft, gemeten vanaf de rand van de kernzone, over het gehele plangebied een breedte van 20 meter. De buitenbeschermingszone, gemeten vanaf de rand van de binnenbeschermingszone, heeft een breedte van 155 meter buitendijks en een breedte van 80 meter binnendijks. In de 'Keur' van het Waterschap Zuiderzeeland staat beschreven wat het verbods- en gebodsregime van de beschermingszones betekent en welke handelingen vergunningsplichtig zijn.

Waterkwantiteit

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0009.jpg"

Het oppervlaktewatersysteem is binnendijks verdeeld in drie peilgebieden (zie kaart). Daarnaast geldt voor het buitendijks gebied, het Gooimeer, een nieuw Peilbesluit (d.d. 2018). Het winterpeil van -0,40m NAP blijft ongewijzigd. Het zomerpeil in het Gooimeer is veranderd in een streefpeil -0,20m NAP met een bandbreedte van 20 cm waarbinnen het meerpeil mag bewegen (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0010.jpg"

Waterkwaliteit

Er ontstaan geen effecten op de waterkwaliteit doordat er geen buitendijkse ontwikkeling plaatsvindt.


Vaarwegen
In het plangebied ligt een Rijksvaarweg met de CEMT-klasse IV. Voor de vaarweg geldt volgens het Barro een vrijwaringszone van 25 meter aan weerszijden van een vaarweg.
Het plan maakt geen ontwikkelingen in het Gooimeer mogelijk. Er zijn derhalve geen effecten van dit plan op de nautische veiligheid.

Riolering

Almere-Haven is gescheiden gerioleerd. Dit betekent dat het regenwater afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater. Het vuile water wordt naar de rioolwaterzuivering AWZI Almere gepompt.

5.8 Bodemkwaliteit

Historie

De bodem van Almere ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette, maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg. Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd. In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld.

De bodem van Almere ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrond komen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd (Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- en veenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg.

Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd. In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld.

Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

In het plangebied ‘De Velden, Gooimeer en Kromslootpark’ zijn geen recente bodemonderzoeken uitgevoerd, met uitzondering van de voormalige stortplaats in het Kromslootpark. Op de historische luchtfoto’s zijn in de periode 1981-2017 in het plangebied geen andere locaties onderscheiden die verdacht worden van bodemverontreiniging, dan de vuilstort Kromslootpark (zie provincie Flevoland, Bodematlas). Hierdoor valt geen uitspraak te doen over de algemene kwaliteit van de bodem.

Tijdens een aantal bodemonderzoeken ter plaatse van de voormalige stortplaats in het Kromslootpark is in de puinhoudende grond asbest aangetroffen. De afdeklaag van het stortlichaam bevatte licht verhoogde gehalten aan kobalt en nikkel. Het grondwater rondom de stortplaats was matig verontreinigd met arseen, barium en/of 1,2-Dichlooretheen (som cis + trans).

Bodemkwaliteitskaart

Uit de bodemkwaliteitskaart van Almere blijkt dat voor zowel de kwaliteit van ontgraven grond (ontgravingskaart) als de toepassingseisen voor de toe te passen grond (toepassingskaart) in het gebied ‘De Velden, Gooimeer en Kromslootpark’ de bodemkwaliteitsklasse 'Landbouw/ Natuur' van toepassing is.

Elke aanvraag voor een omgevingsvergunning moet vergezeld gaan van de resultaten van een bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven.

Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven. Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat. In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit. Hergebruik van vrijkomende grond en/of zand zou idealiter zo veel mogelijk binnen het gebied plaats moeten vinden. Over de hergebruiks- mogelijkheden en voor nadere informatie over het Besluit bodemkwaliteit, de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan kan contact worden opgenomen met de Omgevingsdienst.

Grondwater en kwel

De grondwaterstand in het gebied 'De Velden, Gooimeer en Kromslootpark' wordt sterk beïnvloed door het oppervlaktewaterpeil.

Door handhaving van vaste polderpeilen zijn de fluctuaties in de grondwaterstand gering.

Het gehele plangebied staat onder invloed van kwel, dat aan het maaiveld uittreedt. De kwel is afkomstig vanuit het Gooimeer, het Veluwemassief en de Utrechtse Heuvelrug. Het kwelwater is van goede kwaliteit. Als gevolg van de grote invloed van kwel- en regenwater in het plangebied is de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit als goed te karakteriseren. Ditzelfde geldt voor de kwaliteit van het grondwater.

Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied waardoor er geen belemmeringen zijn voor mogelijkheden voor warmte- en koudeopslag in de bodem.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.9 Archeologie en cultuurhistorie

Historische-geografische en (steden)bouwkundige waarden

Historisch-geografische waarden zijn elementen in het landschap die door menselijk handelen zijn ontstaan. Bouwkundige waarden betreft bouwwerken bedoeld voor bewoning, huisvesting of bedrijvigheden. Stedenbouwkundige waarden betreft ingerichte gebieden in het stedelijk gebied, inclusief de openbare ruimte.

In het plangebied De Velden, Gooimeer en Kromslootpark zijn geen beschermde bouwkundige monumenten of stadsgezichten aangewezen. Op basis van de inventarisatie 'Iconen van Almere' (2016) zijn er potentiële waardevolle historisch-geografische structuren en/of groene monumenten te onderscheiden Dit zijn de Gooimeerdijk, het Kromslootpark en het Beginbos. De twee laatstgenoemde gebieden maken onderdeel uit van de oudste groenaanleg van Almere (1972-1974). In het Kromslootpark staat ook 'De Urn' van Armando (2000), een monumentaal werk in brons dat refereert aan leed en dood. Andere opvallende elementen zijn de zes bronzen afgietsels van monumentale boomstronken langs het Mesurierpad in het Meerveld: 'Souvenirs van het Oude Land' (Sjoerd Buisman, 1999).

Archeologische waarden

Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en de vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw.

Rond het jaar nul was in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstond later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit was en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd werd. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er werd in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere (maar nog niet in dit plangebied) zijn gevonden.

Uit de onderzoeken blijkt dat dekzandkoppen van het oude landschap in de Steentijd zeer geschikte locaties voor bewoning vormden. In het plangebied zijn in het verleden slechts zeer beperkt archeologische onderzoeken uitgevoerd en er zijn dan ook nog geen behoudenswaardige vindplaatsen uit de prehistorie bekend. Deze mogen op basis van onderzoek in de directe omgeving wel verwacht worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0011.jpg"

Uitsnede Archeologische Beleidskaart met (benaderde) begrenzing van het plangebied. Groen is Archeologie Waarde 1, Geel is Archeologie Waarde 2 en Buitendijks is Archeologie Waarde 6.

Binnen de plangrenzen van De Velden, Gooimeer en Kromslootpark zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere (hierna: ABA) verschillende terreinen vrijgesteld van archeologische verplichtingen. Deze terreinen zijn vrijgesteld omdat ze bebouwd zijn of in het verleden bebouwd zijn geweest, anderszins verstoord zijn of reeds zijn onderzocht en vrijgeven. Ze zijn op de ABA aangeduid met een donkergrijze kleur. De overige gebieden zijn aangeduid met “Waarde-Archeologie 1” “Waarde-Archeologie 2” of “Waarde-Archeologie 6”. In deze gebieden moet in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen uit de steentijd. Dergelijke vindplaatsen kunnen worden aangetroffen in de top van het pleistocene zand en in de daarboven gelegen Oude Getijdenafzettingen.

Veranderingen in inrichting van vergunningsplichtige gebieden

Voor zover dat bodemingrepen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016.

Veranderingen in inrichting van behoudenswaardige vindplaatsen

Overeenkomstig de vastgestelde beleidsuitgangspunten, moeten behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden ingepast, dat wil zeggen, de vindplaats moet herkenbaar, beleefbaar en recht doend aan de aangetroffen archeologische waarden worden ingericht. Inrichtingsplannen, gecombineerd met monitoring- en beheerplannen, moeten ter goedkeuring aan de stadsarcheoloog worden voorgelegd. Binnen terreinen met behoudenswaardige vindplaatsen zijn bodemingrepen zonder vergunning niet toegestaan.

Toevalsvondsten

Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform artikel 53 lid 1 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.

Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.

 

5.10 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Bijlage 1 Beleidskader, Hoofdstuk 1 Rijksbeleid) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0012.png"

figuur radars voor militaire luchtvaart

Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen. LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO. Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur. De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME PAM opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0013.png"
Figuur hoogteradialen luchtvaartverkeer

Binnen een toetsingsvlak moet indien de maximaal aangegeven hoogte dit vlak doorsnijdt, advies worden ingewonnen bij LVNL over het effect hiervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte. Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 10 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 10 km) is enkel van toepassing op windturbines.

Voor het plangebied zou dit toetsingsvlak dus alleen gelden voor windturbines met een hoogte vanaf 51,56 m. Dit plan maakt dergelijke nieuwe windturbines niet mogelijk.

Laserstraalvrijegebied Luchthavenbesluit Lelystad

Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het Luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het Luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingengebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogelaantrekkende bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0014.png"

Zoals uit de bovenstaande figuur blijkt, is het laserstraalvrije gebied niet van toepassing op het plangebied. Dit behoeft dus geen verdere regeling in het plan.

5.11 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk (zie Bijlage 1 Beleidskader Hoofdstuk 1 Rijksbeleid) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro: artikel 3.1.6 lid 2). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de ladder moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn geen 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' opgenomen. Aan de woningbouwopgave van nationaal belang (RRAAM) wordt in dit plan geen invulling gegeven. Binnen het plangebied zijn geen nieuwbouwlocaties zonder bouwbestemming opgenomen, waar op dit moment nog niet gebouwd is. Het onderhavige bestemmingsplan biedt vooral flexibiliteit bij de invulling van bestaande stedelijke ontwikkelingen. Hiermee wordt een optimale benutting van de ruimte in het bestaande stedelijk gebied nagestreefd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.

5.12 Overig

Een aantal aspecten is niet van toepassing in het plangebied. Er spelen geen zaken op dit gebied. Het betreft de volgende aspecten:

  • bedrijven en milieuzonering
  • trillingen
  • lichthinder
  • geurhinder
  • ammoniak en veehouderij
  • energie
  • windhinder
  • bezonning
  • uitzicht.

Daar wordt in deze toelichting dan ook niet verder op ingegaan.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Planning en fasering

Oorspronkelijk was het plan om één nieuw bestemmingsplan te maken voor het Centrum van Almere Haven, De Velden, het Gooimeer en het Kromslootpark. Voor de kustzone is een nieuw toekomstbeeld gemaakt. In eerste instantie is voor dit nieuwe bestemmingsplan gewacht op deze ontwikkelingen. De plannen voor de kustzone waren echter nog niet concreet genoeg om al mee te kunnen nemen in het bestemmingsplan. Daarom is de kustzone uit het nieuwe bestemmingsplan gelaten. Omdat de plannen voor de kustzone ook invloed kunnen hebben op het centrum van Almere Haven, is besloten het centrum van Almere Haven ook niet mee te nemen in het nieuwe bestemmingsplan. Voor de kustzone wordt een apart bestemmingsplan gemaakt.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd. Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (zie artikel 6.2.1):

  • de bouw van één of meer woningen of één of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m².

Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  • d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid. Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt in principe tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen. Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt. Een plan is economisch uitvoerbaar, indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld de verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen, zoals subsidie.

In dit bestemmingsplan zijn geen bouwmogelijkheden opgenomen met een directe bouwtitel. Er zijn twee wijzigingsbevoegdheden in het plan opgenomen om kleine voorzieningen in het Kromslootpark of recreatieve voorzieningen in het Beginbos te kunnen realiseren. Dit zijn geen rechtstreekse bouwmogelijkheden. Daarom hoeft er nog geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Pas als de wijzigingsbevoegdheden worden toegepast, hoeft een explotatieplan te worden gemaakt of een anterieure overeenkomst te worden afgesloten.

Planschade  

Het vaststellen van een bestemmingsplan is op grond van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een aangewezen handeling die in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming in de planschade. De inschatting is dat met het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan niet of slechts beperkt tot een tegemoetkoming in de planschade leidt aangezien het voorliggend bestemmingsplan voornamelijk een actualisatie en voortzetting van het vigerend planologisch regime betreft.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wensen en opmerkingen bij de start van het opstellen van het bestemmingsplan

Voordat een nieuw bestemmingsplan werd opgesteld, wilde de gemeente van de bewoners en ondernemers horen of er wensen of opmerkingen waren waarmee in het nieuwe bestemmingsplan rekening gehouden moet worden. Daartoe is er onder andere op dinsdag 21 juni 2016 van 18:00 tot 20.00 uur een inloopavond gehouden in Green Story Café, Kerkgracht 41, Almere Haven. Daar was de gelegenheid om opmerkingen en wensen ten aanzien van het nieuwe bestemmingsplan mondeling kenbaar te maken. Er waren twee vertegenwoordigers van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente aanwezig om de opmerkingen en wensen te noteren.

Verspreid over de avond zijn er in totaal ongeveer 30 mensen langs gekomen om opmerkingen en wensen door te geven. In Bijlage 4 Verslag inloopavond Denkt-u-mee bestemmingsplan is een verslag van deze avond opgenomen.

Daarnaast hebben 37 personen per mail of brief gereageerd op het verzoek om mee te denken bij het nieuwe bestemmingsplan. In Bijlage 5 Wensen en opmerkingen start bestemmingsplan is een overzicht opgenomen van alle ingediende wensen en opmerkingen. In twee kolommen zijn alle reacties beantwoord. In de eerste kolom is ingegaan op de consequenties van de opmerking voor het nieuwe bestemmingsplan. Niet alle wensen en opmerkingen zijn echter direct van invloed op het bestemmingsplan. In de laatste kolom is een reactie gegeven op de wensen en opmerkingen voor zover deze buiten het bestemmingsplan om gaan.

De belangrijkste zaken die kunnen worden meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan worden hieronder weergegeven.

