direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Cultureel Erfgoed gemeente Loppersum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Loppersum heeft de plicht zorg te dragen voor het cultuurhistorisch erfgoed. Een zorg die wordt ingegeven door het feit dat het erfgoed voor een belangrijk deel bepalend is voor het karakter van de gemeente, het erfgoed de gemeente aantrekkelijk maakt en inwoners zich er mee verbonden voelen.

Deze plicht vindt zijn grondslag in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel staat beschreven dat gemeenten verplicht zijn om in de toelichting op een bestemmingsplan een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. 'Rekening houden met cultuurhistorische waarden' impliceert dat de gemeenten bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een inventarisatie en analyse maken van de cultuurhistorische waarden binnen het betrokken gebied en daar conclusies aan verbinden. Deze conclusies worden verankerd in het bestemmingsplan in de vorm van een toereikend beschermingsregime. Hiermee maakt cultureel erfgoed expliciet onderdeel uit van het ruimtelijke regime in het kader van het bestemmingsplan.

Omdat de gemeente constateert dat met het (voorgenomen) slopen van panden zonder zicht op een passende herinvulling of herontwikkeling van de locatie, de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente gevaar loopt, heeft de gemeente Loppersum een voorbereidingsbesluit genomen op 25 april 2016. Met dit voorbereidingsbesluit wordt de sloop van gehele bouwwerken binnen het gemeentelijk grondgebied aangehouden. Met een nadere afweging kan worden bepaald in welke gevallen een omgevingsvergunning voor het slopen kan worden verleend.

Ook de provincie Groningen bekommert zich om het erfgoed binnen haar provincie en in het bijzonder in het aardbevingsgebied. In de verordening van de provincie is dan ook een rechtstreeks werkende regel opgenomen in artikel 2.9.2 dat het binnen het aardbevingsgebied, waartoe de hele gemeente Loppersum wordt gerekend, verboden is om gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen. Het verbod vervalt, als uit een gemeentelijke inventarisatie blijkt dat een gebouw niet als karakteristiek is aan te merken.

Vanuit de gemeentelijke wens om de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en in het bijzonder het erfgoed te behouden, gelet op het voorbereidingsbesluit, gelet op landelijke wet- en regelgeving, gelet op de bepalingen vanuit de provinciale verordening, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan biedt, in verlengde van het voorbereidingsbesluit, bescherming aan gebieden waar de cultuurhistorische, landschappelijke en/of stedenbouwkundige waarden onder druk kunnen komen te staan als er geen nadere afweging kan plaatsvinden ten aanzien van sloop en nieuwbouw van panden, bijvoorbeeld als gevolg van schade door de gaswinning in het gebied.

Daarnaast worden met dit bestemmingsplan de karakteristieke panden in de gemeente Loppersum vastgelegd en voorzien van een regeling die toeziet op het voor zover mogelijk in stand houden van de ruimtelijk relevante kenmerken van deze panden die een belangrijk onderdeel zijn van het erfgoed in de gemeente.

Daarbij ligt in dit bestemmingsplan nadrukkelijk niet slechts de focus op het behoud van panden. In veel gevallen kan sloop van panden worden toegestaan, mits wordt voldaan aan voorwaarden waaronder sloop kan plaatsvinden. Afhankelijk van de situatie wordt bekeken of behoud voorop moet staan, bijvoorbeeld als het gaat om panden die cultuurhistorisch gezien een hoge waarde hebben of dat sloop tot de mogelijkheden behoort, eventueel met voorwaarden voor herontwikkeling van de locatie.

Naast het vastleggen van de karakteristieke panden en gebieden in de gemeente Loppersum beschrijft dit bestemmingsplan het archeologische beleid van de gemeente. Hierin wordt aangegeven welke aspecten van belang zijn in het plangebied en hoe hier mee dient om te worden gegaan. Het plan voorziet daarbij in een bijbehorende regeling.

Tenslotte voorziet het plan in een regeling voor de van rijkswege beschermde zaken (beschermde dorpsgezichten, rijksmonumenten). Op deze wijze worden alle relevante cultuurhistorische zaken bij elkaar in één plan ondergebracht zodat met recht gesproken kan worden van een bestemmingsplan 'Cultureel Erfgoed'.

1.2 Plangebied

Dit bestemmingsplan voorziet in een regeling die nadere voorwaarden stelt aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het slopen (van delen) van panden in de gemeente. Deze nadere voorwaarden zijn ofwel gekoppeld aan gebieden met bijzondere ruimtelijke kwaliteit, ofwel aan karakteristieke panden binnen de gemeente. In alle andere gevallen zal de plicht voor een omgevingsvergunning voor de sloop van een pand komen te vervallen. Het bestemmingsplan omvat dan ook de hele gemeente, maar zal niet overal dezelfde uitwerking kennen.

Tevens voorziet het plan in een regeling omtrent archeologische waarden en de van rijkswege beschermde dorpsgezichten en monumenten.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante beleidskader. Hoofdstuk 3 beschrijft de ontstaansgeschiedenis en kwaliteiten van het plangebied. Hoofdstuk 4 geeft een kenschets van de dorpskarakteristiek en in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het relevante archeologisch beleid. Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 komt de juridische vormgeving aan bod.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan wordt rekening gehouden met het relevante beleid van andere (hogere) overheden. Daarnaast is ook het eigen gemeentelijk beleid van belang. Hierna volgt een overzicht van het relevante beleid.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Erfgoedwet

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten (artikel 3.1.6 Bro). Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk, die gericht is op het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van een bestemmingsplangebied, door te anticiperen op de voorkomende archeologische, historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige waarden.

Voorliggend bestemmingsplan is opgezet om het aanwezige erfgoed in de gemeente Loppersum van een passende bescherming te voorzien, een en ander in nauwe samenhang met de omgeving (dorp/landschap). Daarmee sluit dit bestemmingsplan bij uitstek aan op de insteek van de Erfgoedwet.

2.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten van Groningen hebben op 1 juni 2016 de nieuwe omgevingsvisie en bijbehorende verordening vastgesteld. Naar aanleiding van beleid dat na 1 juni 2016 is vastgesteld of gewijzigd zijn de omgevingsvisie en bijbehorende verordening op een aantal onderdelen aangepast. Provinciale Staten hebben op 15 november 2017 de actualistie van de omgevingsvisie en de verordening vastgesteld. De aangepaste onderdelen zijn in deze paragraaf meegenomen.

2.2.1 Provinciale Omgevingsvisie 2016-2020

De provinciale Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in deze Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden.

In de provinciale omgevingsvisie is het beschermen en versterken van de kenmerkende landschapsstructuren en het culturele erfgoed dat bijdraagt aan de identiteit en variëteit van de diverse landschappen in de provincie Groningen als een van de speerpunten van het beleid benoemd en als provinciaal belang geduid.

“Landschappelijke kwaliteit en cultuurhistorisch erfgoed zijn van belang voor een gevoel van verbondenheid met en eigenheid van de streek, een plezierige leefomgeving en voor toerisme en recreatie. Dit draagt bij aan een aantrekkelijke provincie om te wonen, werken en recreëren. Tegelijk staat het cultureel erfgoed onder druk door de gevolgen van gaswinning. Een grote inzet op het versterken en daarmee in stand houden van ons cultureel erfgoed is daarmee een belangrijke opgave."

Landschap

De gemeente Loppersum wordt landschappelijk gezien gerekend tot de deelgebieden Wierdenland en Waddengebied en Centrale Woldgebied en Duurswold. De (voor dit bestemmingsplan) relevante gebiedskenmerken van het deelgebied Wierdenland en Waddengebied zijn:

  • het contrast tussen de grootschalige open kweldervlaktes, de wierdendorpen en de beslotener dorpen op de kwelderwallen;
  • de historisch gegroeide dorps structuur met doorzichten op het landschap vanuit dorpslinten en andersom (vanuit het landschap op de karakteristieke dorpsilhouetten);
  • de ritmiek van boerderijreeksen met erven in het groen en tussenliggende open ruimtes en agrarische bebouwing als in de ruimte verspreid liggende groene eilanden;
  • de opstrekkende verkaveling van het dijkenlandschap en de onregelmatige verkaveling van het wierdenlandschap;
  • het verbindend systeem van maren, dat aansluit op wierdendorpen en een stelsel van trekvaarten en wegen;
  • het kronkelend verloop van oorsprong natuurlijke waterlopen, zoals voormalige kweldergeulen en rivier- en beeksystemen (de Fivel);
  • monumentale boerderijen, borgen en kerken en borg-, kerk- en kloosterterreinen.