  • Het bestaande groen in de woonwijk De Velden blijft behouden. De bestemming Groen uit de geldende bestemmingsplannen zal worden overgenomen.
  • Afgezien van de al geplande nieuwbouw in De Laren en De Wierden zullen er geen nieuwe woningen of bedrijven in of direct rondom De Velden worden gerealiseerd. In het nieuwe bestemmingsplan worden in De Velden geen nieuwe ontwikkelingen bestemd.
  • Er komt in het Kromslootpark zelf geen bebouwing ten behoeve van horeca of andere, niet-natuurgebonden functies. Eventueel zou er wel kleinschalige bebouwing, gericht op natuur en educatie kunnen komen, met aanvullend daarbij horeca. Dit wordt alleen aan de rand van het Kromslootpark toegestaan, aan de zijde van het Beginbos.
  • Het geldende bestemmingsplan laat de komst van een jachthaven in het Gooimeer ter hoogte van De Velden toe. Deze ontwikkeling zal niet meer gaan plaatsvinden. In het nieuwe bestemmingsplan zal een jachthaven bij De Velden niet meer worden opgenomen.
  • In het bestemmingsplan zal een uitbreiding van de trailerhelling aan de Gooimeerdijk-West mogelijk worden gemaakt, zodat daar bij slecht weer ook een boot kan aanleggen. Of dit dan later daadwerkelijk gerealiseerd wordt, is nu nog niet bekend.
  • Er zijn geen plannen voor bebouwing op het Gooimeer. In het nieuwe bestemmingsplan zullen hiervoor geen mogelijkheden worden opgenomen.
  • Voorzieningen die er nu al zijn in het Beginbos, worden ingepast in het bestemmingsplan. In oudere plannen (begintijd Almere) maar ook in de Kansenkaart Vrijetijdseconomie zijn mogelijkheden benoemd voor een recreatieve vestiging naast de Havendreef nabij de A6 (langs de 'Rechte Weteringpoort'). Ook de Nota Kleur aan Groen spreekt over recreatie in bosgebieden. Het oude bestemmingsplan laat gebouwen ten behoeve van ontspanningsactiviteiten en beheersgebouwen toe. In het nieuwe bestemmingsplan zijn deze bouwmogelijkheden niet rechtstreeks overgenomen. Er is alleen in de toelichting op ingegaan, als mogelijke ontwikkeling.

 

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn onderstaande instanties gevraagd om desgewenst een reactie te geven op het concept ontwerp bestemmingsplan:

Brandweer Flevoland/ Veiligheidsregio Flevoland;

Flevolandschap;

Gasunie;

Gemeente Gooisemeren;

Gewest Gooi & Vechtstreek;

GGD Flevoland;

KPN;

Liander Infra West;

Luchtverkeersleiding Nederland;

Ministerie van Defensie;

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat;

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Natuur en Milieu Flevoland;

Politie Flevoland District Zuid;

Provincie Flevoland;

Provincie Noord-Holland;

Recron;

Rijkswaterstaat Midden-Nederland;

Rijkswaterstaat West-Nederland Noord;

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;

Rijksvastgoedbedrijf;

Staastsbosbeheer;

Tennet;

Vitens;

Vogel- en natuurwacht Zuid-Flevoland;

Waterschap Zuiderzeeland.

Onderstaand is een samenvatting van de overlegreacties opgenomen en de reactie daarop van de gemeente.

Vooroverlegpartner   Samenvatting overlegreactie   Reactie gemeente  
Brandweer Flevoland/Veiligheidsregio Flevoland   Het plan is beoordeeld op het aspect veiligheid. Het advies richt zich op het beperken van risico's, de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor beperking en bestrijding van een incident. Een nadere uitwerking van het advies is bijgevoegd in Bijlage 3 Advies Veiligheidsegio Flevoland.   Het advies van de brandweer Flevoland is verwerkt in paragraaf 5.4 Externe veiligheid van de toelichting op het plan.  
Natuur en Milieu Flevoland   Het bestemmingsplan geeft geen aanleiding te reageren.    
Provincie Flevoland   Het bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke op- of aanmerkingen.    
Gasunie   De ligging van de in het plangebied aanwezige afblaasleidingen is niet (correct) weergegeven. Het betreft de leiding nabij het Farflerpad.





Gasunie verzoekt de ligging van de gastransportleiding op de verbeelding te controleren aan de hand van de aangeleverde digitale bestanden.

Gasunie verzoekt de druk en diameter niet op te nemen in de planregels.














Verzocht wordt om de verbodsbpealing in artikel 13.5 uit te breiden met een bepaling over een uitzondering voor het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

Gasunie verzoekt de wijzigingsbevoegdheiden in artikel 5.4 uit te breiden met nader omschreven regels.

 
De verbeelding is gecontroleerd op de locatie van de aanwezige afblaasleidingen. De genoemde leidingen vallen grotendeels buiten het plangebied. Aanpassing was niet nodig.



De verbeelding is gecontroleerd aan de hand van de geleverde bestanden. Aanpassing was niet nodig.


Het verzoek de druk en diameter niet op te nemen is niet gehonoreerd. Het betreft hier een maximale druk en diameter. Verkleining/vermindering is hierdoor mogelijk. Het bij recht tevens mogelijk maken van een vergroting van de druk/diameter zou betekenen dat deze mogelijkheid nu al moet zijn voorzien van een verantwoording van het risico van de maximaal mogelijke diameter en druk terwijl er op dit moment geen plannen bekend zijn om een dergelijke vergroting binnen de looptijd van het plan te realiseren.

Artikel 13.5 is op dit punt uitgebreid.






N.a.v. de reactie is geconstateerd dat het niet wenselijk is gronden met de dubbelbestemming Leiding - Gas' te kunnen wijzigen ten behoeve van recreatieve voorzieningen en horeca . Deze wijzigingsmogelijkheid is uitgesloten voor gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.  
Waterschap Zuiderzeeland   In artikel 20.1.1 Vrijwaringszone-dijk 1 en artikel 20.1.2 Vrijwaringszone-dijk 2 wordt een voorbeeld gegeven van niet toegestane handelingen (o.a. nieuwe bouwwerken en diepe ontgrondingen). Het verbod op deze handelingen is juist, maar niet volledig. Geadviseerd wordt om hier een verwijzing op te nemen naar de Keur van het waterschap Zuiderzeeland.
















Geadviseerd wordt om in de toelichting in paragraaf 3.3.6 Waterstaat-Waterkering rechtstreeks te verwijzen naar de Keur en bijbehorende legger waterkeringen van het waterschap Zuiderzeeland.

In de toelichting in paragraaf 3.3.7 vrijwaringszone-dijk 1 is de locatie van de aanduiding vrijwaringszone-dijk 1 niet juist gedefinieerd.

Geadviseerd wordt om ook in paragraaf 3.3.8 vrijwaringszone-dijk 2 een verwijzing op te nemen naar de Keur en de legger.

In meerdere regels en de toelichting hierop wordt aangegeven dat indien de toename van het verhard oppervlakte groter is dan 750 m2 compensatie noodzakelijk is. Dit is juist en conform het vigerende beleid van het waterschap. Echter, het is denkbaar dat het beleid van het waterschap door onder meer toekomstige klimaatontwikkelingen wordt gewijzigd waardoor genoemde grens van 750 m² niet meer actueel is. Daarom lijkt het goed om, ongeacht de grootte van de toename van het verhard oppervlakte, een verwijzing op te nemen naar het vigerende waterschapsbeleid.

Geadviseerd wordt om in paragraaf 5.8 Bodemkwaliteit enkele tekstuele aanpassingen te doen.  
De vrijwaringszones op de verbeelding zijn vooral opgenomen vanwege een signaleringsfunctie. De Keur van het waterschap is ook van toepassing als er niet naar wordt verwezen in de regels van het bestemmingsplan. Een verwijzing in de regels van het bestemmingsplan naar de Keur is dan ook niet noodzakelijk en kan vanwege dubbelingen verwarrend werken. Dit zal dan ook niet worden opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In de toelichting op het bestemmingsplan werd al ingegaan op de Keur.
De regeling van de Vrijwaringszone-dijk 2 is inmiddels aangepast, in die zin dat uitsluitend geregeld is dat deze gronden mede bestemd zijn voor de buitenbeschermingszone rondom een primaire waterkering. Er is geen regeling meer opgenomen over diepe ontgrondingen omdat dit dubbelt met de Keur en ook niet compleet was.

Paragraaf 3.3.6 Waterstaat-Waterkering is op dit punt aangevuld.





Dit is aangepast. In paragraaf 3.3.7 is nu verwezen naar de Keur en naar paragraaf 5.7 Waterparagraaf.



Deze paragraaf is hierop aangevuld.




Op dit moment wordt in het vigerende beleid uitgegaan van een oppervlakte groter dan 750 m2. Aanpassen van de regeling in het bestemmingsplan zou betekenen dat bij iedere toename van verharding, hoe klein ook, contact moet worden opgenomen met het Waterschap. Dit is onwenselijk. In algemene zin is het wel zo dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij nieuwe ontwikkelingen ook naar de oppervlakte van verharding moet worden gekeken en, indien nodig, contact zal worden gezocht met het Waterschap. De regeling in het bestemmingsplan blijft daarom ongewijzigd.

Deze paragraaf is hierop aangepast.  
Rijkswaterstaat Midden-Nederland   In de waterparagraaf ontbreekt het kopje Waterkwaliteit. Hier kan worden genoemd dat er geen effecten op de waterkwaliteit ontstaan doordat er geen buitendijkse ontwikkeling plaatsvindt.

Op pagina 117 van de plantoelichting wordt gesteld dat er een trailerhelling aan de Gooimeerdijk-West wordt mogelijk gemaakt en dat het nog onduidelijk is of deze wordt gerealiseerd. De trailerhelling op de verbeelding is echter de reeds bestaande trailerhelling in het Gooimeer.

Artikel 16.4 (Waarde-Archeologie 6) vormt een mogelijke belemmering voor werkzaamheden ten behoeve van water- en vaarwegbeheer. Graag artikel 16.4 lid b onder 1 aanvullen met ´, dan wel noodzakelijk zijn voor waterbeheer en vaarwegbeheer´.

 
Deze tekst is overgenomen in het bestemmingsplan.






Dit was een verschrijving. De tekst is aangepast. Het betreft mogelijke uitbreiding van de trailerhelling met een mogelijkheid om bij slecht weer een boot aan te kunnen leggen.





In artikel 16.4 is geregeld dat voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is. In de regels in artikel 16.4 stond dat dit verbod niet van toepassing is op werken of werkzaamheden die betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m². Dit was niet juist. Op grond van de Nota Archeologische Monumentenzorg is een verbod pas van toepassing bij bodemingrepen van meer dan 2,5 ha. Deze oppervlakte is aangepast in artikel 16.4. Een vrijstellingsgrens van 2,5 ha lijkt voldoende voor reguliere werkzaamheden ten behoeve van water- en vaarwegbeheer. Een algemene ontheffing voor werkzaamheden ten behoeve van water- en vaarwegbeheer is dan ook niet meer noodzakelijk.  

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

Zienswijzen

PM

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.

Almere maakt onderdeel uit van het MIRT-gebied Noordwest-Nederland. Het MIRT-gebied Noordwest-Nederland beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. De Metropoolregio Amsterdam is binnen dit gebied de grootste stedelijke regio. Een opgave van nationaal belang in dit gebied is onder meer het mogelijk maken van de drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam-Almere-Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw) samen met betrokken overheden (RRAAM).

Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het gebied van de Noordvleugel (exclusief het Utrechtse deel) is er tot 2040 vraag naar bijna 290.000 extra woningen om in de groei van het aantal huishoudens te voorzien. Tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen (tot 2040 ruim 140.000 woningen).

Verder is in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro: artikel 3.1.6 lid 2). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de ladder moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In paragraaf 5.11 Ladder voor duurzame verstedelijking wordt nader ingegaan op de ladder. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Op het plangebied zijn de militaire radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg van toepassing. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines. De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van windturbines niet mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.10 Radarverstoringsgebied wordt, behalve op de radars voor de militaire luchtvaart, ook ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.

Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • een goede toestand van het grondwater;
  • een duurzaam gebruik van water;
  • afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water. Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan uitvoerig behandeld.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)

Het Nationaal Waterplan (NPW2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor 2016
tot 2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene
strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van
het NWP2. De verschillende NWP2 onderdelen met bijbehorende mijlpalen en onderlinge relaties zijn
samengevat in een routekaart. Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw) vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode
2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft de overheid naar een integrale benadering door economie, natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging.

Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is onder meer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidsstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen en vervangen door de Erfgoedwet. De artikelen 11 t/m 14a uit de Monumentenwet blijven, totdat de Omgevingswet van kracht wordt echter van toepassing op basis van de Erfgoedwet, artikel 9.1, lid 1, sub a. Deze wetswijziging heeft daarom geen consequenties voor de uitgangspunten van het beleid en regelgeving.

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor cultuurhistorische waarden.

Overig rijksbeleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • RAAM-Brief
  • Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013) (RRAAM)
  • Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)
  • Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)
  • Structuurvisie Windenergie op land (2014)
  • Structuurvisie Randstad 2040 (2010)
  • Structuurvisie buisleidingen 2012-2035 (2012)

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid.

Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsprogramma Flevoland (2019)

Dit Omgevingsprogramma anticipeert op de toekomstige Omgevingswet, waarin staat dat een provincie moet beschikken over een programma. Daarin is al het beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming of behoud van de fysieke leefomgeving gebundeld. Daarmee zijn beleidskeuzes compact en de samenhang geborgd. Het programma bindt de provincie, maar gemeenten en waterschappen moeten er bij het maken van plannen of beleid wel rekening mee houden.

Het programma bestaat uit de volgende onderdelen:

  • A. Ruimte: doel is een goede woon-, werk- en leefomgeving. Grootschalige ontwikkelingen mogen, omdat in omliggende regio's daarvoor geen ruimte is. Voorwaarde is een evenwichtige ontwikkeling. Bereikbaarheid, voorzieningenniveau en werkgelegenheid moeten worden verbeterd.
    • 1. Stedelijk gebied

ontwikkeling van vitale steden en dorpen; efficiënt ruimtegebruik, versterking draagvlak voor voorzieningen; nieuwe solitaire clusters buiten stedelijk gebied in beginsel niet, tenzij kwaliteitsimpuls;

- wonen: meer differentiatie in woningen nodig (starters, ouders, alleenstaanden), kwaliteitsbehoud bestaande woningvoorraad. In Almere is behoefte aan specifieke woonmilieus, vb waterfronten; meer sociale huur, woonzorgvormen, menging van wonen, voorzieningen en werken;

- werklocaties: verantwoordelijkheid bij gemeenten; gedifferentieerd aanbod zodat elk bedrijf een geschikte locatie kan vinden; kantorenvoorraad terugbrengen, maar nieuwe ontwikkelingen mogen ook en concentratie bij goed ontsloten gebieden;

    • 1. Landelijk gebied

vitaliteit vergroten en gebruiksmogelijkheden afstemmen op maatschappelijke behoeften; vrijkomende agrarische erven en schaalvergroting; glastuinbouw behouden; niet-agrarische activiteiten mogen mits verweven met landbouw; huisvesting arbeidsmigranten is mogelijk mits...; Oosterwold is uitzondering op bundelingsbeleid en daar is dus stedelijke ontwikkeling mogelijk.