De (voor dit bestemmingsplan) relevante gebiedskenmerken van het deelgebied Centrale Woldgebied en Duurswold zijn:

  • de grootschalige openheid;
  • de reeksen boerderijen, deels op huiswierden en/of inversieruggen;
  • de Meedenverkaveling in de vorm van sloten en medenlanen in het Centrale Woldgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1. Deelgebieden samenhangende landschapsstructuur (bron: Provincie Groningen)

Cultureel erfgoed
De provincie Groningen ziet dat het cultureel erfgoed in haar provincie onder druk staat onder andere door leegstand en de staat van onderhoud. Bovendien wordt het erfgoed extra bedreigd door schade als gevolg van de gaswinning. De provincie wil dan ook sturen op het in beeld brengen van het culturele erfgoed en vraagt van gemeenten een passende inspanning om het erfgoed in het buitengebied te beschermen. In het aardbevingsgebied, waartoe ook Loppersum behoort, ligt daarbij een extra opgave voor het beschermen van het cultureel erfgoed in de kernen.

2.2.2 Provinciale Omgevingsverordening 2016-2020

De beleidsuitgangspunten uit de omgevingsvisie zijn vastgelegd in regels in de provinciale omgevingsverordening. In deze verordening zijn dan ook regels opgenomen met betrekking tot het cultureel erfgoed. Deze verordening is vastgesteld op 1 juni 2016 maar is inmiddels op onderdelen aangepast. Ook voor wat betreft het onderdeel cultureel erfgoed.

In de herziene verordening wordt in artikel 2.9.1 aangegeven dat "een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied regels stelt ter bescherming van de hoofdvorm van karakteristieke en beeldbepalende gebouwen".

De provincie heeft opgenomen in haar verordening dat, voor zover het bestemmingsplan betrekking heeft op karakteristieke gebouwen, in het bestemmingsplan een verbod is opgenomen op het geheel of gedeeltelijk slopen van deze panden zonder omgevingsvergunning. Deze omgevingsvergunning bevat in ieder geval een toetsingscriterium op grond waarvan een omgevingsvergunning niet kan worden verleend zonder dat is onderzocht of zinvol (her)gebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening, passende bestemming objectief gezien mogelijk is.
Onder karakteristieke gebouwen wordt overigens verstaan gebouwen die van cultuurhistorische waarde zijn op grond van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijdragen aan de herkenbaarheid van de omgeving, gaafheid of zeldzaamheid.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Loppersum 2012-2020

De Structuurvisie Loppersum (vastgesteld op 20 februari 2012) geeft een ruimtelijke visie op de toekomstige ontwikkeling voor de middellange termijn. Het behoud van cultuurhistorisch erfgoed komt hier ook aan bod.

In de Structuurvisie geeft de gemeente aan dat er veel cultuurhistorisch erfgoed aanwezig is. Dit erfgoed kenmerkt de gemeente en is daarom erg belangrijk voor de identiteit van het gebied. Hierdoor is het belangrijk om deze cultuurhistorische bebouwing zoveel mogelijk veilig te stellen. De gemeente doet dit door de aangewezen beschermde dorpsgezichten en monumenten (aangewezen door de Rijksoverheid) vast te leggen in haar bestemmingsplannen.

2.3.2 Ontwikkelingsperspectief Platteland en dorpen Eemsdelta

De gemeenten Eemsmond en Loppersum hebben in gezamenlijkheid een ontwikkelingsperspectief opgesteld voor het platteland en de dorpen. Dit Ontwikkelingsperspectief Platteland en dorpen Eemsdelta (vastgesteld door de gemeenteraad op 16 februari 2012) is gebruikt als bouwsteen voor de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030 die onder leiding van de provincie Groningen is opgesteld.

In het Ontwikkelingsperspectief is naast een samenvatting van relevant beleid een sterkte-zwakte-analyse uitgevoerd voor het gebied. De analyse heeft een beeld opgeleverd van de sterke en zwakke punten van de regio voor de bepaling van de (strategische) beleidsdoelen. Deze zijn afgezet tegen de kansen en bedreigingen die door autonome ontwikkelingen of door ontwikkelingen elders op het gebied afkomen en waarop gemeenten zouden kunnen anticiperen. Dit heeft vervolgens geleid tot speerpunten per thema:

  • natuur, landschap en cultuurhistorie;
  • kustverdediging;
  • economie en landbouw;
  • wonen, voorzieningen en leefbaarheid;
  • recreatie en toerisme;
  • verkeer en vervoer.
2.3.3 Woon- en leefbaarheidsplan Eemsdelta

In het convenant 'Woon- en Leefbaarheidsplan Eemsdelta' (26 april 2012) hebben 35 partijen, waaronder de gemeente Loppersum, aangegeven gezamenlijk te willen werken aan de leefbaarheid in de regio. Dit is uitgewerkt in het 'Woon- en leefbaarheidsplan Eemsdelta - Beter leven voor minder mensen (Stuurgroep PLUS Wonen en Voorzieningen Eemsdelta, 7 november 2012). De bevolking in de Eemsdelta krimpt en verandert van samenstelling. Het aantal ouderen groeit en het aantal jongeren neemt af. Voorzieningen op het gebied van wonen, werken, school en zorg komen daardoor onder druk te staan. Het Woon- en Leefbaarheidsplan bevat maatregelen om de leefbaarheid te verbeteren.

Inmiddels is het Woon- en Leefbaarheidsplan geactualiseerd; Woon- en Leefbaarheidsplan 2017-2021 – Noord-Groningen Leeft! (Stuurgroep Plus Wonen en Voorzieningen, De Marne en Eemsdelta, december 2016). Dit plan is in februari 2017 vastgesteld. Een herijking bleek nodig vanwege de grote impact van de aardbevingen op de leefbaarheid. Doelstelling van het nieuwe Woon- en Leefbaarheidsplan is dat voor 2021 de leefbaarheid ten minste terug is op het niveau van 2011. "Voor een deel heeft dat met 'stenen' te maken (sterke, duurzame en toekomstbestendige woningen bijvoorbeeld), maar ook met goede zorg, voor iedereen passend onderwijs en sociale vitaliteit. En het gaat over vertrouwen, samenwerking, energie en 'eigenaarschap': het gevoel mee te kunnen denken en beslissen over je eigen woon- en leefomgeving."

Het Woon- en Leefbaarheidsplan heeft de volgende vijf kernopgaven geformuleerd:

  • sociale vitaliteit en het werken aan lokale doelen;
  • nieuwe kansen voor kinderen;
  • van zorgstructuur naar zorgprestatie;
  • het wonen van de toekomst;
  • krachtige kernen.
2.3.4 Visie gebouwde omgeving Loppersum

Er is bezorgdheid over de toekomst van de gebouwde omgeving in de gemeente Loppersum. Deze zorg concentreert zich rond de gevolgen van gaswinning en de effecten die maatregelen, zoals sloop en opkoop van huizen, met zich meebrengen. De 'Visie op de gebouwde omgeving in de gemeente Loppersum' (april 2016) geeft richting aan en stelt kaders hoe met het diverse vastgoed in de gemeente Loppersum dient te worden omgegaan. Het schetst een afwegingskader voor behoud, sloop, herbouw en herbestemming van panden. De Visie heeft tot doel negatieve ruimtelijke en sociale effecten als gevolg van sloop, herbouw en herbestemming van panden te minimaliseren. Kansen voor verbetering moeten worden benut, zodat de gebouwde omgeving in de gemeente aantrekkelijk, leefbaar en esthetisch verantwoord blijft.

Een van de accenten hierbij ligt op het gebied van erfgoed. De Visie stelt: 'erfgoed is tot slot erg belangrijk voor de identiteit van het gebied en haar inwoners. Erfgoed wordt daarom extra beschermd tegen sloop. Hiertoe worden nieuwe erfgoedcategorieën ontwikkeld: karakteristieke panden en karakteristieke gebieden. Dit betekent niet dat een pand met een erfgoedstatus nooit gesloopt kan worden. Het betekent dat er extra regels worden gesteld en een belangrijk gebouw niet zonder goede onderbouwing kan worden gesloopt. Niet beschermde gebouwen kunnen met een sloopmelding worden afgebroken. Om een kader te stellen is de erfgoedladder ontwikkeld. Hierin is naar erfgoedstatus weergegeven welke opties mogelijk en wenselijk zijn.'

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0002.png"

Dit is het schema van de erfgoedladder. Daarbij geeft de Visie gebouwde omgeving Loppersum de volgende uitleg:

  • a. Een monument moet behouden blijven, van sloop kan geen sprake zijn. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen, waarbij uitvoerig overleg is gevoerd met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en waarbij is aangetoond dat behoud echt geen optie is, zou een monument bij wijze van grote uitzondering kunnen worden gesloopt.
  • b. Een karakteristiek pand is als individueel object van belang vanwege de cultuurhistorische, architectonische of identiteit bepalende waarde. Er is sprake van een sloopvergunningsstelsel, waardoor sloop niet mogelijk is zonder goede onderbouwing. Alleen als is aangetoond dat een pand redelijkerwijs niet kan worden gehandhaafd, kan een sloopvergunning worden afgegeven. Afhankelijk van de locatie en samenhang met de directe omgeving zal moeten worden gekeken welke optie na sloop opportuun is (herbouw, verkoop kavel, of herbestemming).
  • c. Het beschermd dorpsgezicht is aangewezen vanwege de cultuurhistorische samenhang die een gebied vormt. Behoud van de panden in het dorpsgezicht is in principe wenselijk, omdat sloop het karakter van het dorpsgezicht zou kunnen aantasten. Als een gebouw technisch of economisch niet versterkt kan worden, dan ligt in eerste instantie herbouw voor de hand. In de meeste dorpsgezichten is de ruimtelijke samenhang van groot belang. Een 'gat' in de bebouwing is veelal niet wenselijk. Slechts met een goede onderbouwing kan hiervan worden afgeweken. Het is voorstelbaar dat in sommige gevallen herbestemming van de grond beter kan zijn voor het aangezicht of de leefbaarheid.
  • d. De aanwijzing en voorwaarden van karakteristieke gebieden moet nog nader worden ingevuld. De gedachte gaat momenteel uit naar een lichtere versie van het beschermd dorpsgezicht. Herbouw na sloop is vanuit stedenbouwkundig oogpunt in principe het uitgangspunt. Met een goede onderbouwing kan daarvan worden afgeweken.
  • e. Niet beschermde gebouwen in dorpen hoeven niet noodzakelijkerwijs te worden behouden als dat technisch of economisch niet mogelijk is. In zijn algemeenheid is herbouw in de meeste gevallen wenselijk. Indien herbestemming geen bezwaren oplevert is dit ook een mogelijkheid. De gemeente voert regie via de gebiedsgerichte benadering of via maatwerkoplossingen. Omdat er geen sloopvergunning benodigd is voor reguliere gebouwen, kunnen geen formele juridische voorwaarden worden gesteld aan de eigenaar.
  • f. Niet beschermde gebouwen in het buitengebied kunnen met een sloopmelding worden afgebroken. Herbouw is niet per se noodzakelijk als dat het uitgangspunt van de eigenaar is. Is er geen behoefte aan herbouw, dan treedt de gemeente herbestemming welwillend tegemoet.

Het voorliggend bestemmingsplan vormt een nadere uitwerking van de erfgoedladder voor met name de karakteristieke panden en gebieden.

2.3.5 Welstandsnota

De welstandsnota biedt een kader voor beleid en advisering met betrekking tot de beeldkwaliteit van de bebouwing in de gemeente. Daarvoor wordt eerst de structuur per gebied beschreven en de ruimtelijke opbouw ervan wordt geanalyseerd. Vervolgens vindt er een waardering plaats van de verschillende kwaliteiten, waarna de kaders zijn aangegeven waarbinnen de bebouwing zich kan ontwikkelen.

De gebiedsindeling vanuit de welstandsnota geeft een goed beeld van de kenmerken van elk van de deelgebieden, gebaseerd op de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied. Daarmee is de gebiedsindeling uit de welstandsnota bij uitstek geschikt om de basis te vormen voor de begrenzing van dit bestemmingsplan dat zich richt op die gebieden die belangrijk zijn voor de identiteit en karakteristiek van de gemeente.

Hoofdstuk 3 Ontstaansgeschiedenis landschap en dorpen

3.1 Ontstaansgeschiedenis landschap

3.1.1 Het wierdenlandschap

Omstreeks 500 voor Christus was het gebied van Noord-Groningen half land, half zee; een waddengebied tot aan de zandgronden in Drenthe. In een periode met een hoge zeespiegel ontstonden langs stromen en geulen kwelderwallen. In tijden van een lagere zeespiegel liepen deze kwelderwallen, ook tijdens vloed, niet meer onder. Vanuit de zandgebieden vestigden zich rond 600 voor Christus de eerste bewoners op de kwelderwallen. Eén van deze kwelderwallen liep van Usquert in zuidelijke richting via Middelstum naar Ten Post en vervolgens in noordelijke richting via Loppersum en Godlinze naar Spijk. Deze kwelderwal vormde de oevers van de Fivelboezem. Dit was het mondingsgebied van de rivier de Fivel in de Waddenzee. De rivier was een natuurlijke afwateringsgeul voor de meer zuidelijk gelegen veengebieden. Verdere stijging van de zeespiegel noodzaakte tot ophogen van de woonplaatsen op de kwelderwallen. Zo ontstonden de wierden. Het wierdenlandschap wordt gerekend tot het oudste cultuurlandschap van Nederland. Van 300 tot 600 na Christus trad een stijging van de zeespiegel op. In deze periode drong de zee via diverse, niet gesloten geulen, in de kwelderwal het daarachter gelegen gebied binnen. Hierbij werd een relatief dun pakket zware klei afgezet. De wierdenbewoners leefden vooral van de landbouw en veeteelt, maar ook van de visvangst. In de middeleeuwen, vanaf circa 1100, is er een aanvang gemaakt met de bedijking. Veel van de oorspronkelijke wierden zijn hierdoor bewaard gebleven; na de bedijking werden de wierden niet verder opgehoogd en de boerderijen vestigden zich ook buiten de wierden. Enkele wierden werden verlaten, andere kregen op den duur een gewijzigde bevolking: ambachtslieden, arbeiders en handelaren. Vanaf het einde van de negentiende eeuw zijn er veel wierden geheel of gedeeltelijk afgegraven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 2. Inbreken van de zee in de Middeleeuwen in Noord Groningen (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.1.2 Het dijkenlandschap

Tot omstreeks het jaar 1000 stond het gebied onder invloed van de zee en bleven de bewoners op de hogere delen in het landschap wonen. De Fivelboezem bleef zijn omvang houden. Daarna volgde echter een periode waarin de Fivelboezem snel dichtslibde en breidde de bevolking zich door de toenemende bevolkingsdruk ook over de lagere gebieden uit. Met de aanleg van de dijken kwam een eind aan een periode waarin het landschap door de zee werd gevormd. De oude loop van de Fivel is nu nog steeds plaatselijk herkenbaar in het landschap. Na de bedijkingen kregen de bewoners te maken met problemen met de afwatering van het gebied. Oorspronkelijk vond de afwatering plaats via een systeem van geulen die het water naar de Fivelboezem afvoerden. Na de bedijkingen in de middeleeuwen is de afwateringsrichting meestal omgekeerd. Een deel van het natuurlijke afwateringssysteem is in het huidige stelsel van maren en tochten bewaard gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0004.jpg"

Afbeelding 3. Bedijking in de Fivelboezem (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.1.3 Het wegdorpenlandschap

Naast het hiervoor beschreven wierdenlandschap en het dijkenlandschap komt er een derde landschapstype in de gemeente voor: het wegdorpenlandschap. Dit is gelegen tussen het Damsterdiep en het Eemskanaal. De drie landschapstypen hebben elk hun eigen kenmerken, die in hoge mate bepaald zijn door de ontstaans- en ontginningsgeschiedenis.