Het Omgevingsprogramma biedt mogelijkheden onder voorwaarden voor afwijking van het bovenstaande en ook voor experimenten die niet onder die voorwaarden vallen.

  • B. Landschap & Cultuurhistorie
    • 1. landschap: polderlandschap, voormalige eilanden dient behouden te blijven.
    • 2. aardkunde: bodemkwaliteit, sporen van vroegere landschappen: behouden
    • 3. archeologie: educatie en recreatie nodig; behoud en ontsluiten.
    • 4. cultuureel erfgoed
  • C. Water
    • 1. ontwikkeling van een robuust watersysteem: vitaal, duurzaam, veilig, toegankelijk, schoon en aantrekkelijk.
    • 2. voorkomen van overlast, tekort, goede waterkwaliteit, klimaatbestendig systeem, grondwatersituatie ontwikkelen en in stand houden;
    • 3. water stedelijk gebied en agrarisch gebied, zwemwater, drinkwater, oppervlaktewater;
    • 4. waterveiligheid, waterkeringen
  • D. Natuur
    • 1. bescherming Natura2000 gebieden: IJsselmeergebieden, Lepelaarplassen, Oostvaardersplassen;
    • 2. Natuurnetwerk Nederland (NNN): realiseren van een robuust landelijk netwerk van natuurgebieden; voor nieuwe activiteiten geldt 'nee, tenzij', maar saldobenadering en natuurinclusief ontwerp zijn mogelijk. Ook kan compensatie.
    • 3. soortenbescherming: Wnb
    • 4. houtopstanden:Wnb, velling melden bij provincie.
    • 5. Nationaal Park, programma Nieuwe Natuur;
  • E. Milieu en Bodem
    • 1. stiltegebieden;
    • 2. bodem: ontgronden;
  • F. Energie en duurzaamheid
    • 1. windenergie, zonne-energie
  • G. Mobiliteit
    • 1. reizigers moeten snel betrouwbaar en veilig kunnen reizen en kunnen kiezen;
    • 2. kansrijke innovaties faciliteren;
    • 3. goede bereikbaarheid;
    • 4. verbinden netwerken;
    • 5. mobiliteitsontwikkeling gaat samen met verbetering leefbaarheid;
    • 6. versterken wegennet;
    • 7. verbinden netwerken;
    • 8. vergroten aandeel fietsverkeer;
    • 9. snel, efficiënt en veilig goederenvervoer;
    • 10. toegankelijk openbaar vervoerssysteem;
    • 11. duurzaamheid is uitgangspunt;
  • H. Recreatie, toerisme en sport
  • I. Leefbaarheid, sociale cohesie
  • J. Regionale economie
  • K. Speerpunten:
    • 1. Almere: zie RRAAM over integrale stedelijke ontwikkeling van Almere 2.0; Oosterwold, Centrum Weerwater, Pampus inclusief IJmeerlijn, Poort, Nobelhorst en huidige stedelijke ontwikkeling; bereikbaarheid, groenblauw, duurzaam, onderwijs, cultuur, sport en economie; behoud concurrentiepositie huidig stedelijk gebied;
    • 2. Luchthaven LelystadMarkermeer/ IJmeer: economische ontwikkeling mogelijk maken zoals
    • 3. IJmeerverbinding, waterfront Almere en recreatie; om significante negatieve effecten op natuur te voorkomen wordt gewerkt aan TBES: natuurkwaliteit verbeteren bij grote ontwikkelingen.
    • 4. Oostrand Flevoland
    • 5. Noordelijk Flevoland

Zie link Omgevingsprogramma Flevoland, waarmee direct naar het Omgevinsprogramma kan worden gegaan. Als op het relevante gebied geklikt wordt, vindt direct doorschakeling naar de desbetreffende beleidsregels plaats.

Voor het plangebied betekent dit dat de ontwikkeling past in het Omgevingsprogramma.

Omgevingsverordening Flevoland (2019)

De provincie wil anticiperen op de Omgevingswet en daarom is de omgevingsverordening opgesteld. Dit betekent dat alle regels met betrekking tot omgevingsrecht (in dit geval de provinciale) in één regeling worden gebundeld. De verordening bestaat uit drie soorten regels: algemene regels en vergunningstelsels gericht op burgers, regels gericht tot bestuur zoals omgevingswaarden en beoordelingsregels voor aanvragen en als derde instructieregels over uitoefening van taken en bevoegdheden door gemeenten en waterschappen.

De Omgevingsverordening ziet net als de Omgevingswet op alle regels inzake de fysieke leefomgeving (bouwen, infra, water, bodem, lucht, landschap, natuur en cultureel erfgoed) en bestaat daarom uit regels met betrekking tot:

  • windenergie, grondwaterbescherming, water, NNN, schaliegas, luchtvaartstiltegebied, ontgassen binnenvaart, bodemsanering, ontgrondingen, wegen, vaarwegen en handhaving;
  • uitvoering Wet natuurbescherming;
  • kwaliteit VTH omgevingsrecht;
  • zonne-energie.

Zie link Omgevingsverordening Flevoland, waarmee direct naar de Omgevingsverordening kan worden gegaan. Als op het relevante gebied geklikt wordt, vindt direct doorschakeling naar de desbetreffende regels plaats.

Voor het plangebied betekent dit op twee plaatsen iets.

Aan de rand van het Kromslootpark is in de toekomst mogelijk sprake van kleinschalige voorzieningen ter ondersteuning van de natuur (bijvoorbeeld een gebouw voor informatieverstrekking of educatieve activiteiten over de natuur of kleinschalige horeca, passend bij de natuur). Deze bebouwing wordt niet rechtstreeks mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan omdat op dit moment nog niet kan worden aangegeven hoe en waar eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd. De bebouwingsmogelijkheden zijn geregeld door middel van een wijzigingsbevoegdheid (zie Artikel 5.4 Wijzigingsbevoegdheid). Deze wijzigingsbevoegdheid mag alleen worden toegepast als wordt aangetoond waar en hoe eventuele negatieve effecten op de natuur worden gecompenseerd.

In de Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (zie verderop in deze bijlage in paragraaf 3.3 Werk in de stad) is een locatie bij de Havendreef in het Beginbos aangewezen als toeristisch recreatief concentratiepunt met een bovenlokaal programma waarbij een goede ontsluiting een vereiste is. Mogelijke vestigingen of activiteiten zijn recreatieve functies/ voorzieningen en publieksvoorzieningen, waarbij bos een vestigingsvoorwaarde is. Deze mogelijke ontwikkeling is nog niet concreet genoeg om in dit bestemmingsplan op te kunnen nemen.Er wordt dan ook nog niet aangegeven waar en hoe compensatie van eventuele negatieve effecten op de natuur plaatvindt.

Omgevingsvisie FlevolandStraks (2017)

De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van Flevoland. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities er zijn voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de provincie vormt de basis voor de visie.

In 2030 en verder is Flevoland de kroon op de Nederlandse poldertraditie. Het toont waar Nederland groot in is: land maken uit water en hierin een samenleving tot bloei laten komen. Bij nieuwe ontwikkelingen is er evenwichtige aandacht voor fysieke, sociale en economische aspecten. Gelijktijdig wordt de eigenzinnige schoonheid van de oorspronkelijke opzet van de polders gekoesterd. Flevoland draait in 2030 grotendeels op duurzame energievoorziening. Kansen van de veranderende economie, waaronder circulaire economie, worden benut. In 2030 en verder onderscheidt Flevoland zich bovenregionaal met een aantal voorzieningen, die van excellente kwaliteit is, bijvoorbeeld excellente woonmilieus in Almere en groenblauwe natuur- en recreatiegebieden langs de randen van de Flevopolders.

In de Omgevingsvisie staat niet precies beschreven wat, waar en wanneer moet komen. Met de Omgevingsvisie wordt de koers voor de lange termijn uitgezet. Hierbij worden de bovenlokale opgaven met een provinciaal belang en met een langetermijnperspectief gedefinieerd. De visie is richtinggevend voor alle andere - deels verplichte - provinciale programma's en plannen.

Deze Omgevingsvisie vervangt het visiedeel (deel I) uit het Omgevingsplan 2006. De beleids- en uitvoeringsdelen uit het Omgevingsplan 2006 worden in de toekomst gefaseerd vervangen door onder meer programma's en regels in een omgevingsverordening.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie..

 

Mobiliteitsvisie Flevoland 2030 (2016), partiële herziening Omgevingsplan 2006 

De visie vervangt het onderdeel mobiliteit uit het Omgevingsplan en biedt een meer flexibele sturingsfilosofie op mobiliteitsvraagstukken. Daarnaast wordt in de visie ingegaan op de mogelijke vorming van de vervoersregio Amsterdam-Almere, de overgang naar het provinciefonds en de SVIR. Doelen van de visie zijn:

  • 1. Toekomst: reizigers moeten snel, betrouwbaar en veilig kunnen reizen en kunnen kiezen tussen vervoermiddelen. Flevoland groeit en dat leidt tot een toenemende vraag naar mobiliteit, zoals een IJmeerverbinding, Stichtselijn en de snelweg A30.
  • 2. Flevoland is een belangrijke schakel in de bereikbaarheid van Nederland en de metropoolregio Amsterdam.
  • 3. Verbinden: mobiliteit stelt in staat om te verbinden van netwerken, ontspanning, economie, natuur, water.
  • 4. Optimaal gebruik van OV-knooppunten: goed bereikbaar, vestiging van bedrijven met veel medewerkers, goede overstapfaciliteiten.
  • 5. Goede reisinformatie om keuzes tussen vervoermiddelen te kunnen maken zodat de infrastructuur zo goed mogelijk benut kan worden.
  • 6. Verkeersveiligheid nog verder verbeteren.
  • 7. Mobiliteitsontwikkeling gaat gepaard met een verbetering van de leefbaarheid en duurzaamheid.
  • 8. Investeringen in autoverkeer, beter openbaar vervoer, vergroten aandeel fietsverkeer, snel efficiënt goederenvervoernetwerk t.b.v. de economische ontwikkeling, aantrekkelijke vaarwegen t.b.v. recreatieve ontwikkeling.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Mobiliteitsvisie..

Beleidsregel Windmolens (2008)

Het windmolenbeleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. Het voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Door middel van opschaling kan met minder windmolens meer vermogen gerealiseerd worden en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin gehaald worden. Daarmee kunnen de nadelen van de huidige situatie worden weggenomen en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt. Om de bestaande situatie geleidelijk over te laten gaan in een nieuwe situatie met meer ruimtelijke kwaliteit, is het nodig sanering en ontwikkeling bij het nemen van planologische besluiten aan elkaar te koppelen en gericht ontwikkelingsplanologie te bedrijven. Met het instellen van de tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. De voortzetting van de exploitatie van de windmolens betekent (op termijn) meegaan in de schaalvergroting die de marktontwikkeling oplegt aan de windenergiebranche. Dit bepaalt tegelijkertijd het kader voor de bedrijfsvoering, de herinvesteringen en de acceptatie van de gewenste sanering. In de praktijk zullen de huidige eigenaren hun belangen en verkregen rechten dienen samen te brengen in nieuwe exploitatievormen waarmee minder maar grotere windmolenopstellingen in Flevoland ontstaan. Alleen op deze manier kan de gewenste landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt. Ook dient aandacht besteed te worden aan uniformering qua type en grootte van de windmolens.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen windmolens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen wordt wel mogelijk gemaakt met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid (zie artikel 21.1 Afwijking). Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel windmolens.

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben Gedeputeerde Staten aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot de archeologie. In de Beleidsregel zijn criteria vastgesteld die Gedeputeerde Staten hanteren bij de toetsing van gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het gaat om de volgende criteria: Archeologische waarden en verwachtingen moeten gelokaliseerd, gewaardeerd en begrensd zijn. Archeologisch onderzoek en de producten hiervan moeten voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor zover in het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd. In bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigings- en uitwerkingsplannen moeten behoudenswaardige archeologische waarden en hoge archeologische verwachtingen zijn gekoppeld aan het bouwverbod en/of te zijn opgenomen in stelsels van omgevingsvergunningen, waarbij ingrepen die de archeologische waarde of verwachting kunnen beschadigen, vernietigen of ontoegankelijk maken, vergunningplichtig moeten zijn.

In het bestemmingsplan zijn de te verwachten behoudenswaardige archeologische waarden beschermd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening.

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021 (2015)

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte

Waterveiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen
Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water. Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.

Schoon water

Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan. Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.

Voldoende water

Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige
klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte
klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Water en ruimte

Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.

Waterkader (2013)

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. In paragraaf 5.7 Waterparagraaf is omschreven hoe in dit plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

Overig provinciaal en regionaal beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • RO-Visie Werklocaties (2016)
  • Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011
  • Beleidsregel Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2008
  • Beleidsregel voor de beoordeling van geurhinder 2008
  • Beleidsregel bescherming landschap 2008
  • Verordening groenblauwe zone

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciaal en regionaal beleid.

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid

Het beleidskader van de gemeente Almere en een overzicht van de beleidsdocumenten kan worden geraadpleegd via de website: http://www.almere.nl/bestuur/gemeentelijk-beleid/

3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de Cradle to cradle uitgangspunten zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad en luiden als volgt:

1. Koester diversiteit

2. Verbind plaats en context

3. Combineer stad en natuur

4. Anticipeer op verandering

5. Blijf innoveren

6. Ontwerp gezonde systemen

7. Mensen maken de stad

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht.