3.2 Ontstaansgeschiedenis dorpen

3.2.1 Eenum

Eenum is van oorsprong een radiair wierdendorp. Omstreeks 1917 is de wierde afgegraven. Na 1850 vond er op beperkte schaal uitbreiding plaats. De panden werden onder andere geplaatst aan de IJzerbaan, waardoor deze straat zich verdichtte. Bij de kerk werd een boerderij met grote tweekapsschuur gebouwd. De overige uitbreiding vond voornamelijk plaats aan de Schansweg langs het Eenumermaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0005.jpg"

Afbeelding 4. Eenum (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.2 Garrelsweer

Het dorp Garrelsweer is ontstaan als zogenaamde dochternederzetting tijdens de ontginning van de Fivelboezem vanaf de bestaande wierden. Garrelsweer ligt aan weerszijden van het Damsterdiep. Dwars op het Damsterdiep lopen de Loppersumer Wijmers en de Oude Wijmers. De bebouwing bestaat uit vrijstaande panden die in het algemeen eenvoudig van aard zijn en relatief dicht op elkaar staan. Voor 1850 bestond het dorp in feite uit drie concentraties van bebouwing langs het Damsterdiep. In de tweede helft van de negentiende eeuw groeiden de dorpsdelen naar elkaar toe en ontstond een lang bebouwingslint langs het water. In het oostelijk deel van het dorp staat een zeventiende-eeuwse steenfabriek, die in 1889 werd uitgebreid met droogloodsen, een kantoor en een kantine. Voorts werden een luxe directeurswoning, een brandmeesterswoning en een dubbele arbeiderswoning gebouwd. De steenfabriek heeft tot 1969 dienst gedaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0006.jpg"

Afbeelding 5. Garrelsweer (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.3 Garsthuizen en Startenhuizen

Het dorp Garsthuizen is ontstaan in de twaalfde eeuw na aanleg van een van de eerste Fiveldijken. Hoewel Garsthuizen een dijkdorp is, staan er wel gebouwen op verhoogd terrein, gelijk een wierde. De structuur van het dorp wordt gekenmerkt door het bochtige verloop van de doorgaande weg (Kuiperijweg/Smydingheweg), die het oude tracé van de dijk volgt. Langs deze weg strekt de bebouwing zich uit. Daarnaast komt ten zuiden van de kerk nog een kleine concentratie woningen voor. Startenhuizen ligt deels in de gemeente Eemsmond en deels in de gemeente Loppersum. De grens ligt bij de Eemshavenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 6. Garstenhuizen en Startenhuizen (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.4 Huizinge

Huizinge is te kenmerken als een dorpswierde met een blokvormige verkaveling. Tussen de vorm van de wierde en de verkaveling bestaat geen duidelijke samenhang. De eerste bronvermelding van het dorp stamt uit de achtste eeuw. Het oudste en tevens markantste niet-agrarische gebouw in Huizinge is de vroeg romano-gotische dorpskerk uit de dertiende eeuw. De structuur van het dorp heeft sinds 1830 weinig of geen verandering ondergaan. Wel is de bebouwing aan verandering onderhevig geweest door vervanging, uitbreiding en verdichting. Kenmerkend voor het dorp is het wierdenreliëf met op de top van de wierde de kerk met kerkhof in samenhang met een blokverkaveld woon- en boerderijengebied op de noord, oost- en zuidflank van de wierde. Bepalend voor de structuur zijn tevens de twee doorgaande routes: de Huizingerweg/ Hoofdweg en de Ubbensweg/Smedemaweg, die de richtingen van de rechthoekige verkavelingsstructuur volgen. Opmerkelijk is de tweedeling in de dorpsstructuur, bestaande uit een dicht bebouwd noordelijk deel met overwegend kleinschalige woonbebouwing, gegroepeerd langs straten, en een extensief bebouwd zuidelijk deel met een drietal grote boerderijen in een lossere ordening. De aanwijzing van Huizinge tot beschermd dorpsgezicht is met name gericht op de ruimtelijke structuur van het dorp, in samenhang met de historische bebouwing, de beplanting en de ligging in het open agrarische landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0008.jpg"

Afbeelding 7. Huizinge (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.5 Leermens

Ook Leermens is van oorsprong een radiair wierdendorp. Begin vorige eeuw is de wierde deels afgegraven. Tot aan 1850 is de wierde spaarzaam bebouwd. Centraal op de wierde bevindt zich de dertiende-eeuwse kerk. Verder stonden er verspreid op de wierde enkele woningen en was er een kleine bebouwingsconcentratie langs het Leermenstermaar. De uitbreiding op de wierde vond vooral plaats tot 1900. Het betreft vrijstaande, overwegend eenvoudige panden. Wel werd na 1900 aan de Dieftilweg lintbebouwing gerealiseerd. De wierde is voor een groot deel onbebouwd gebleven, deze delen hebben meestal een agrarische bestemming. Veel van de oorspronkelijke bebouwing is na 1945 verbouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0009.jpg"

Afbeelding 8. Leermens (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.6 Loppersum

Het dorp Loppersum is een voorbeeld van een handelswierde. Net als het naburige Stedum had de wierde een regionale handelsfunctie in de periode dat het gebied nog grotendeels onbedijkt was. Loppersum is een wierde met een langgerekte vorm, waarop een centrale, aan weerszijden bebouwde hoofdweg loopt. De hoofdstructuur is tot stand gekomen toen het overwegend agrarische karakter van de nederzetting in de vroege middeleeuwen werd uitgebreid met handelsactiviteiten. Het lijkt aannemelijk dat het open vaarwater van de Fivel daarbij een rol heeft gespeeld. Het belang van de nederzetting tijdens de middeleeuwen kwam tot uiting in de stichting van de kerk, waarschijnlijk omstreeks 800. Speciaal voor de kerk heeft de wierde vermoedelijk een aparte uitbreiding ondergaan. In de elfde eeuw is de houten kerk vervangen door een tufstenen bouwwerk, dat op zijn beurt in de dertiende eeuw werd vervangen door de huidige, forse bakstenen kerk. De stichting van de kerk en de regionale handelsfunctie hebben een belangrijke rol gespeeld in de middeleeuwse ontwikkeling van Loppersum. Behoudens kleine veranderingen en aanpassingen in het bebouwingspatroon en de infrastructuur is de lineaire hoofdopbouw van het dorp sinds 1830 niet in structurele zin gewijzigd. De negentiende- en twintigste-eeuwse uitleg van de plattegrond vindt geheel buiten en voor een groot deel parallel aan de lineaire hoofdstructuur plaats. Van belang zijn de ruimtelijke gevolgen die optraden door wijzigingen in de vervoersinfrastructuur: de afname van het vervoer over water en het toenemende belang van landverbindingen. De aanleg van de spoorlijn Groningen-Delfzijl ten noorden van de dorpskom leidde tot het ontstaan van een villabebouwing tussen kerkplein en station. Het vervolg daarop is de eind negentiende-eeuwse ontwikkeling van renteniers- en middenstandswoningen langs de doorgaande wegen ten noorden en ten zuidwesten van de kom. Eenzelfde ontwikkeling vond plaats rondom de kerk en langs de Nieuwstraat. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden de woonwijken tussen de spoorlijn en de dorpskom. De kom van Loppersum is in 1987 aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het beschermingsbelang van Loppersum is vooral gelegen in de kenmerkende historisch ruimtelijke hoofdstructuur, opgebouwd uit de Lagestraat, de Hogestraat en de kerksituatie. Deze structuur wordt op herkenbare wijze ondersteund door de dorpsbebouwing, die deels historische kenmerken vertoont, en door de inrichting van de openbare ruimte. Vooral de monumentale kerksituatie en de grotendeels aanwezige opvaart dragen hiertoe bij. In 2009 is het beschermde dorpsgezicht uitgebreid met het gebied rondom het station.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0010.jpg"

Afbeelding 9. Loppersum (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.7 Middelstum

Middelstum ligt op een uitgestrekt wierde, die is opgebouwd uit enkele hoogten die nog steeds afzonderlijk zijn te onderscheiden. Deze hoogten zijn opgenomen binnen een radiale structuur, die wordt gevormd door een radiaal padenstelsel en een ringweg. De structuur, die geldt als een van de omvangrijkste in Noord-Nederland, is op de zuidelijke helft van de wierde zeer regelmatig. Binnen de minder regelmatige noordelijke helft liggen twee borgterreinen die als zodanig nog deels herkenbaar zijn. Het is met name deze kenmerkende radiale structuur die in samenhang met de bebouwing de aanwijzing van Middelstum als beschermd dorpsgezicht rechtvaardigt. De feitelijke ouderdom van de nederzetting is door gebrek aan bodemkundige en archeologische gegevens niet bekend. Uit bronnen vanaf de veertiende eeuw zijn vermeldingen bekend van de in het dorp gelegen borgen Asinga en Mentheda. Beide terreinen liggen binnen de radiale structuur. De borgen zijn in de achttiende eeuw gesloopt. In de loop van de negentiende eeuw vond binnen de radiale structuur een verdichting van de bebouwing plaats. Aan het einde van de negentiende eeuw en in het begin van de twintigste eeuw kon door gunstige vervoersmogelijkheden over water de nijverheid in het dorp verder tot ontwikkeling komen. Deze nijverheid, waarvan een houtzaagmolen, een oliemolen, een zuivelfabriek en een steenfabriek de belangrijkste exponenten vormden, concentreerde zich langs het Boterdiep. Voor 1940 was veel van deze industrie alweer verdwenen. Ten dele als gevolg van vorengenoemde nijverheid kwamen in de twintigste eeuw rondom de wierde omvangrijke woonwijken tot stand: voor de Tweede Wereldoorlog tussen de wierde, de weg naar Onderdendam en het Boterdiep, na 1945 aan de andere zijden van de wierde. Op de wierde zelf vonden rond 1960 ingrijpende veranderingen plaats toen op het centrale deel het oude gemeentehuis en de uit 1877 daterende school werden gesloopt. Op de plaats van de school werd een nieuw gemeentehuis gebouwd, op de plaats van het oude gemeentehuis werd een plein aangelegd. De oorspronkelijke borggracht van het Asingaterrein werd voorts gedempt om een verbreding van de Grachtstraat en de Burchtstraat mogelijk te maken. Het centrum van Middelstum is in 1987 aangewezen als beschermd dorpsgezicht. In 2009 is het beschermd dorpsgezicht uitgebreid met de bebouwing ten noorden van de Burgemeester van Ankenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0011.jpg"

Afbeelding 10. Middelstum (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.8 Oosterwijtwerd

Oosterwijtwerd is van oorsprong een radiair wierdendorp. Een aantal waterwegen komen bij het dorp samen: het Eenumermaar en het Godlinzermaar. In het begin van de vorige eeuw is de wierde deels afgegraven. De ringweg is helemaal verdwenen. Het wegenpatroon wordt thans alleen nog gevormd door de radiale paden. Rond 1850 bestond het dorp uit bebouwing aan weerszijden van de Dorpsstraat. De uitbreiding vond voornamelijk plaats na 1900 aan de uitvalsweg naar het zuiden, de Damsterweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0012.jpg"

Afbeelding 11. Oosterwijtwerd (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.9 Stedum

Stedum is van oorsprong een wierdendorp met een langgerekte, min of meer rechthoekige verkavelingsstructuur. Net als Loppersum is het een voorbeeld van een handelswierde, die een regionale functie had in de tijd dat de wierdencultuur zich optimaal manifesteerde. De ligging van Stedum aan het vaarwater van de Fivel heeft hier vermoedelijk aan bijgedragen. In de negende of tiende eeuw werd op de wierde in het dorp al een kerk gesticht. Omstreeks 1100 werd het oorspronkelijke houten gebouw vervangen door het huidige gebouw van steen. Rond 1250 is de bouw van de forse kerk voltooid. Ten noorden van het dorp is rond 1400 de borg Nittersum gebouwd. Op het borgterrein hebben achtereenvolgens drie of vier borgen gestaan, waarvan de laatste in 1818 werd afgebroken. Naast de vroegtijdige verdichting van de bebouwing langs de Hoofdstraat vond de uitbreiding van de bebouwing vooral plaats aan de zuid- en westzijde van de wierde: nabij de opvaart van de haven en langs de buitenzijde van het kerkterrein. Door verplaatsing van boerderijen naar het gebied buiten de wierde trad gaandeweg een verdere vermindering van het agrarische karakter van het dorp op. Gedurende de negentiende en twintigste eeuw trad vooral langs de uitvalswegen een gestage verdichting op van de bebouwing als aanvulling op de wierdenstructuur. Hetzelfde geldt voor de verdichting en de vervangende bebouwing van de wierdenbebouwing zelf. Met name de handelsfunctie, de stichting van de kerk en de borg Nittersum zijn bepalend geweest voor de ontwikkeling van het oude Stedum. Een en ander komt tot uiting in de langwerpige hoofdstructuur van het dorp. De hoofdas wordt gevormd door de Hoofdstraat, die van het deels door bebouwing omsloten kerkterrein naar het voormalige borgterrein loopt. Het centrale gedeelte van Stedum is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het beschermingsbelang is vooral gelegen in de historische-ruimtelijke hoofdstructuur, opgebouwd uit de Hoofdstraat en de kerksituatie. Deze structuur wordt ruimtelijk ondersteund door de dorpsbebouwing, die deels historische karakteristieken vertoont en door de inrichting van de openbare ruimte, waaraan met name de kenmerkende en monumentale kerksituatie bijdraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0013.jpg"

Afbeelding 12. Stedum (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.10 Toornwerd

Toornwerd is een radiaire wierde, die eind negentiende eeuw is afgegraven. Het radiaire verkavelingspatroon van de wierde zet zich voort in het omringende landschap en sluit aan bij de radiaire verkaveling van de wierde van Middelstum. Rond 1850 stonden er verspreid op de wierde enkele boerderijen en arbeiderswoningen. In de jaren twintig van de vorige eeuw werden buiten de wierde negen arbeiderswoningen gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0014.jpg"

Afbeelding 13. Toornwerd (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.11 Westeremden

Het ontstaan van de dorpswierde Westeremden gaat in eerste aanleg terug tot het begin van de jaartelling. Het oudste vondstmateriaal dateert uit de tweede eeuw na Christus. Tot in de Karolingische tijd wordt de wierde voortdurend verhoogd en uitgebreid. De ontwikkeling leidt tot een min of meer cirkelvormig opgebouwde dorpswierde. Naar alle waarschijnlijkheid schuiven de oudste bouwplaatsen gaandeweg naar de buitenkant van de wierde, waarbij het centrale deel van de wierde ruimte biedt aan niet-agrarische functies. Deze ontwikkeling start met de kerkstichting in de periode van de negende- elfde eeuw en zette zich in versterkte mate voort na het begin van de systematische dijkaanleg (elfde eeuw). Naast de agrarische bestaansbasis kwam het accent van de verzorgende functies rond 1200 te liggen op kerkelijk terrein. In deze tijd heeft het geestelijk onderwijs in Westeremden een bovenregionale functie, vanwege de nauwe betrekkingen met het klooster Bloemhof in Wittewierum. In het begin van de negentiende eeuw bestond de wierdenbebouwing naast kerkelijke gebouwen en enkele boerderijen in hoofdzaak uit kleinschaliger huizen van dagloners, ambachtslieden en handelaren. In de periode hierop verdubbelde het aantal gebouwen zich door verdichting, met name langs de Dorpsweg en de Kosterijweg. Tevens ontstonden bebouwingsconcentraties langs het wegenpatroon aan de buitenzijde van de wierde. Begin 1900 is een groot deel van de wierde afgegraven. Deze afgravingen betroffen vrijwel de gehele, nagenoeg onbebouwd gebleven zuidelijke en westelijke wierdensector. De kom van Westeremden is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het beschermde dorpsgezicht omvat de gehele historisch-ruimtelijke structuur van de dorpswierde inclusief de afgegraven segmenten, binnen en ten dele buiten de wierdencontouren. Doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0015.jpg"