Omgevingsvisie Almere (2017)

Volgens plan is Almere uitgegroeid tot een moderne tuinstad van stadsdelen in een groen-blauw raamwerk. De omgevingsvisie is erop gericht dit te behouden, maar ook de vele uitdagingen aan te kunnen gaan. Deze visie is gebaseerd op twee principes: organische ontwikkeling (spontaan, geen vast eindbeeld) en adaptief beleid (inspelen op verrassingen, geen blauwdrukken). Deze principes liggen ten grondslag aan vier uitgangspunten:

  • 1. ontwikkel en onderhoud het goede.
  • 2. van tuinstad naar growing green city: de bestaande afwisseling van groen-blauw en bebouwing moet worden behouden, maar in de growing green city staan de vele betekenissen van groen centraal: Almere is op termijn een stad die gezond eten, schone energie en zuiver water produceert, waar afval wordt hergebruikt met een grote rijkdom aan planten en dieren.
  • 3. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk: Almere levert aan de noordelijke randstad als sterke, aantrekkelijke regio een grote bijdrage met een gedifferentieerd, anders (dan in de regio) woningaanbod én de unieke ligging aan bijzondere landschappen. De as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere staat centraal en de groei met 60.000 inwoners en 100.000 arbeidsplaatsen.
  • 4. uitnodiging aan iedereen: met eigen initiatieven bijdragen aan de ontwikkeling van Almere. De gemeente stimuleert en ondersteunt initiatieven en stelt de kaders waarbinnen initiatieven mogelijk zijn, om prioriteiten te stellen en om opgaven van algemeen belang te kunnen realiseren. Daarvoor is een ruimtelijke hoofdstructuur vastgelegd. Dit toont per laag aan wat waardevol is en welke kaders gelden bij initiatieven:
    • a. polderlaag (water, cultuurhistorie, natuurontwikkeling): kwaliteit water omhoog, meer waterberging, bescherming grondwater, recreatieve waarde van het water verbeteren, optimaal profiteren van de natuur bij projecten, blauw-groene buffers versterken, toegankelijkheid/ herkenbaarheid van de grote bossen verbeteren, aandacht voor de gebieden Oosterwold, Trekwegzone en Duin.
    • b. netwerklaag (wegen, spoor, busbanen, fietsroutes): functionaliteit van infrastructuur (IJmeerlijn, Stichtselijn, nieuw Station centrum en fiets-auto-openbaarvervoer), focus op duurzame energie, kwaliteit ICT-netwerken, 'slimmer maken van de stad (automatische afvalverwerking);
    • c. stedelijke laag (meerkernige opzet, bijbehorende voorzieningen, diversiteit): 'mensen maken de stad': inwoners en bedrijven geven zelf vorm aan de eigen toekomst en met betrekking tot voorzieningen.

- wonen en werken: functiemenging, meer betaalbare woningen voor senioren, kleine huishoudens voor beter evenwicht, transformatie, negen focusgebieden (zie programmaplan wijkgericht werken).

- wonen en zorg: zo lang mogelijk zelfstandig wonen door voldoende geschikte woningen waar zorg geleverd kan worden, bv. (groeps)woningen voor begeleid wonen.

- centrale voorzieningen: versterking Almere centrum, functiemenging in stads(deel)centra

- detailhandel: complementariteit van winkelcentra versterken, met name Poort, Buiten en Haven.

- sociaal-maatschappelijke voorzieningen: in alle stadsdelen gezondheidscentra, basisscholen en buurtontmoetingscentra.

- culturele voorzieningen: bevorderen vraag en faciliteren.

- onderwijs: versterken leer- en werkomgeving, opstellen integraal Huisvestingsplan Onderwijs (stadscentrum als campus, gezamenlijk ruimtegebruik), groenonderwijs.

- toerisme en recreatie: ruimte bieden voor kansrijke initiatieven, versterken kust-Duin en Nationaal Park.

- sport: clusteren van voorzieningen, direct in woonomgeving, uitnodigende groen-blauwe structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0015.png"

figuur: ruimtelijke hoofdstructuur

Ruimtelijke reserveringen

Met deze eerder gemaakte beleidskeuzes dient rekening te worden gehouden bij (ruimtelijke) initiatieven:

  • 1. ontwikkeling Eemvallei: strook in Oosterwold, gereserveerd voor landschapsontwikkeling en landbouw vanwege de vroegere rivier de Eem.
  • 2. Stichtselijn en IJmeerlijn: toekomstige openbaar-vervoerslijnen naar Utrecht en Amsterdam. Dit hangt af van verdere woningbouwontwikkeling en dient nog onderzocht te worden qua haalbaarheid, modaliteiten en grondbeslag.
  • 3. diverse infrastructurele reserveringen: A6, A27, hoogspanningslijn, autowegen, fietspaden.
  • 4. reservelocaties voor ontwikkelingen op de lange termijn: Almere Stad (2F7, Oostkavels, delen Vaart 4), Almere Poort (Pampushout I, II, III), Almere Hout (Overgooi, Stichtsekant, Vogelhorst, Twentsekant).
  • 5. Almere Pampus inclusief buitendijks gebied: voor de lange termijnontwikkeling na 2025-2030, na positief besluit IJmeerlijn en na bouw van 25.000 woningen in Almere.
  • 6. Buitendijkse ontwikkeling Almere Haven.

De gereserveerde locaties of andere gebieden die nog niet ontwikkeld zijn, kunnen tijdelijk gebruikt worden voor bv. het opwekken van duurzame energie (zonnevelden) of verbouw van gewassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0016.png"

figuur: reserveringen

Voor het plangebied zijn een paar opgaven vooral relevant. Een opgave voor ecologie is dat Almere bij ieder plan of project wil kijken hoe de natuur er optimaal van kan profiteren. Voorafgaand aan inrichting en beheer dient er ook al in de planvorming aandacht te zijn voor de ecologische kansen.

Een opgave voor toerisme en recreatrie is dat Almere ruimte wil bieden aan de kansrijke 'toeristisch/ recreatieve concentratiegebieden' voor inwoners, bezoekers uit de regio en toeristen. Almere kiest voor kansrijke 'toeristisch/recreatieve concentratiegebieden' in regionaal verband. Deze gebieden zijn van (boven)regionale betekenis voor de stad. Kenmerken zijn een aansprekende omgeving, een combinatie van functies en vestigingen en een goede bereikbaarheid voor meerdere verkeerssoorten.

Een opgave met betrekking tot sport is een groen-blauwe structuur die uitnodigt tot het sporten en bewegen van de inwoners.

Het groen-blauwe raamwerk van Almere bestaat uit de bossen, parken, wateren en natuurgebieden in en om de stad. Het bevat de groene longen tussen de stedelijke kernen. De begrenzing (op kaart) en de essentie van het groenblauw raamwerk zijn opgenomen in de beleidsnota Kleur aan Groen (2014). Daarin staan ook de ontwikkelprincipes en spelregels die gelden bij ontwikkelingen in deze gebieden.

In het bestemmingsplan is rekening gehouden met deze opgaven door het Kromslootpark en het Beginbos zodanig te bestemmen dat enerzijds zowel de ecologische waarden worden beschermd en anderzijds ook toerisme en recreatie worden gestimuleerd. In het omgevingsplan is grenzend aan de Havendreef een toeristisch recreatief concentratiepunt benoemd.

Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014 (2012)

Het gaat hier om een bestuurlijke inspanningsverplichting van het Rijk, de provincie Flevoland, de gemeente Almere en het Waterschap Zuiderzeeland om gezonde systemen te ontwerpen ten behoeve van de duurzame ontwikkeling van de stad. Dit geldt voor zowel de toekomstige stedelijke gebieden als voor de bestaande stad. Systeeminnovaties worden ontwikkeld ter bevordering van duurzame gebiedsontwikkeling. De innovaties hebben betrekking op energie, mobiliteit, water en productief landschap. De doelstellingen in de afspraken zijn:

  • Bij de ontwikkeling van Almere wordt ernaar gestreefd dat de gemeente – met gebruikmaking van de directe omgeving – energieneutraal (exclusief mobiliteit) is vanaf 2025. Hierbij wordt minimaal 40% van de energievraag binnen de gemeente op een duurzame manier opgewekt. De gebiedsontwikkelingen van Almere zijn energieneutraal en zo mogelijk energieproducerend. De energiedoelstelling wordt bereikt door energiebesparing en door toepassing van duurzame vormen van energieopwekking (o.a. zonne-energie, windenergie, groen gas, biogas, warmte-koudeopslag).
  • Bij de groeiopgave worden de mogelijkheden benut om duurzame vormen van mobiliteit uit te breiden. Focus ligt op schone en energiezuinige mobiliteit en voorkomen van milieuproblemen (geluid, fijnstof etc). Ambities zijn dat voor het personenvervoer nieuwe mogelijkheden ontstaan voor de gewenste verschuiving van het traditionele gemotoriseerd vervoer, in de richting van een groter aandeel openbaar vervoer en een groter aandeel elektrisch vervoer.
  • De groenblauwe omgeving wordt waar mogelijk en wenselijk – naast haar traditionele gebruiksvormen t.a.v. cultuur, natuur en recreatie – ingezet om ruimte te bieden aan de gezonde systemen van de stad. Het gaat hierbij om de gezonde systemen van energie, water en mineralen kringloop (o.a. lokale voedselproductie en gft-verwerking). Indien deze nieuwe functies in de groenblauwe omgeving leiden tot exploitatie-opbrengsten, zullen deze mede ingezet worden voor de uitbreiding, kwaliteitsverhoging en beheer van de groenblauwe omgeving.
  • De ontwikkeling van Almere zal gepaard gaan met de ontwikkeling van een bijbehorend duurzaam watersysteem. De opgaven van wateroverlast en droogte worden verbonden met de ruimtelijke opgaven van Almere. Almere wordt een klimaatbestendige stad.

De partijen bieden ruimte aan duurzaamheidinitiatieven die bijdragen aan het realiseren van de duurzaamheiddoelstellingen voor water, energie, mobiliteit en productief landschap conform deze Afspraken Duurzaam Almere.

Voor het plangebied betekent dit niet direct iets. Er zijn geen concrete projecten in het plangebied gepland. De regeling in het bestemmingsplan houdt duurzame ontwikkelingen echter ook niet tegen.

Energie Werkt! (2015)

In Almere wordt vanaf 2008 gewerkt aan de ambitie om in 2025 energieneutraal te zijn. De Almere Principles (2008) vormen de basis van een aantal opvolgende afspraken. Met het Rijk en de Provincie Flevoland zijn energie afspraken vastgelegd in het Integraal Afspraken Kader (IAK Almere 2.0, 2010) en meer specifiek uitgewerkt in de Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014. Daarin is onder andere afgesproken dat de gemeente Almere streeft naar energieneutraliteit in 2025.

Almere heeft de ambitie om in 2022 al energieneutraal te zijn (exclusief mobiliteit). Om dit te bereiken is het noodzakelijk om focus te brengen in de vereiste gezamenlijke inspanning met, door en voor de stad, om een versnelling in hernieuwbare energievoorziening te realiseren. Dit is aanleiding geweest om te komen tot (en tevens het doel van) het Programmaplan Energie Werkt! Het programmaplan richt zich op de periode 2015 - 2018.

Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen:

  • Werklijn 1 Zon

In deze werklijn wordt langs vier speerpunten ingezet op het vergroten van hernieuwbare (elektrische) energieopwekking uit zon. Het stimuleren van extra panelen op particuliere daken en daken van gemeentelijk vastgoed, scholen en verenigingen wordt in deze werklijn vormgegeven. Ook wordt gekeken hoe we grootschalige panelen kunnen realiseren op huurwoningen en wordt onderzocht hoe en waar zonnevelden op (braakliggende) gronden kunnen ontstaan.

  • Werklijn 2 Warmte

Deze werklijn legt de focus op het verduurzamen van het bestaande warmtenet en het aanleggen en voeden van eventuele nieuwe warmtevoorziening op hernieuwbare energiebronnen. Voor het bestaande net wordt in het programma een beeld gegeven van de mogelijke opties om het net te verduurzamen en welke investeringen daarbij horen. Er wordt verkend of en hoe met partner Nuon samengewerkt gaat worden. Het bespreken van de hoogte en differentiatie in aansluittarieven maakt deel uit van deze verkenning. Voor nieuwe gebieden wordt ingezet op innovatieve technieken.

  • Werklijn 3 Wind

Windenergie kan zowel binnen als buiten Almere opgewekt worden. De keuze in deze werklijn is dat Almere binnen de gemeentegrenzen initiatieven faciliteert als bewoners of bedrijven daarom vragen. Binnen deze werklijn zijn hiervoor strikte criteria opgesteld en worden initiatieven daarin begeleid. Voor investeringen in windenergie buiten Almere wordt verkend hoe op passende wijze aangesloten kan worden op lopende ontwikkelingen binnen de Provincie Flevoland. In deze werklijn is opgenomen dat in elk nieuw bestemmingsplan kleinschalige windinstallaties mogelijk worden gemaakt via binnenplanse afwijking van de bouwregels, waarbij de windinstallatie op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw geplaatst moet worden. De toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden en de rotordiameter van de windinstallaties mag maximaal 2 meter bedragen (zie Programmaplan Energie werkt!, juli 2015, pagina 26).

  • Werklijn 4 Scholen en verenigingen

In deze werklijn worden Almeerse scholen en verenigingen aangezet tot het nemen van duurzame energiemaatregelen en worden deze brandpunten in de Almeerse wijken en buurten benut om de ambitie energieneutraal in 2022 onder de aandacht te brengen en zichtbaar vorm te geven. Door inzicht te verschaffen in mogelijke maatregelen en daarbij financieringsarrangementen aan te bieden wil deze werklijn in deze doelgroep hernieuwbare energie als standaard neerzetten.

  • Werklijn 5 Bewoners en bedrijven

Bewoners worden vanuit deze werklijn ondersteund om stappen te (blijven) zetten naar een energieneutraal Almere. Via diverse stimuleringsmaatregelen wordt hierop ingezet. Door inzicht en advies te verschaffen maar ook financieringsmogelijkheden te geven draagt deze werklijn binnen deze doelgroep bij aan een versnelling in de duurzame energietransitie. Voor bedrijven wordt ingezet op meer inzicht in rendabele investeringen en maatregelen die samenhangen met energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking.

Voor het plangebied betekent dit dat de plaatsing van kleinschaloge windinstallaties op daken en aan gevels in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt (zie artikel 21.1 Afwijking). Zonnepanelen op daken zijn vergunningvrij en derhalve dus in het plangebied ook toegestaan.

Welstandsnota Almere 2014 (2015)

Met de Welstandsnota Almere 2015 heeft de gemeente Almere een ommezwaai gemaakt in het
welstandsbeleid. De woongebieden en bedrijventerreinen in Almere zijn met het nieuwe beleid
welstandsvrij geworden. In deze gebieden behoeven bouwplannen niet meer preventief getoetst te
worden op het welstandsaspect.

De verplichte welstandstoets blijft gehandhaafd voor de volgende gebieden en thema's:

  • Het groenblauwe raamwerk

Het landschap in Almere vormt het groenblauwe raamwerk waarin de stadsdelen zijn gevat. Voor dit
groenblauwe raamwerk geldt een terughoudend bouwbeleid: alleen gebouwen die een positieve bijdrage
leveren aan het functioneren van het groenblauwe raamwerk zijn welkom. In de nota 'Kleur aan groen'
(zie Groene stad) is dit beleid vastgelegd en uitgewerkt.