Afbeelding 14. Westeremden (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.12 Westerwijtwerd

Van oorsprong is Westerwijtwerd een radiaire wierde. Deze wierde is echter ontvolkt geraakt, onder meer omdat het dorp zich na de bouw van de kerk in de dertiende eeuw tussen de wierde en het gehucht Engeweer naar de omgeving van de kerk verplaatste. De wierde is eind negentiende en begin twintigste eeuw afgegraven en er rest thans nog een boerderij. De huidige dorpsbebouwing is voornamelijk gesitueerd aan de westzijde van de Westerwijtwerdermaar. De woningen staan langs het water en langs de doorgaande weg, de Dorpsweg. In de nabijheid van het dorp komen verspreid enkele boerderijen voor. Verschillende oude panden zijn vernieuwd of vervangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0016.jpg"

Afbeelding 15. Westerwijtwerd (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.13 Wirdum

Wirdum is van oorsprong een radiair wierdendorp. Het dorp heeft zich voornamelijk ontwikkeld langs het Wirdumermaar en sluit aan op de bebouwing langs het Damsterdiep. Van de oorspronkelijke bebouwing op de wierde is veel verbouwd of vervangen door nieuwbouw. De wierde is voorts gedeeltelijk afgegraven. Voor 1850 bestond het dorp uit twee delen: in het noorden lag de wierde en in het zuiden was er lintbebouwing langs het Damsterdiep. In de tweede helft van de negentiende eeuw groeiden beide dorpsdelen naar elkaar toe door middel van lintbebouwing langs het Wirdumermaar. Deze lintbebouwing bestaat uit eenvoudige, vrijstaande woonhuizen die op de weg zijn gericht en met de achterkant naar het water staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0017.jpg"

Afbeelding 16. Wirdum (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.14 't Zandt

Het dorp 't Zandt is een dijkdorp, ontstaan langs twee dijken in de Fivelboezem: een oost-west lopende dijk uit de periode 1192-1249 en een haaks daarop staande dijk uit 1249. Later zijn op de dijken de Molenweg en de Hoofdstraat aangelegd. Evenwijdig aan de Molenweg loopt de Oosterstraat. Het dorp heeft zich in hoofdzaak ontwikkeld langs deze drie straten. De oudste bebouwing bevindt zich rond de oude kerk aan de Hoofdstraat. Aan de Oosterstraat richting het haventje aan het Zandstermaar is rond 1850 lintbebouwing tot stand gekomen. In de tweede helft van de negentiende eeuw breidde het dorp zich voornamelijk uit in de vorm van lintbebouwing langs de Hoofdstraat. Na 1900 vond er verdere verdichting en uitbreiding plaats van het lint.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0018.jpg"

Afbeelding 17. t' Zandt (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.15 Zeerijp

Zeerijp is een van de oudste dijkdorpen in de gemeente, ontstaan langs een van de eerste dijken in de Fivelboezem. De hoofdstructuur wordt gevormd door de oost-west lopende Borgweg, die het dijktracé volgt, en de haaks hierop staande Molenweg. Halverwege de negentiende eeuw is de bebouwing zeer beperkt. In het westen bevindt zich een kleine concentratie, bestaande uit de veertiende-eeuwse kerk en enkele woningen en boerderijen. Verder staan er verspreid aan de weg nog een paar woningen en een enkele boerderij. In de tweede helft van de negentiende eeuw vulde de bebouwing aan de Borgweg zich verder op. Ook werden langs een aantal dwarswegen woningen gebouwd. Na 1900 vond verdere verdichting plaats in de linten aan de Borgweg en de Molenweg. De bebouwing varieerde van vrij eenvoudige arbeiderswoningen tot luxere burgerwoningen en boerderijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0019.jpg"

Afbeelding 18. Zeerijp (bron: Welstandsnota Loppersum)

3.2.16 Zijldijk

Zijldijk is ontstaan aan een noord-zuid lopende Fiveldijk uit 1317. Het dorp dankt zijn naam aan de zijl (=sluis) die in de dijk werd geplaatst. De meeste bebouwing dateert van voor 1850. Toentertijd strekte het lint zich uit van noord naar zuid met eenvoudige woningen en grote boerderijen. Na 1850 breidde het dorp zich niet noemenswaardig uit. Hier en daar is bestaande bebouwing vervangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0020.jpg"

Afbeelding 19. Zijldijk (bron: Welstandsnota Loppersum)

Hoofdstuk 4 Karakteristieke panden en gebieden

4.1 Inleiding

Vanuit de gemeentelijke wens om de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en in het bijzonder het erfgoed te behouden heeft de gemeente een inventarisatie gemaakt van het erfgoed in de gemeente. Daarbij is in eerste instantie gekeken naar karakteristieken op pandniveau. Binnen de gemeente zijn diverse gebieden aanwezig met bijzondere kwaliteiten die kenmerkend zijn voor de eigenheid van de gemeente Loppersum. De kwaliteiten van deze gebieden zitten niet alleen in de aanwezige bebouwing, maar overstijgen vaak het niveau van het individuele pand.

Om te komen tot karakteristieke panden en karakteristieke gebieden in de gemeente, is het van belang in beeld te brengen waar deze karakteristiek uit bestaat. Voorliggende hoofdstukken hebben een beeld gegeven van de kenmerken van het landschap, de karakteristieken en kwaliteiten van de dorpen en van de kenmerkende bebouwingstypologie.

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet op welke wijze de selectie en waardering van karakteristieke panden en karakteristieke gebieden tot stand is gekomen.

4.2 Karakteristieke en beeldbepalende panden

4.2.1 Inventarisatie panden

De inventarisatie richt zich op de historische bebouwing waarbij gekeken is tot kort na de Tweede Wereldoorlog. Daarmee zijn alle historisch bouwperioden en stijlen tot en met de zogenaamde Wederopbouw-architectuur in ogenschouw genomen. Zo zijn alle voor 1950 gebouwde panden in de gemeente Loppersum bekeken en beoordeeld. De eerste analyse is gedaan met gebruikmaking van bestaande informatie over ouderdom van panden en eerdere karakteristieke aanduidingen en op basis van visuele waarneming. Werd een adres na deze eerste beoordeling als karakteristiek gezien dan volgde een verdere uitwerking met motivering en foto.

4.2.2 Nadere typering bebouwing

De meest bepalende bouwwerken in het buitengebied van de gemeente Loppersum zijn de boerderijen. In de dorpen is de verscheidenheid aan bebouwingstypologie groter. Naast woonhuizen gaat het daarbij ook om winkels, kerken, scholen, overheidsgebouwen en dergelijke.

Voor wat de boerderijen betreft is een nadere typering zinvol om daarmee de beschrijvingen bondig te houden. Er valt onderscheid te maken in enkele hoofdgroepen met daarbij behorende subgroepen:

  • 1. Kop-hals-romp type (geschakelde bouwvolumes)

De kop-hals-rompboerderij komt in het hele noordelijke kustgebied voor en heeft een kenmerkende gelede vorm, waarbij het voorhuis door een lagere hals met het grote schuurvolume is verbonden. Het woondeel van de boerderij is dus zichtbaar gescheiden van het bedrijfsdeel. Bij de latere typen wordt de kop van de boerderij vaak uitgevoerd als dwarshuis. De kop-hals-rompboerderij in Groningen stamt uit de zeventiende eeuw en wordt gebruikt voor zowel veeteelt als akkerbouw. In de gemeente komt de kop-hals-romp boerderij veelvuldig voor. De kop-hals-rompboerderij heeft een directe relatie met de agrarische ontwikkeling van de gemeente en is daarom van grote cultuurhistorische waarde. De bouwvorm wordt als streekeigen beschouwd.

Op het Hogeland liggen boerderijen dikwijls op een wierde. Bij de plaatsing op de wierde is niet de positie van de boerderij ten opzichte van de weg leidend, maar ten opzichte van het land. Door de wierden en de onregelmatigheid van het landschap is over de plaatsing geen eenduidige uitspraak te doen. Achter het woonhuis kunnen één, twee of zelfs drie bedrijfsgebouwen naast elkaar staan.

Op het Hogeland is veel (dorps)bebouwing uitgevoerd als dwarshuis. Het dwarshuis is een overwegend symmetrisch woonhuis met de nok haaks op de kavelrichting en evenwijdig aan de weg. De eerste voorbeelden van een dwars geplaatst huis komen in de late middeleeuwen voor. De echte opkomst vindt plaats in de negentiende eeuw. Dwarshuizen komen in grotere en kleinere varianten voor als huisvesting van arbeiders, de middenstand, notabelen en rentenierende herenboeren.

De uitvoering varieert van sober tot rijk gedecoreerd. De villa's die vanaf omstreeks 1900 worden gebouwd, zijn in uiteenlopende architectuurstijlen uitgevoerd. Het Groninger dwarshuis is een uiting van streekeigen bouwen en is nauw verbonden met de geschiedenis van de provincie Groningen en van de gemeente en is daarom van grote cultuurhistorische waarde.

Kort samengevat:

  • traditioneel type met nokrichting allemaal gelijk
  • dwarshuis type (woonhuis dwars voorgeplaatst, veelal als latere uitbreiding van het woongedeelte)
  • soms ook zonder de 'hals'
  • Villa type (veelal later toegevoegd woonhuis in rijke architectonische taal)

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0021.jpg"

Afbeelding 20. Kop-hals-romp boerderij met uitbouw aan de hals (nabij Leermens)

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0022.jpg"

Afbeelding 21. Kop-romp boerderij nabij Zeerijp

  • 2. Krimpentype (met versmallingen (krimpen) naar het woongedeelte)

In Noord-Groningen komen veel Oldambster boerderijen voor. Bij het Oldambtster boerderijtype is de schuur en het voorhuis van de boerderij onder een doorlopende noklijn ondergebracht, waarbij de schuur via sprongsgewijze versmallingen, de zogeheten krimpen, overgaat in het voorhuis. Vergrotingen van de schuurruimte vinden plaats door het toevoegen van een al dan niet haaks geplaatste bijschuur of door verdubbeling van de hoofdschuur. Ook driekapsschuren komen voor.

Het type is nauw verbonden met de agrarische geschiedenis van deze streek en is daarom van grote cultuurhistorische waarde. De bouwvorm komt veel in Groningen voor en wordt gezien als een uiting van streekeigen bouwen. Juist de relatief grote schaal van het type boerderij en de statige, sobere, doch strenge voorgevel kunnen worden gezien als een gebiedseigen kwaliteit.

Verwant aan het Oldambtster boerderijtype is het krimpenhuis. Kleinere boerderijen en arbeiderswoningen zijn in dit type uitgevoerd. Het is veel voorkomend bouwwerk in Noord-Groningen met een vaak sober karakter. Het brede achterhuis gaat over in een smaller woongedeelte. Het type is nauw verbonden met de geschiedenis van de provincie en is daarom van grote cultuurhistorische waarde.

Kort samengevat:

  • Algemeen voorkomend ook voor kleine boerderijen en/of arbeiderswoningen
  • Oldambtstertype (vanwege royale maatvoering en vaak met zaadzolders)
  • Stelpboerderij (alles onder één nok en nauwelijks/geen krimpen)

Voor veel boerderijen geldt dat ze een rijke ontwikkeling kennen. Ze zijn gegroeid in omvang of zijn door de tijd heen op onderdelen aangepast. Dat geldt met name voor boerderijen die op een wierde liggen. Juist daar kunnen veel oude bewoningssporen liggen die niet allemaal meer zichtbaar zijn. Mede daardoor zijn wierden ook vanuit de archeologie interessant. Bij de inventarisatie is vooral gekeken naar het huidige exterieur van de gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0023.jpg"

Afbeelding 22. Krimpentype Oosterwijtwerd (in dit geval met verspringing in nokhoogte)

Bijschuren
Kenmerkend op het Groningerland is dat bij veel boerderijen de behoefte bestond aan veel opslagcapaciteit. Meest opvallend zijn daarbij de volgende modellen:

  • Aanbouwen van bijschuur (evenwijdig aan of haaks op de hoofdschuur);
  • Verdubbeling van de hoofdschuur (soms zelfs tot meer);
  • Vrijstaande schuren.

Bijschuren worden als kenmerkend meegenomen als ze onderdeel zijn van een karakteristieke of beeldbepalende boerderij.

Waardevolle erven
Bij veel waardevolle boerderijen is tevens sprake van een waardevol erf. Het gaat daarbij om de totale structuur van het erf met bebouwing, beplanting en eventueel een gracht.

4.2.3 Waardering van panden

De aanwijzing tot karakteristiek of beeldbepalend pand moet navolgbaar zijn, logisch en goed onderbouwd. Aan de hand van een wegingssysteem is bepaald of een pand al dan niet karakteristiek is. Daarmee wordt een objectivering nagestreefd. Bij de beoordeling van de bebouwing wordt gekeken naar:

  • cultuurhistorische aspecten, zoals ontstaansgeschiedenis en lokaal belang;
  • stedenbouwkundige aspecten, zoals ligging en ensemble;
  • architectonische aspecten, zoals bouwstijl, zeldzaamheid en herkenbaarheid;
  • technische staat, zoals gaafheid en kwaliteit van het exterieur.

Cultuurhistorische aspecten
Met cultuurhistorische waarde wordt aangegeven in hoeverre het gebouw en/of de functie als kenmerkend voor de ontwikkeling van de streek mag worden beschouwd. Dit aspect geeft tevens een indicatie van de historische waarde van het object.

Stedenbouwkundige aspecten
Met stedenbouwkundige waarde wordt aangegeven in hoeverre het bouwwerk bepalend is voor de ruimtelijke karakteristiek van de plek en/of de streek. Zodra bouwwerken een opvallende ligging (bij voorbeeld hoekpanden) en/of met bijzondere verschijningsvorm (onder meer als gevolg van de functie) kunnen deze waarden meer aanwezig zijn. Indien sprake is van nadrukkelijke onderlinge samenhang dan scoort het ook op dit punt.

Architectonische aspecten
Met architectonische waarde wordt een duiding gegeven van de kwaliteit van het object zelf. Het gaat hierbij om de mate waarin het gebouw bepaalde historische stijlkenmerken toont.

Technische staat in de zin van gaafheid en kwaliteit
Het gaat hierbij om de beoordeling van het exterieur. Gekeken wordt naar de kwaliteit van de oorspronkelijke hoofdvorm en gevels (voor zover waarneembaar). Indien er veelvuldige verbouwingen hebben plaatsgevonden of er sprake is van een sterk verwaarloosde situatie zal hier een geringe score op gegeven worden.

Waardeoordeel en status van een pand
Op elk van de vier thema's is bij dit onderzoek een score bepaald:

  • 1 = redelijk waardevol;
  • 2 = waardevol;
  • 3 = zeer waardevol.

De bebouwing die naar aanleiding van het onderzoek voldoende gescoord heeft, werd voorzien van de aanduiding identiteit bepalend, beeldbepalend of structuurbepalend. De waarderingen zijn vertaald naar een conclusie waarbij onderscheid is gemaakt tussen:

  • 1. Identiteit bepalende bebouwing. In dit geval moet tenminste op stedenbouwkundige én op architectonische waarden 3 punten gescoord worden. Op de overige onderdelen moeten tenminste 1 punt gescoord worden.
  • 2. Beeldbepalende bebouwing. Voor deze bebouwing geldt dat ze architectonisch maximaal scoren. Op de overige onderdelen moeten tenminste 1 punt gescoord worden.
  • 3. Structuurbepalende bebouwing. Hiervoor geldt dat er maximaal gescoord moet worden op stedenbouwkundige aspecten. Op de overige onderdelen moeten tenminste 1 punt gescoord worden.