  • De hoofdinfrastructuur

Het stelsel van hoofdwegen, spoorlijnen en vaarten vormt het raamwerk waarlangs mensen zich door
Almere voortbewegen. Het betreft zowel het aanzien van de gebouwde bestandsdelen van deze
hoofdinfrastructuur zoals bruggen, viaducten en geluidschermen als de beeldbepalende elementen van de bebouwing langs de hoofdinfrastructuur die het stadsbeeld mede bepalen.

  • De centrumgebieden

De bebouwing in de centra van de kernen Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten bepaalt in
belangrijke mate het beeld van deze gebieden, die als voorzieningencentra en ontmoetingsgebieden van collectief belang zijn.

  • Bijzondere gebieden

Een aantal gebieden is van bijzondere betekenis voor het stadsbeeld van Almere. Zij verdienen om die
reden extra bescherming. Het gaat dan onder andere om de Bouwrai-gebieden en de prijsvraaggebieden de Fantasie, de Realiteit en de Eenvoud.

  • Reclame

Met het aanbrengen van reclameborden in de openbare ruimte en aan gebouwen zijn grote financiële
belangen gemoeid. Het risico van wildgroei bij het vrijlaten van reclame in de openbare ruimte is groot.
Beperking is noodzakelijk, om te voorkomen dat de architectuur geheel ondergeschikt wordt aan
reclame. Een regulerend beleid beschermt bovendien winkels en bedrijven met een kwaliteitsuitstraling.

Op onderstaande kaart is aangegeven in welke gebieden het welstandsbeleid van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0017.png"

Wanneer een gebied welstandsvrij is wil dat overigens niet zeggen dat er geen regie is. Voor de
omvangrijkere (her)ontwikkelingsgebieden kan supervisie door kwaliteitsteams worden ingesteld en weer worden opgeheven. Ook kan bewonerswelstand worden ingesteld indien 2/3 meerderheid in een gebied aangeeft dat welstandstoetsing gewenst is. Voor het hele grondgebied van de gemeente geldt verder de excessenregeling. De excessenregeling is het instrument om bouwwerken, die in ernstige mate ontsierend zijn voor de omgeving, te laten aanpassen. De excessenregeling is gericht op het uiterlijk en is niet bedoeld om de plaatsing van bouwwerken tegen te gaan.

Voor het plangebied betekent dit dat voor het Kromslootpark en het Beginbos welstandsbeleid van toepassing is. Hier geldt een terughoudend bouwbeleid: alleen gebouwen die een positieve bijdrage leveren aan het functioneren van het groenblauwe raamwerk zijn welkom. De rest van het plangebied is welstandsvrij.

PM Nieuwe welstandsbeleid

Beleidsnota kleine bouw 2008 (2009, 2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • a. uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • b. uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • c. realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • d. oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • e. realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • f. regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • g. oprichten van antenne-installaties.

Voor dit plangebied betekent dit dat de uitgangspunten van de nota zijn verwerkt in de regels en op de verbeelding.

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Dit beleid houdt in dat zendmasten niet in woonwijken en natuurgebieden mogen worden geplaatst. Wel is plaatsing mogelijk op bedrijventerreinen, sportparken en langs hoofdinfrastructuur.

Voor het plangebied betekent dit dat in de woonwijk De Velden en in het Kromslootpark geen zendmasten mogelijk worden gemaakt. In juni 2015 is wel een omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan verleend voor het plaatsen van een telecommast met bijbehorende bouwwerken langs de Havendreef. Deze mast stond in de wijk de Laren, maar daar komen woningen. De mast is daarom naar deze locatie verplaatst. Dit is in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.

Beleidslijn tuinvergrotingen 2012 (2013)

Daar waar mogelijk zal tegemoet worden gekomen aan de wensen van bewoners om (kleine stukjes) gemeentegrond grenzend aan tuinen te verkopen aan de eigenaren van de tuinen. Anderzijds moeten stukken grond die ten onrechte door bewoners in gebruik zijn genomen, weer in gebruik komen als gemeentegrond. Het gaat hierbij immers om publiekbezit, dat de gemeenschap toekomt. Er worden twee aanpakken gehanteerd: de projectmatige en de niet projectmatige aanpak. Bij de projectmatige aanpak neemt de gemeente het initiatief om voor een hele wijk of buurt de mogelijkheden voor tuinvergrotingen te onderzoeken. Dit gaat vrijwel altijd in combinatie met een (groot)onderhoudsproject in hetzelfde gebied. De niet projectmatige aanpak wordt toegepast als een bewoner of een groep bewoners een verzoek tot tuinvergroting indient en er niet binnen een jaar gestart gaat worden met het voorbereiden van een projectmatige aanpak in hetzelfde gebied. Uitgangspunt bij beide aanpakken is het uitgeven van gronden daar waar dit mogelijk is zonder het algemeen belang aan te tasten. Onder het algemeen belang worden in ieder geval de volgende zaken verstaan:

  • 1. (geplande)projecten/reserveringen waarvoor de gronden nodig zijn;
  • 2. Weigering van eigenaren van kabels of leidingen om in te stemmen met verkoop gecombineerd met het vestigen van zakelijk recht (recht van de eigenaar van kabel of leiding om te allen tijde bij de leiding te kunnen);
  • 3. Ontstaan van problemen voor het (gemeentelijk) onderhoud ten gevolge van de uitgifte;
  • 4. Veiligheid (vooral verkeersveiligheid en sociale veiligheid);
  • 5. Voorkomen van aantasting van ruimtelijke kwaliteit (groene kwaliteit en samenhang van de wijk).

In het plangebied heeft op een aantal plaatsen tuinvergroting plaatsgevonden. Dit is in het nieuwe bestemmingsplan verwerkt.

Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)

De regels in de Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen zorgen ervoor dat de watergangen in de stad op een verantwoorde manier gebruikt kunnen blijven worden. In artikel 5:19, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2011 is een verbod opgenomen om met een vaartuig in openbaar water een ligplaats in te nemen, een ligplaats te hebben dan wel beschikbaar te stellen. In de aanwijzing en nadere regels ligplaatsen is geregeld dat dit verbod niet van toepassing is op de aangewezen gedeelten van het openbaar water die als ligplaatsen woonschepen zijn aangegeven op kaart die bij de aanwijzing hoort. Op de kaart bij de aanwijzing zijn ook vaste ligplaatsen, afmeeroevers, passantenligplaatsen, wachtplaatsen, particulier water en particuliere oevers aangegeven.

Binnen het plangebied zijn geen ligplaatsen voor woonschepen aangewezen. De oevers langs de watergangen zijn niet aangewezen als afmeeroever. In de bestemming 'Water' is in de bestemmingsomschrijving geen aanleggelegenheid opgenomen, waardoor het gebruik als afmeeroever op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan.

Beleidsnota prostitutie en seksbranche (2018)

De gemeente Almere streeft naar een seksbranche die veilig is. Dit doel moet bereikt worden door in te zetten op de volgende vier speerpunten: de regulering van de vergunde branche, de aanpak van misstanden, het versterken van de positie van de prostituee en toezicht en handhaving.

Het vergunningstelsel is een middel waarmee de vergunde branche gereguleerd en verbeterd kan worden. Hiermee wordt een barrière opgeworpen voor mensenhandel en andere misstanden in de branche. Het vergunningstelsel is landelijk uniform, maar gemeenten bepalen zelf welke vormen van prostitutie ze waar willen toestaan. Raam- en straatprostitutie blijven verboden. Alle andere soorten seksinrichtingen zijn, onder voorwaarden, toegestaan in de multifunctionele, drukbezochte stadscentra. In woonwijken zijn deze daarentegen verboden; het karakter van dergelijke inrichtingen kan een negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat door aanloop van prostituees, klanten en pooiers. Op reguliere bedrijventerreinen zijn alleen prostitutiebedrijven beperkt mogelijk, op binnenstedelijke en industriële bedrijventerreinen is niets toegestaan. In overige gebieden (bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers) zijn geen seksbedrijven toegestaan. Bij een aanvraag voor een vergunning wordt er een toets op openbare orde en woon- en leefklimaat gehouden, ook gelden er specifieke voorwaarden als een minimale afstand van 100 meter hemelsbreed tot kerken en scholen. In het kabinetsakkoord staat dat zelfstandigen zonder personeel alleen met een vergunning thuis als sekswerker kunnen werken. Totdat dit daadwerkelijk in een wet is opgenomen staat de gemeente thuiswerken toe als dit niet bedrijfsmatig gebeurt.

Voor het plangebied betekent dit dat seksinrichtingen, raam- en straatprostitutie niet zijn toegestaan. Thuisprostitutie als beroep-aan-huis is, met in acht neming van de in het bestemmingsplan opgenomen regeling voor beroepsuitoefening aan huis wel toegestaan.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere. Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen. Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder Categorie I “ lichte horeca”. Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:

  • geen vestiging van coffeeshops in woonwijken;
  • situering ten opzichte van scholen: de loopafstand dient minimaal 350 meter te zijn tussen een school (basis- en voortgezet onderwijs) en een coffeeshop (uitgezonderd Festivalplein)
  • dusdanig gesitueerd dat maatschappelijke controle en controle door controlerende instanties mogelijk is;
  • vestiging aan de rand van bedrijventerreinen is toegestaan, tenzij geen controle mogelijk is;
  • vestiging in het centrum is toegestaan.

Voor het plangebied betekent dit dat er geen coffeeshop gevestigd mag worden.

3.2 Bereikbaarheid en mobiliteit

Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten;
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren;
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen;
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.

Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging;
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie;
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (m.n. stations);
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur cq langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen;
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto;
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven;
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden;
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving;
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto);
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere;
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van dit beleidsplan.

3.3 Werk in de stad

Gemeentelijke Visie op de Werklocaties (2016)

De Gemeentelijke Visie op Werklocaties (= GVW) vormt het beleidskader voor het vestigen van economische activiteiten. De dynamiek in de huisvesting van economische activiteiten is groot en de GVW geeft de kaders om te bepalen waar initiatieven kunnen komen en welke ruimtelijke randvoorwaarden daarbij gelden. Uitgangspunt is dat overal in Almere gewerkt kan worden. Daarbij passen een optimale flexibiliteit en functiemenging. De GVW bestaat uit een leidraad en kaartbeelden, de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 en het beleid voor Facilitypoints. De leidraad geeft op hoofdlijnen aan welke soorten economische activiteiten zich in welk soort milieu kunnen vestigen en vormt de basis voor bestemmingsplannen. Doel is om initiatieven zorgvuldig in te kunnen passen. De leidraad geeft richting aan waar wat is toegestaan, maar sluit tegelijk ook niets uit, mits dit geen afbreuk doet aan het milieu dat op die plek van toepassing is. Niet alle aspecten lenen zich daarom voor inpassing in bestemmingsplannen zonder dat er sprake is van concrete initiatieven. In individuele gevallen kan afgeweken worden van het beleid op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing.

  • A. Centrummilieus: mix aan activiteiten met wonen in hoge dichtheid naast elkaar; alleen activiteiten in categorieën A, B of C: winkels, horeca, werken aan huis.
  • B. Woonmilieus: werken aan huis en kleinschalige, zelfstandige werkplekken in de wijken met beperkte effecten; Indische buurt, Floriadegebied en Duin zijn woon-werkmilieus met mix van wonen en werken (en horeca) onder voorwaarden.
  • C. Werkmilieus:
    • 1. Binnenstedelijk: ruimte voor verkleuren naar diverse activiteiten; binnen de kom van woonbebouwing; qua schaal en maat aansluitend op woonomgeving; vanwege ligging tegen woonmilieus alleen categorieën A, B of C; kantoorhoudendheid tot max 50% per bedrijf en/of 1500 m2 zelfstandige kantoren per kavel met een maximum van 25% van het bebouwd gebied per bedrijventerrein; voorzieningen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel niet met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; Naar aanleiding van concrete initiatieven kan wonen eventueel aan de randen van het terrein mits voldaan aan de goede ruimtelijke ordening. Horeca, anders dan ondergeschikt, kan eventueel ook naar aanleiding van concrete initiatieven worden toegestaan.
    • 2. Regulier: geschikt voor grotere bedrijven (categorie 1 t/m 3.2); voorzieningen en horeca mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel nee met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; geen wonen toegestaan.
    • 3. Industrie: alleen op De Vaart; grootschalige en zware bedrijven (t/m categorie 5.3); mogelijkheden voor andere functies zijn beperkt; geen wonen toegestaan.
    • 4. Kantoren: categorieën A, B of C; voorzieningen mogen; horeca en wonen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijk ordening); detailhandel mag alleen in Centrum Almere Stad.
    • 5. Agrarisch: alleen op de Buitenvaart; voorzieningen, horeca (t/m horecacategorie 3) en detailhandel alleen ondergeschikt; wonen alleen in bedrijfswoning of plattelandswoning.
  • D. Groene milieus: recreëren is de hoofdfunctie; landschap geeft richting aan de vorm en type gebruik van nieuwe initiatieven zodat elke toevoeging het groene milieu versterkt; kleinschalige bedrijven, voorzieningen en horeca zijn mogelijk onder deze voorwaarden.

Naast de GWV en de bestemmingsplannen zijn er andere instrumenten van toepassing voor het zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte: RRAAM 2013, de Ladder voor duurzame verstedelijking, stedelijk programma, regionale programma afspraken (metropoolregio Amsterdam), beheer bedrijventerreinen en aanpak leegstand/ taskforce wonen met welzijn en zorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0020.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0021.png"

Facilitypoints

Voor vestiging van facilitypoints gelden de volgende uitgangspunten: (snel)weggebruikers als doelgroep, afslagen van A6 en A27 en minimale kavelgrootte is 3.000 m². Er zijn drie concepten: basisconcept (alleen horeca ten behoeve van een kort doelgericht verblijf), plusconcept (horeca en aanvullende voorzieningen ten behoeve van een kort en langer verblijf) en truckersconcept (parkeerplaats en voorzieningen voor vrachtwagens ten behoeve van een kort en langer verblijf). afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0022.png"

Op negen locaties is een facilitypoint mogelijk:

  • 1. Al (min of meer) aanwezige facilitypoint (Basis en/ of plusconcept): Gooise Poort (Audioweg 2), Hollandsekant, Weerwater Zuid (Oorweg), Veluwsekant (Strubbenweg), Sallandsekant (Koningsbeltweg), De Vaart (Dukdalfweg). Doorgroei naar truckersconcept kan op Hollandsekant, Sallandsekant en De Vaart (Brugplein indien facilitypoint op Dukdalfweg is ontmanteld). Doorgroei naar plusconcept kan op Veluwsekant, Weerwater Zuid en De Vaart (brugplein indien facilitypoint op Dukdalfweg is ontmanteld);
  • 2. Nieuwe facilitypoints kunnen op: Stichtsekant, Poort (Elementendreef) en Hout-Noord (A6-park).

Voor het plangebied betekent dit dat in de woonwijk De Velden werken aan huis is toegestaan. Hiervoor is een regeling opgenomen in het bestemmingsplan. Het Kromslootpark en het Beginbos vallen onder het Groene Milieu. Hier is recreëren de hoofdfunctie; landschap geeft richting aan de vorm en type gebruik van nieuwe initiatieven zodat elke toevoeging het groene milieu versterkt; kleinschalige bedrijven, voorzieningen en horeca zijn mogelijk onder deze voorwaarden. In het bestemmingsplan zijn deze voorzieningen alleen beperkt mogelijk gemaakt in het Kromslootpark.In paragraaf 3.2.3 Natuur wordt hier verder op ingegaan.In paragraaf 3.2.1 Bos wordt ingegaan op de mogelijke ontwikkelingen in het Beginbos en waarom deze niet rechtstreeks zijn bestemd.

Vestigingsvisie Horeca Almere 2016

Uitgangspunt is om horeca te concentreren en te mengen met andere activiteiten in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin. In andere milieus is horeca alleen toegestaan, mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0023.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0024.png"

De Indische Buurt is in dit schema niet opgenomen omdat het een specifiek terrein betreft.

Afwijkende situaties:

  • Deventerpad, Centrum Almere Stad: alleen categorie A toegestaan, met uitzondering van de functie cafés en bars. Een café of bar wordt wel aanvaardbaar geacht voor de percelen Deventerpad 18, 24 en 26, mits kan worden voldaan aan het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Bouwbesluit.
  • Brongouw 148, een bestaand café in de Gouwen, Almere Haven; s'-Hertogenboschplein 21 in Stedenwijk, Almere Stad + Hengelostraat 8a in Stedenwijk, Almere Stad: cat. 1-3 + 4 van de Staat van Horeca-activiteiten aanvaardbaar.

Voor het plangebied betekent dit dat horeca in de woonwijk De Velden niet wordt toegestaan. In het Kromslootpark is horeca alleen beperkt mogelijk gemaakt in het Kromslootpark.In paragraaf 3.2.3 Natuur wordt hier verder op ingegaan.In paragraaf 3.2.1 Bos wordt ingegaan op de mogelijke ontwikkelingen in het Beginbos en waarom deze niet rechtstreeks zijn bestemd.

Detailhandelsvisie Almere (2014)

De Detailhandelsvisie Almere 2014 geeft in hoofdlijnen antwoord op de vraag hoe Almere in de komende jaren met detailhandel in de stad wil omgaan.

De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn:

  • de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen;
  • de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere;
  • ruimte bieden aan ondernemers;
  • e-commerce faciliteren.

Dit vindt zijn uitwerking in:

  • Concentratie van dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra
  • Concentratie van niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra
  • Prioriteit voor kansrijke innoverende concepten
  • Verruimen van mogelijkheden voor kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden
  • Vergroten van de verzorgingsfunctie en complementariteit van warenmarkten
  • Behouden van ruime mogelijkheden winkelopening
  • Handhaven van regels
  • Programmering gericht op kwaliteit
  • Uitvoeringsparagraaf 'samenwerking markt en overheid'

De detailhandelsvisie bevat een aantal relevante begripsbepalingen, waaronder PDV en GDV. Het (toelatings)kader bevat een verdere vertaling van het beleid:

Economische segmenten   Dagelijks   Niet dagelijks   E-commerce  
    Recreatief   Doelgericht (PDV)   web- winkel   internet- winkel   afhaal-punten  
Milieus en Locaties              
stadscentrum en stadsdeelcentra   ja   ja   ja*   ja   ja   ja  
wijk- en buurtcentra   ja, supermarkt van (elk) maximaal 1.500 m² w.v.o.*/**   ja   nee   ja   ja   ja  
retailcentra***   nee   ja, mits passend binnen het thema   ja, mits passend binnen het thema   ja   ja   ja  
woonwijken (inclusief bedrijfs- woningen op bedrijventerreinen)   ja, mits < 25 m² w.v.o. aan huis   ja, mits < 25 m² w.v.o.   nee   ja   ja*   ja****  
binnenstedelijke, modern gemengde bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   alleen daar waar het volgens de geldende bestemmings- plannen mogelijk is, met uitzondering van ABC goederen¹)   ja   nee   ja****  
hoogwaardige bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
logistieke bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
industrieterreinen (De Vaart 1-3 en 4)   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   nee  
agrarische bedrijventerreinen, zoals Buitenvaart   ja, mits < 25 m² w.v.o. in de bedrijfswoning ***** en m.b.t. ondergeschikte detailhandel maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. *****   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.*****   nee, met uitzondering van 1 tuincentrum   ja*****   ja*****   nee  

* Mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden, lossen en milieu-eisen (5 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o.).

** In stadsdeel Haven maximaal 1.200 m² w.v.o.

*** Retailcentra vallen onder het locatietype 'voorzieningenmilieu' uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) en Doemere is een voorzieningenmilieu voor PDV en het toekomstig retailpark Poort is een voorzieningenmilieu voor GDV. Ook de eventuele toekomstige detailhandelszone op Twentsekant is aangewezen als een voorzieningenmilieu voor PDV/GDV (pas op zijn vroegst na 2020 in ontwikkeling).

**** Op nog nader te bepalen locaties en onder nog nader te bepalen voorwaarden/criteria.

***** Gelieerd aan de hoofdbestemming (verbreed agrarisch) binnen het nieuwe bestemmingsplan Agrarisch gebied Buitenvaart.

¹) ABC-goederen kunnen zich ook vestigen op de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones.

Voor het plangebied betekent dit dat detailhandel uitsluitend is toegestaan in de woonwijk De Velden tot maximaal 25 m2 verkooplvloeroppervlak per woning. Dat is in dit bestemmingsplan geregeld in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten. Ook webwinkels en internetwinkels zijn daarbij toegestaan, voor zover wordt voldaan aan randvoorwaarden met betrekking tot parkeren e.d. Deze eisen zijn opgenomen in de regeling aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten.

Afhaalpunten (2014)

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes van de "Detailhandelsvisie Almere 2014". In het raadsvoorstel is aangekondigd dat op twee punten zou worden teruggekomen, namelijk afhaalpunten en kringloopwinkels. Op basis van de Detailhandelsvisie Almere 2014 worden afhaalpunten bij voorkeur geïntegreerd in de bestaande winkelstructuur. Hoewel afhaalpunten in winkelgebieden kunnen worden opgezet, bestaat er behoefte om pure afhaalpunten ook buiten de winkelgebieden kansen te bieden. Afhaalpunten worden in de Detailhandelsvisie Almere 2014 niet als detailhandel gezien, maar als een bedrijfsfunctie (logistiek). Een afhaalpunt wordt in de detailhandelsvisie daarom gedefinieerd als "een locatie waar de consument uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, en waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten". Doordat pure afhaalpunten ook als een (logistiek) bedrijf gezien kunnen worden, dus niet als een winkelfunctie, ontstaat de mogelijkheid om deze te realiseren op locaties buiten de bestaande winkelstructuur. Afhaalpunten worden toegestaan op alle bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) worden hiervan uitgesloten. Voorwaarden voor vestiging van een puur afhaalpunt op bedrijventerreinen zijn:

  • voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden, lossen en manoeuvreren dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  • de locatie van het afhaalpunt dient goed ontsloten te zijn: een directe en korte aansluiting op de hoofdwegenstructuur.

Dit betekent voor het plangebied dat er geen afhaalpunen worden toegestaan omdat er in het plangebied geen bedrijventerrein aanwezig is.

Kringloopwinkels (2014)

De raad heeft op 6 maart 2014 ingestemd met de beleidskeuzes van de "Detailhandelsvisie Almere 2014". In het raadsvoorstel is aangekondigd dat op twee punten zou worden teruggekomen, namelijk afhaalpunten en kringloopwinkels. Volgens de Detailhandelsvisie is detailhandel toegestaan op locaties met een detailhandelsbestemming. Kringloopwinkels vestigen zich in de praktijk echter eerder op bedrijventerreinen vanwege het volumineuze karakter en de relatief lagere huurprijs dan in winkelcentra. Er zijn in Almere drie kringloopwinkels gevestigd: op De Steiger, op Markerkant en op Frezersplaats. De kringloopwinkel op Poldervlak is begin 2014 afgebrand. In vergelijking met de definitie zoals die is opgenomen in de Detailhandelsvisie Almere 2014 zijn de termen 'breed assortiment' en 'om niet' toegevoegd, mede om het verschil te benadrukken met een 'gewone' tweedehandswinkel. Door de brede opzet van deze specifieke bedrijfstak is het wenselijk dat hiervoor ook ruimte wordt geboden buiten de winkelcentra. De typen bedrijventerreinen waar kringloopwinkels zich kunnen vestigen worden beperkt tot die bedrijventerreinen die voor consumenten goed bereikbaar zijn en die relatief dicht bij een woonwijk liggen. Daarnaast komen die bedrijventerreinen in aanmerking waar de bedrijven qua aard van de bedrijfsactiviteiten niet onnodig belemmerd worden in hun bedrijfsvoering met de komst van een kringloopwinkel. Kringloopwinkels moeten geen negatieve ruimtelijke effecten veroorzaken op de bedrijfsomgeving waar deze gevestigd zijn. Daarom komen de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen (zoals in de GVV van 2010 genoemd) hier voor in aanmerking. De bedrijventerreinen Buitenvaart (agrarisch) en De Vaart (industrieel) en de bedrijventerreinen Stichtsekant, Hollandsekant en Sallandsekant (logistiek) komen hiervoor niet in aanmerking. Elke vestiging dient fysiek en verkeerskundig inpasbaar te zijn. Parkeren, laden, lossen en manoeuvreren dient op eigen terrein plaats te vinden.

Dit betekent voor het plangebied dat er geen kringloopwinkels worden toegestaan omdat er in het plangebied geen bedrijventerrein aanwezig is.

Werken in de wijk (2005)

Het gemeentelijke beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd. Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt. Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig), de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte. Bij herontwikkelingsgebieden kunnen 'kansenzones' worden aangewezen. In de zgn. 'kansenzones' kunnen in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten.

Voor het plangebied betekent dit dat in de woonwijk De Velden werken aan huis is toegestaan. Hiervoor is een regeling opgenomen in het bestemmingsplan. In het plangebied zijn geen zelfstandige bedrijfsruimten aanwezig. Er is ook geen sprake van herontwikkelingsgebieden.

Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015)

Almere heeft de vrijetijdssector veel te bieden en wil de kansen niet laten liggen maar juist benutten. De vrijetijdssector is goed voor de kwaliteit van de stad en het imago. Bovendien trekken vrijetijdsvoorzieningen bezoekers en wordt met de ontwikkeling van de vrijetijdssector de werkgelegenheid vergroot en het investeringsklimaat verbeterd. De kansenkaart is opgesteld in samenwerking met de Stichting Leisurebelang Almere (SLBA) en Almere City Marketing (ACM). In de kansenkaart zijn 16 locaties in de stad aangewezen waar kansen liggen voor de ontwikkeling van vrijetijdsvoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0025.png"

De locaties zijn geen volledige opsomming. Op de kaart zijn met name de locaties in het groen en aan het water opgenomen.

Eén van de aangewezen locaties is Havendreef (Beginbos). In het Structuurplan Almere 2010 (uit 2003) is deze locatie aangewezen als toeristisch recreatief concentratiepunt met een bovenlokaal programma waarbij een goede ontsluiting een vereiste is. Mogelijke vestigingen of activiteiten zijn recreatieve functies/ voorzieningen en publieksvoorzieningen, waarbij bos een vestigingsvoorwaarde is.

Verder wordt het Zilverstrand genoemd. Dit ligt grotendeels buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. In de plannen voor het Zilverstrand zit nu: publieksstrand, evenementenlocatie (incidenteel grootschalig), horeca. Verdere mogelijkheden worden uitgewerkt in samenwerking met Staatsbosbeheer en de markt.

De mogelijke ontwikkeling in het Beginbos is nog niet concreet genoeg om in dit bestemmingsplan rechtstreeks in de regels en op de verbeelding op te kunnen nemen.Er kan oander andere nog niet worden aangegeven waar en hoe compensatie van eventuele negatieve effecten op de natuur plaatvindt.Daarom wordt deze mogelijke ontwikkeling alleen mogelijk gemaakt met een wijzigingsbevoegdheid. Dit is beschreven in de toelichting in paragraaf 3.2.1 Bos.

Het zilverstrand ligt grotendeels buiten het plangebied. In het onderhavige bestemmingsplan worden nu geen grote nieuwe recreatieve voorzieningen mogelijk gemaakt. Aansluitend aan het Zilverstrand wordt de bestemming wel Recreatie, maar zonder grote bouwmogelijkheden.

Agenda Toerisme & Recreatie 2016-2022 (2016)

Almere biedt volop kansen voor de ontwikkeling van een sterke toeristisch-recreatieve sector. De markt ziet veel mogelijkheden en het is tijd daarop in te spelen. De agenda is gericht op meer bezoekers, bestedingen en grotere naamsbekendheid. De rol van de gemeente is vooral faciliterend maar ook aanvullend en investerend. Deze agenda borduurt voort op de Kansenkaart Vrijetijdseconomie door focus te geven en vervolgstappen te maken. Er zijn een drietal strategieën uitgewerkt:

  • 1. Placemaking: vier gebieden doorontwikkelen tot volwaardige toeristisch recreatieve bestemming: focus leggen, duidelijkheid. Het gaat om Almere Centrum, kustzone Almere Poort, Boswachterij Almeerderhout/ Kemphaan en Oostvaardersplassen.
  • 2. Thematische versterking: bepaalde toeristische thema's beter en slimmer onder de aandacht te brengen. Het gaat om shoppen, architectuur, waterrecreatie, natuurbeleving en evenementen.
  • 3. Samenwerking en organisatie: netwerken optimaal benutten.

Binnen het thema natuur wordt vooral ingestoken op het beleven van de natuur door verbindingen, routes en excursies.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid. Het Kromslootpark is niet expliciet benoemd in de agenda maar heeft door de bijzondere natuurwaarden wel aantrekkingskracht op bezoekers. Om deze reden is de mogelijkheid open gehouden om op een later tijdstip een klein informatie-/ educatiepunt toe te voegen. De routes krijgen in de plannen van Staatsbosbeheer vorm.

3.4 Groene stad

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken. De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0026.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP1AMQS01-on01_0027.jpg"

Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers. Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in 'de essentie'. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie. De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen: het groenblauwe raamwerk:

  • 1. heeft een waarde op zichzelf;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 4. is verbonden met de stad;
  • 5. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er geldt terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk. Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota kleur aan groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

De Nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing op het Beginbos, het Kromslootpark en de Gooimeerdijk.

Het Begrinbos is op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'Bos'. Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik bestaat uit natuurbeleving, wandelen, fietsen, natuureducatie, recreatie en cultuur. Doordat de bossen vaak een groot oppervlak beslaan, bieden ze ook ruimte aan regionale en nationale initiatieven.

Het Kromslootpark is op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'Moeras'. Daarbij is aangegeven dat de moerasgebieden en natte graslanden en bossen vooral een rol voor de natuur vervullen. Het zijn brongebieden voor planten en dieren. Het belangrijkste gebruik voor de mens is natuurbeleving. Ze bieden ruimte aan natuureducatie, wandelen, fietsen en tijdelijke, op natuurbeleving gerichte, activiteiten.

De waterlopen in het Kromslootpark en de Gooimeerdijk zijn op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als Identiteitsdragers.Daarbij is aangegeven dat de recreatieve functie van de fiets-, wandel-, en vaarroutes kan worden ondersteund met functies zoals eten&drinken, kunst of cultuur.

Het Kromslootpark heeft in dit bestemmingsplan de bestemming Natuur gekregen. Het Beginbos heeft de bestemming Bos gekregen. Omdat het gewenst is eventuele nieuwe initiatieven in het Kromslootpark en Beginbosgoed te toetsen aan de nota Kleur aan Groen alvorens medewerking te verlenen, is ervoor gekozen de bestemmingen Natuur en Bos niet op voorhand uit te breiden met mogelijke nieuwe functies. In het Kromslootpark zijn nieuwe ontwikkelingen alleen toegestaan na het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid.

Eventuele initiatieven die niet passen binnen de bestemmingen Natuur en Bos   worden beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.Ook bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid in het Kromslootpark zal worden getoetst aan de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen.


Visie Ecologie 2020 - bouwen met natuur (2021)

In de Visie Ecologie 2020 is de Ecologische structuur van Almere vastgelegd. Deze Visie gaat uit van blauwe en groene brongebieden (Groenblauw Raamwerk en Natuurnetwerk Nederland) met daartussen Ecologische hoofdverbindingen en Groenblauwe aders. Een deel van de Ecologische hoofdverbindingen zijn al aanwezig, een deel moet nog ingericht worden. Een deel van het plangebied (Kromslootpark) is onderdeel van de Ecologische Verbinding Pampus (verbinding met Lepelaarplassen). Tevens is het Kromslootpark en Beginbos onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland en Groenblauw Raamwerk. In dit deelgebied liggen verder groenblauwe aders. Voor de Groenblauwe aders geldt dat deze reeds aanwezig zijn en ecologisch goed functioneren.

De Visie beschrijft acht concrete doelen. Deze acht doelen zijn:

  • a. Trots op stadsnatuur - we zetten in op voorlichting en educatie;
  • b. Groene gebouwen - met de toolbox natuurinclusief bouwen moedigen we de stad aan om natuurinclusief te ontwikkelen en beheren;
  • c. Groene tuinen - niet alleen van belang voor planten en dieren, maar ook voor verkoeling en het opvangen van hevige regenval;
  • d. Gezonde wateren - bij de inrichting van de stad houden we rekening met water- en moerasgebonden natuur;
  • e. Ecologische verbindingen – het verbinden van brongebieden en het opheffen van barrières in groenblauwe aderen van de stad zorgen voor duurzame instandhouding van populaties van dieren en planten;
  • f. Ruimte voor tijdelijke natuur – pioniernatuur krijgt de ruimte door gebruik te maken van ontheffing braakliggende terreinen;
  • g. Donkere nachten – sommige soorten hebben baad bij donkere gebieden, we zoeken hier een balans tussen aandacht voor ecologie en veiligheid voor mensen;
  • h. Diversifiëring groen - zoveel mogelijk diversiteit in beplanting, passend bij de omstandigheden van die plek (bodem, klimaat, water en licht) aansluitend op de behoefte van de dieren in de stad.

De kansen voor natuur binnen stedelijk gebied zullen zoveel mogelijk worden benut. Het gaat hier bijvoorbeeld om de invulling van de kleinschalige (blauw-)groenstructuur en voorzieningen aan bebouwing: vegetatiedaken, gevelbegroeiing, stenen en dakpannen met nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.Het Kromslootpark heeft de bestemming Natuur  gekregen.

Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (2003)

Het beleidsplan 'wandelen en hardlopen 2003-2010' is vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juni 2003. Hierin staat aangegeven dat op de eerste plaats de wandelinfrastructuur dient te worden uitgebreid. Daarbij gaat het om het aanleggen van paden in gebieden waar ze ontbreken en in nieuw te ontwikkelen gebieden. Daarnaast gaat de aandacht uit naar het verhogen van de kwaliteit van de paden. Door de groei van de stad neemt de druk op bestaande voorzieningen toe. Om de toegankelijkheid en de begaanbaarheid van de paden jaarrond te garanderen, is het van belang veel gebruikte graspaden te voorzien van (half)verharding. Tot slot is het wenselijk om gebruikersgroepen te scheiden. Op dit moment maken wandelaars op veel plaatsen gebruik van fietspaden. Dat komt noch de verkeersveiligheid, noch de belevingswaarde voor de recreant ten goede. Het aanleggen van specifieke voetpaden naast fietspaden moet nader uitgewerkt worden. Verder is geconstateerd dat verschillende gebruikersgroepen uiteenlopende eisen stellen aan de belevings- en gebruikswaarde van routes en voorzieningen. Er wordt naar gestreefd meer variatie aan te brengen in de gebieden, zodat alle gebruikersgroepen bediend kunnen worden. Er moeten mogelijkheden gecreëerd worden voor liefhebbers van struinnatuur en voor fysiek beperkte wandelaars. Het aantal hardlooproutes kan uitgebreid worden in Buiten en Haven. Naast het realiseren van routes wordt in het plan aandacht besteed aan voorzieningen die hiermee samenhangen. Voorbeelden hiervan zijn horecagelegenheden en uitspanningen, rustpunten, informatievoorzieningen op parkeerplaatsen in buitengebieden etc.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied maakt het niet onmogelijk dat er extra voet- en fietspaden worden aangelegd. Of dat ook daadwerkelijk zal plaatsvinden, wordt niet in het kader van dit bestemmingsplan besloten.

Waterplan, Stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)

Dit plan is een samenhangende visie voor alle wateraspecten, opgesteld door gemeente en waterschap met meerdere betrokkenen. De ambitie is om Almere verder te versterken als een 'stad van het zuiverste water': een ondernemende, veelzijdige waterstad. Almere beschikt over een royaal, gezond watersysteem in een groene en waterrijke omgeving, dat door de inwoners wordt gewaardeerd. Maar door klimaatverandering is er vaker extreme neerslag, hitte en droogte, is er overlast door de overmatige waterplantengroei en de biodiversiteit blijft achter bij de potentie. Ook is er vraag naar innovaties op watergebied door de bodemdaling en grondstoffenschaarste. Bovendien biedt elk (bouw)project kansen voor duurzame oplossingen en een aantrekkelijke leefomgeving. Dit is een groeiende stad waardevol. Vanuit vier doelstellingen wordt daarom gewerkt aan:

  • I. Slim waterbeheer;
  • II. Een aantrekkelijke waterstad;
  • III. Levend water: biodiversiteit versterken in en langs het water, waterkwaliteit verbeteren ten behoeve van mens en dier;
  • IV. Een stad zonder afval(water).

Bij de uitvoering richt de gemeente zich op:

  • 1. wat we nu al doen: waterschap en gemeente spannen zich in voor het goed functioneren van alle waterketens middels het beheer en onderhoud van de blauwe infrastructuur (riolen, zuiveringsinstallaties, sloten en gemalen).
  • 2. wat we anders gaan doen: de wereld verandert snel en dat vraagt om nieuwe oplossingen:
  • Almeerders en hun water: activiteiten organiseren samen met inwoners, ondernemers en organisaties, betere dienstverlening, meer en gerichter contact over actuele onderwerpen en het sluiten van 'blue deals';
  • richtlijnen voor beheer en ontwikkeling: activiteiten om waterbeheer op orde te brengen en water optimaal te integreren in gebiedsontwikkelingen (water is een aantrekkelijk element en de leefomgeving verbetert door de aanwezigheid van water):
  • innovatietrajecten: samen met kennispartners werken aan drie toekomstopgaven: een toekomstbestendige blauwe infrastructuur (riool in een slappe bodem), het innoveren met nieuwe meren (monitoren gebruik) en het verwaarden van de waterkringlopen (vinden van afzetmarkten en experimenteren met nieuwe technologieën).

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.

3.5 Veiligheid

Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces, 2003)

In de Kader Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2005 worden alle facetten van sociale, fysieke en externe veiligheid onderscheiden. Eén van de thema's is de gebouwde omgeving en veiligheid. In de kadernota is gesteld dat de start van veiligheid begint bij de ontwikkeling van de stad, waarbij aangegeven is dat het noodzakelijk is het aspect van veiligheid in de fase van planontwikkeling structureel aan de orde te laten komen. Hoewel veiligheid in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere (structuurplan, ontwikkelingsplan, bestemmingsplan, verkavelingsplan, inrichtingsplan) altijd al een aandachtspunt is geweest (direct of indirect), ontbrak een duidelijke checklist die alle aspecten van veiligheid (gericht op de omgeving) omvatte. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk. De checklist omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op afwijkingen van bestemmingsplannen en kunnen tevens gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland. De veiligheidspunten zijn van toepassing op het openbare en semi-openbaar gebied. Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.

Vuurwerknota 2005, Ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. De regels hebben betrekking op vervoer, opslag, verkoop en gebruik van vuurwerk. De meeste regels zijn technisch van aard en komen in het vergunningverlenings- of meldingstraject tot uitvoering. Er worden ook regels gegeven die een ruimtelijke betekenis hebben. De ruimtelijke regels van het Vuurwerkbesluit dienen te worden vastgelegd c.q. in acht genomen in nieuwe bestemmingsplannen, herzieningen, wijzigingen en vrijstellingen. Almere is niet aangewezen als opslaggebied voor professioneel vuurwerk. Het beleid geeft aan dat vuurwerkopslag en -verkoop kan plaats vinden in winkelcentra en op bedrijventerreinen. Verkoop en opslag geschiedt niet in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven.

Voor het plangebied betekent dit de verkoop en opslag van vuurwerk in het plangebied niet wordt toegestaan.

3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Sociale Structuurschets, 'Almere mensenwerk' (2004)

De kern van de sociale structuurschets vormen de begrippen sociale dynamiek,  sociale diversiteit en sociale samenhang. Centraal staat in de ambitie de ontwikkeling naar meer stedelijkheid en het bieden van ruimte aan sociale diversiteit en sociale dynamiek. Dat betekent een trendbreuk met de eenzijdige suburbane ontwikkeling, die tot op heden plaatsvond. Almere wil ruimte bieden aan en aantrekkelijk zijn voor mensen met verschillende leefstijlen en leeftijden, inkomens van hoog tot laag en voor mensen vanuit verschillende herkomstlanden. Sociale binding van de huidige en inwoners aan de stad is cruciaal voor een duurzame, evenwichtige ontwikkeling van de toekomstige stad. Op basis van de sociale analyse van Almere zijn de volgende zes sociale ambities geformuleerd:

  • 1. meer jongeren in het straatbeeld;
  • 2. oog voor ouderen;
  • 3. meer stedelijkheid;
  • 4. kleur in de stad;
  • 5. aanpak “onvermijdelijke” stadsproblemen;
  • 6. groeimarkt vrije tijd voor stad en regio.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.

Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (2008)

De Toekomstvisie Vrije tijd Almere geeft richting aan de ontwikkeling van een integraal vrijetijdsbeleid tot 2020, met doorkijkjes naar 2030. De twee elkaar versterkende hoofddoelen van de voorliggende visie zijn:

  • 1. het creëren van een hechte, leefbare samenleving;
  • 2. het versterken van de identiteit van de stad.

De gekozen koers laat zich vertalen in drie speerpunten:

  • 1. Het huis uit, de wijk in;
  • 2. Verbinden en versterken;
  • 3. Volwaardige stad in de regio.

Om een hechte samenleving te bereiken, dient zonder aarzelen te worden gekozen voor het niveau van de wijk en woonomgeving. Het bevorderen van contact en ontmoeting zal in Almere de belangrijkste opgave zijn. Het verfraaien, verbeteren en verlevendigen van die omgeving is daarvoor een middel. Als het gaat om de identiteit van de stad zijn de sleutelwoorden 'versterken' en 'verbinden'. Dit houdt in het aantrekkelijker maken van bestaande voorzieningen, stadsparken en natuurgebieden en het realiseren van een netwerk voor wandelen, fietsen, skeeleren en varen. Daarnaast is op enkele punten een versterking van de stedelijke infrastructuur gewenst. Daarbij kunnen de kwaliteiten die de stad heeft verder worden uitgebouwd en benut. Vanuit een aantal thema's wordt een bovenregionale profilering voorgesteld die Almere op de kaart kan zetten.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid. De ontwikkelingen in het Kromslootpark om dit park op te knappen en beter toegankelijk te maken, zijn in lijn met dit beleid.

Archeologie

Archeologienota (2016)

Almere voert een actief Archeologisch Monumentenzorg (AMZ) beleid, gericht op

  • Het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • Het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • Het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Op 21 april 2016 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting zijn op 29 april 2016 in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden. Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988.

Het beleid richt zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). De vergunningsplichtige gebieden, behoudenswaardige vindplaatsen (waaronder wettelijk beschermde rijksmonumenten) en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de ABA aangegeven. Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt worden daartoe aangewezen gebieden beschermd via het bestemmingsplan (zie paragraaf 3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen).

De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan twee condities is voldaan: 1. De voorgenomen bouw- en aanlegactiviteiten komen niet in aanmerking voor een vrijstelling, en 2. De betreffende gronden zijn niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen. De inzet van beschikbare middelen richt zich op gebieden waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen en oeverwallen die voorkomen binnen de Oude Getijdenafzettingen.

Voor ingrepen of wijzingen die niet in aanmerking komen voor een vrijstelling is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden als de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.

Bij onderzoek kunnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden vastgesteld. De omgang met behoudenswaardige archeologische vindplaatsen is geregeld in de Archeologieverordening 2016 en behelst behoud in situ, door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer.

Voor de inpassing van behoudenswaardige vindplaatsen geldt dat op het terrein geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Voor deze terreinen geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein en de archeologische waarden niet schaden.

Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.

Archeologieverordening (2016)

In de gemeentelijke Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een vergunningsplicht dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen op basis van onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Daar buiten liggen gebieden waarbinnen archeologische vindplaatsen worden verwacht maar nog niet zijn vastgesteld.

In de Archeologieverordening 2016 wordt onderscheid gemaakt tussen “Waarde-Archeologie 1 t/m 6”. Deze waarden zijn gekoppeld aan gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen deze gebieden wordt gewerkt met een vergunningsplicht met vrijstellingen. De vergunning kan al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen Steentijdvindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit te behouden in situ.

  Archeologisch relevante laag   Horizontale vrijstelling   Verticale vrijstelling  
Waarde 1   wad- en kwelderafzettingen, dekzand   500 m²   150 cm  
Waarde 2   dekzand   500 m²   100 cm  
Waarde 3   dekzand   500 m²   50 cm  
Waarde 4   oeverwallen/ rivierduinen   100 m²   50 cm  
Waarde 5   behoudenswaardige vindplaats   geen   geen  
Waarde 6   buitendijks   25.000 m²   geen  
Vrijgesteld   nvt   nvt   nvt  

In de Archeologieverordening 2016 is dwingend opgenomen dat de gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.

In de regels voor dit bestemmingsplan is dit uitgewerkt in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 6' voor de terreinen waar behoudenswaardige archeologische resten kunnen worden aangetroffen.

Monumentenverordening (2016)

In ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met gemeentelijke monumenten.

In het plangebied zijn (nog) geen officiële monumenten aanwezig. Dit leidt dan ook niet tot een regeling in het bestemmingsplan.

3.7 Overig gemeentelijk beleid

Nota 'Evenementen in Almere' (2015)

Almere is een evenementenstad: jaarlijks worden diverse evenementen georganiseerd, van buurtbarbecues, straatfeesten tot grootschalige evenementen. De nota is opgesteld om evenementen goed en veilig te kunnen organiseren, rekening houdend met de belangen van omwonenden en economische, sociale en promotionele belangen. De nota geeft het beleidskader over wat op welke locatie georganiseerd mag worden onder welke voorwaarden. Er is een lijst van 18 locaties opgenomen waar met enige regelmaat evenementen plaatsvinden. Deze lijst is niet uitputtend; op andere locaties zijn ook evenementen mogelijk die per geval worden beoordeeld. In het betreffende bestemmingsplan is bepaald of evenementen op een bepaalde locatie planologisch zijn toegestaan. Aspecten die bij de beoordeling van het al dan niet toestaan van evenementen een bepalende rol spelen zijn orde en veiligheid waaronder verkeersveiligheid, geluid, afval en verontreiniging en volksgezondheid. Ten aanzien van geluid is gekozen voor een systematiek van spreiding, normering en handhaving van geluiddragende evenementen. Geluiddragende evenementen zijn nadelig voor het woon- en leefklimaat maar zijn aanvaardbaar indien het incidentele activiteiten zijn, onderscheid wordt gemaakt tussen dag-, avond- en nachtperiode en maatregelen worden genomen om binnen gestelde marges de overlast zoveel mogelijk te beperken. Onderscheid wordt hierbij gemaakt tussen evenementen die een zware belasting vormen voor het woon- en leefklimaat en overige evenementen met geluid.

In het plangebied zelf zijn geen locaties waar met regelmaat (grotere) evenementen worden gehouden. Het Almeerderstrand, aan de andere zijde van de A6, wordt wel als locatie voor grote evenementen gebruikt.Dit raakt het plangebied in zoverre, dat er bij grote evenementen geparkeerd kan worden bij het Zilverstrand en dat aan- en afvoer vanaf de zijde van het Zilverstrand kan plaatsvinden. In het bestemmingsplan hoeven hier geen aangepaste bestemmingen voor te worden opgenomen.

Overig gemeentelijk beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • Programmaplan Wijkgericht Werken 2015-2019 (2015)
  • Programmaplan Hart van de Stad (2016)
  • Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030 (2009)
  • Kadernota Grondbeleid (2009)
  • Plan van aanpak studentenhuisvesting (2011)
  • Nota bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden (2000)
  • Verkeersveiligheid rond basisscholen (2001)
  • De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019 (2015)
  • Economisch Masterplan voor de locatie A6/A27 (2004)
  • Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)
  • Samenhangend jeugdbeleid "Jonge stad, stad voor jongeren en jeugd" (2005)
  • Cultuurbrief 2013-2016, Modern - zelfbewust - toegankelijk (2012)
  • Visie Cultuur 2.0 (2012)
  • Sportief in beweging, Almeers sportbeleid 2017-2020 (2017)
  • Inrichting schoolpleinen (1999)
  • Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Bijlage 4 Verslag inloopavond Denkt-u-mee bestemmingsplan

Voordat een nieuw bestemmingsplan voor Centrum Almere Haven, De Velden, Gooimeer en Kromslootpark wordt opgesteld, wilde de gemeente van de bewoners en ondernemers horen of er wensen of opmerkingen zijn waarmee in het nieuwe bestemmingsplan rekening gehouden moet worden. Daartoe is er onder andere op dinsdag 21 juni 2016 van 18:00 tot 20.00 uur een inloopavond gehouden in Green Story Café, Kerkgracht 41, Almere Haven. Daar was de gelegenheid om opmerkingen en wensen ten aanzien van het nieuwe bestemmingsplan mondeling kenbaar te maken. Er waren twee vertegenwoordigers van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente aanwezig om de opmerkingen en wensen te noteren.

Verspreid over de avond zijn er in totaal ongeveer 30 mensen langs gekomen om opmerkingen en wensen door te geven.

Ten aanzien van het nieuwe bestemmingsplan zijn de volgende opmerkingen gemaakt:

De Velden

  • De Meerveldstraat wordt te druk. Dit komt doordat de ontsluiting van De Laren door De Velden loopt.
  • Er wordt in de Meerveldstraat harder gereden dan de toegestane 30 km/h.
  • Het vrachtverkeer naar de Albert Heijn in De Laren rijdt door de Meerveldstraat. Dit zorgt voor teveel trillingen.
  • De voorzitter van de Vereniging Huiseigenaren Hartenveldstraat heeft zijn adresgegevens achtergelaten, zodat er contact met hem kan worden opgenomen over de klachten in De Velden.
  • Bewoners van de Velden vragen zich af wat de stand van zaken is in de Laren. Er is een e-mailadres achtergelaten met het verzoek dit door te geven aan de projectleider van De Laren.
  • Gevraagd wordt of er een geluidswal langs de A6 kan komen ter hoogte van De Velden of in ieder geval een groene geluidszone. Nu is er heel veel groen gekapt, waardoor er in De Velden extra veel verkeerlawaai is van de A6.
  • De Meerveldstraat loopt nu rechtdoor. Kan deze met meer bochten aangelegd worden? Dan zijn er minder drempels nodig en het ziet er ook vriendelijker uit.

Kromslootpark

  • Graag een toegang voor wandelaars naar het Kromslootpark vanaf de Gooimeerdijk, ongeveer halverwege het Kromslootpark.
  • Graag een wandelpad langs de Gooimeerdijk ter hoogte van het Kromslootpark.
  • In het Kromslootpark is een aantal hekken op slot. Om in het hele gebied te kunnen wandelen, zou het fijn zijn als deze hekken open kunnen. Vroeger waren ze niet op slot.
  • Graag de wandelpaden in het Kromslootpark ook openstellen voor honden.

Busbaan

  • Gevraagd wordt of de busbaan door De Laren, die al in aanleg aanwezig is, er daadwerkelijk kan komen.
  • Een busbaan door De Velden is ongewenst. Wel graag een busbaan via De Laren, zodat de afstand tot de bushalte kleiner wordt.
  • Busverbinding via de Laren. Wat is de stand van zaken? Nu is de bushalte erg ver weg.

Kustzone

  • Zijn er nieuwe plannen voor de kustzone? Door de vertegenwoordigers van de gemeente is algemene uitleg gegeven over de Kustvisie die in de maak is.
  • Graag meer dagrecreatie in het kustzone-gebied.
  • Graag het strand bij de surfvereniging vergroten.
  • Het is goed voor Almere als bijvoorbeeld het gebouw van de surfvereniging groter en degelijker wordt. Als zo'n vereniging goed draait, hebben bewoners daar ook voordeel van.
  • De waterkwaliteit bij de stranden is niet altijd goed. Gevraagd wordt daar iets aan te doen.
  • Het is gewenst dat er een mooi park wordt aangelegd in het Kustzone-gedeelte.
  • Watervilla's bouwen in het kustzone-gebied levert geldt op waardoor dit gebied kan worden opgenknapt. Dit is dus gewenst.
  • Kunnen er aanlegplaatsen gemaakt worden bij het strand achter het eiland? Dan kun je hier ook naar toe met een boot.

Gooimeer

  • Graag de trailerhelling aan de Gooimeerdijk-West uitbreiden zodat daar bij slecht weer ook een boot kan aanleggen. Dat kan nu niet want het havengedeelte is te klein daarvoor.
  • Het is belangrijk dat het water bevaarbaar blijft, dus de waterplanten moeten worden gemaaid.
  • Gaan de randmeren uitgediept worden ivm doorvaarbaarheid?

Beginbos

  • Graag borden plaatsen dat honden in het Beginbos aan de lijn moeten.
  • Graag afvalbakken met zakjes plaatsen voor hondenpoep.
  • Er groeit steeds meer Berenklauw in het Beginbos. Graag weer Mangalica varkens laten grazen.
  • Graag het Dunloppad opnieuw asfalteren.
  • Fietspad (Dunloppad) bij Hartenveld: de paaltjes zijn er i.v.m. strooiverkeer uit van oktober tot maart. Dan ontstaat direct sluipverkeer. Kunnen de paaltjes er in blijven of een andere oplossing bedacht worden?

Centrum Almere Haven

  • Er is meer menging tussen detailhandel en horeca gewenst in het centrum, vooral in de hoofdstraten.
  • Het is gewenst dat er meer terrassen in het centrum komen, vooral in de hoofdstraten.
  • Bij het oostelijk deel van de Sluiskade geldt een kettingbeding voor de eigenaren dat er daar geen horeca in de panden mag. Het is gewenst dat dit zo blijft.
  • Graag de bestrating in de hoofdstraten van het centrum opknappen.
  • De Kerkgracht stinkt heel erg in de zomer. Kan daar iets aan worden gedaan?
  • Terrassen aan de Havenkom: graag meer eenheid creëren door de weg anders in te passen. Nu zijn de terrassen aan de waterkant (te) smal.
  • De containers in de Kruisstraat (tegen de garages aan) stinken enorm. Kunnen deze ook ondergronds?
  • Op de pleinen in het centrum graag de feitelijke bouwhoogte vasthouden i.v.m. bezonning van terrassen.

Bijlage 6 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer (Wm) en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich daarom in aanvulling op de Wet milieubeheer en Algemene Plaatselijke Verordening op de volgende vormen van hinder:

  • geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
  • (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij het ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • het indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • het onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • het uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het bestemmingsplan vindt de nadere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  • de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden;
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende categorieën onderscheiden:

  • Categorie 1: "ondergeschikte horeca": een inrichting die gericht is op het verstrekken van dranken of etenswaren en die fungeert als een aan een hoofdfunctie ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij het vloeroppervlak niet meer dan 20 % bedraagt van de hoofdfunctie. Het betreft horeca die plaatsvindt binnen een andere hoofdfunctie en die ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.
  • Categorie 2: "Logies en zaalaccommodatie": een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van logies of zaalaccommodatie, al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals een hotel, een pension, een bed & breakfast of vergader- en congresfaciliteiten. Het betreft horeca waarin de mogelijkheid voor een nachtverblijf of zaalverhuur voor vergaderingen of congressen worden geboden, of een combinatie daarvan.
  • Categorie 3 "Lichte horeca": een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een restaurant, cafetaria, snackbar, afhaalrestaurant, lunchroom of koffie- theehuis, ijssalon of een automatiek. Het betreft horeca waarin vooral maaltijden of etenswaren kunnen worden gekocht en genuttigd en die vooral overdag en 's avonds geopend zijn.
  • Categorie 4 "Middelzware horeca": een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse worden genuttigd, zoals een café of eetcafé. Het betreft horeca waarin vooral (alcoholische) dranken kunnen worden genuttigd en die ook 's nachts geopend kunnen zijn.
  • Categorie 5 "Zware horeca": een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning door het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek, het gelegenheid geven tot dansbeoefening en het verstrekken van (alchoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet met de verstrekking van etenswaren of maaltijden, zoals een discotheek, bar-dancing, danscafé of een partycentrum. Het betreft horeca waarin vooral gelegenheid wordt geboden voor het luisteren naar muziek, dansbeoefening of het nuttigen van (alcoholische) dranken, etenswaren of maaltijden, of een combinatie daarvan.

Flexibiliteitsbepalingen

De Staat van Horeca-activiteiten is een relatief grof hulpmiddel om hinder door horeca-activiteiten in te schatten en is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. Er kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die één categorie hoger zijn, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld van categorie 4 naar 3, maar ook van categorie 5 naar 4. Deze mogelijkheid tot afwijken dient met name te worden getoetst aan de aspecten verkeersaantrekkende werking, bedrijfsvloeroppervlakte en openingstijden.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, die niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Er kan worden afgeweken van de toegestane categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten om horecabedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de Staat van Horecaactiviteiten, indien het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.

Verder is het denkbaar dat het algemene beeld van de in de Staat van Horeca-activiteiten genoemde horeca-activiteiten zich als gevolg van bepaalde ontwikkelingen wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, is het gebruikelijk om in bestemmingsplannen de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders op te nemen om via een wijzigingsplan de categorie-indeling van de bedrijven in de Staat van Horeca-activiteiten aan te passen.