De objecten die voldoende scoren krijgen een motivatie waarom het als zodanig is gewaardeerd. Dit zijn beknopte motivaties en geen zwaar opgetuigde redengevende omschrijvingen zoals bij monumentaanwijzingen.

Als ook het erf waardevol is, staat dat vermeld. Een waardevol erf is daarmee een extra 'plus' naast de bebouwing. Overigens scoort in dat geval de bebouwing ook hoger op het stedenbouwkundige onderdeel, omdat de stedenbouwkundige samenhang tussen bebouwing en omgeving groot is. De erven zijn niet specifiek beschermd maar bij (her)ontwikkelingsplannen zal wel rekening worden gehouden met het waardevolle erf en de landschappelijke inrichting.

4.2.4 Resultaat inventarisatie

Vanuit de inventarisatie is een nadere afweging gemaakt waarbij is beoordeeld of alle categorieën bebouwing (identiteit bepalende, beeldbepalende, structuurbepalende) op dezelfde wijze naar een regeling dienen te worden vertaald. Dit vanwege het feit dat er relatief veel panden in beeld zijn gebracht terwijl niet alle panden even belangrijk geacht worden voor het (mede)bepalen van de identiteit van Loppersum.

Het is evident dat de identiteit bepalende panden de meeste aandacht verdienen. Deze panden hebben de hoogste score gekregen. Voor die categorie wordt dan ook een meer uitvoerige regeling uitgewerkt waarin op pandniveau een vergunningstelsel voor ver- en/of herbouw wordt opgenomen. Het gaat hier om ca 330 adressen.

Voor de categorie beeldbepalend en structuurbepalend geldt dat hun waarde ook vooral afhangt van de relatie tot de ligging en hun omgeving. Dat maakt dat ook die omgeving er toe doet en betrokken zou moeten worden bij nieuwe ontwikkelingen. Met dat in het achterhoofd is de benadering om een gebiedsgerichte regeling te maken die erop toe ziet dat er niet zo maar gesloopt kan worden. Via de gebiedsbenadering geldt dan een regeling die inhoud geeft aan de uitspraak 'geen sloop zonder plan'. Dit betekent dat een vergunning wordt verleend indien duidelijkheid bestaat over de nieuwe invulling van de locatie en overeenstemming is bereikt over de uitvoering daarvan.

De inventarisatie is met eigenaren/bewoners en belanghebbenden gedeeld en heeft geleid tot reacties (zie ook hoofdstuk 6). Tevens is met belangrijke vertegenwoordigers (stakeholders) gesproken en dat heeft onder meer geleid tot een extra inspanning om nog goed te kijken naar de betekenis van een aantal panden. Dit vanwege de specifieke vaak bijzondere functie dan wel de betrokkenheid van bekende lokale of gemeentelijke ontwerpers. Als gevolg hiervan zijn daarmee nog 34 panden toegevoegd aan de lijst. De betreffende eigenaren/bewoners zijn daarvan op de hoogte gesteld (zie ook hoofdstuk 6).

Op basis van bovenstaande is een indeling ontstaan naar karakteristieke panden.

Samengevat:
Karakteristieke panden zijn panden die vanwege hun ligging en hun verschijningsvorm van belang zijn voor de (afleesbaarheid van) de cultuurhistorie van de gemeente Loppersum. Het zijn de bijzondere parels in de dorpen en in het buitengebied van de gemeente.

Het gaat om de adressen die als identiteit bepalend pand zijn aangewezen. De betreffende panden zijn voorzien van een motivatie. Dat zijn beknopte motivaties en geen zwaar opgetuigde redengevende omschrijvingen zoals bij monumentaanwijzingen.

Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn de locaties opgenomen. Daarbij is (via de regels) een link aangemaakt naar een externe website waarop de verzamelde nadere informatie is te raadplegen.

4.3 Karakteristieke gebieden en beschermde dorpsgezichten

Binnen de gemeente zijn diverse gebieden aanwezig met bijzondere kwaliteiten die kenmerkend zijn voor de eigenheid van de gemeente Loppersum. De kwaliteiten van deze gebieden zitten niet alleen in de aanwezige bebouwing, maar overstijgen vaak het niveau van het individuele pand. Te denken valt bijvoorbeeld aan een dorp als Toornwerd, waar de kwaliteiten niet (alleen) in de bebouwing zitten, maar vooral ook in de samenhang met de omgeving (zoals de radiale verkaveling) en in de dorpse structuur met een ossengang, de kerk in het hart van de wierde, de doorzichten naar de omgeving etc.

Om de bijzondere kwaliteiten van deze gebieden te kunnen behouden en versterken heeft de gemeente karakteristieke gebieden aangewezen. Voor elk van deze gebieden ontwikkelt de gemeente beleid op maat.

Voor het bepalen van deze karakteristieke gebieden is gekeken naar die gebieden die kenmerkend zijn voor de ontwikkelingsgeschiedenis van de gemeente Loppersum, het 'verhaal' van de gemeente vertellen en daarmee dragers zijn van de karakteristiek van de gemeente. Daarbij valt te denken aan de oude wierdedorpen en de groei van de oude kernen richting nieuwe treinstations.

Om de karakteristieke gebieden te kunnen duiden en begrenzen is gebruik gemaakt van GIS-data, historische kaarten en vooral ook van informatie vanuit de welstandsnota. Deze nota kent een indeling die is gebaseerd op de identiteit van het gemeentelijk grondgebied.

Na bestudering van de mogelijkheden is gekozen om de welstandsgebieden: beschermd dorpsgezicht, historische kern, bebouwing langs uitvalswegen en de vooroorlogse geplande buurt samen aan te wijzen als de karakteristieke gebieden van de gemeente Loppersum (zie afbeelding 23). De gebieden zijn op basis van het overleg met stakeholders (vooral de lokale deskundigen) nog enigszins aangepast en daarna doorvertaald naar de verbeelding en de online viewer. Op de online viewer worden deze karakteristieke gebieden als waardevol gebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BP1002-VG01_0024.jpg"

Afbeelding 23. Gebieden die samen als karakteristiek gebied zijn aangemerkt

Voor deze gebieden geldt dat de cultuurhistorische betekenis voor een belangrijk deel wordt bepaald door de onderlinge samenhang van de bebouwing.

Beschermde dorpsgezichten
De door het Rijk aangewezen beschermde dorpsgezichten maken, zoals hierboven beschreven, onderdeel uit van de karakteristieke gebieden. Voor de beschermde dorpsgezichten geldt ook de verplichting dat op grond van de Monumentenwet/Erfgoedwet er een voldoende beschermende werking geregeld dient te worden. Daarin voorzagen de vigerende bestemmingsplannen en dat wordt in dit samenhangende bestemmingsplan voor cultureel erfgoed, opnieuw geregeld.

Samengevat
Karakteristieke gebieden: in een aantal gebieden is de samenhang tussen de historisch gegroeide situatie en de individuele bebouwing dermate belangrijk dat een eventuele wijziging daarin als gevoelig kan worden beschouwd. Het gaat hier niet alleen om beschermde dorpsgezichten (met hun eigen specifieke regeling) maar ook om andere delen van het gemeentelijk grondgebied.

Het verschil tussen een beschermd dorpsgezicht en een karakteristiek gebied, zoals opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan, zit hem in het volgende:

  • 1. Voor een karakteristiek gebied geldt dat het aanwezige straat-, bebouwings- en/of landschapsbeeld moet worden behouden. In een karakteristiek gebied geldt 'geen sloop zonder plan'. Dit betekent dat een vergunning alleen wordt verleend indien duidelijkheid bestaat over de nieuwe invulling van de locatie. Het behouden van het aanwezige straat-, bebouwings- en/of landschapsbeeld geldt ook voor het beschermd dorpsgezicht, maar daarnaast worden in het beschermd dorpsgezicht ook eisen gesteld aan de bebouwing zelf. Dit is vastgelegd in de bouwregels en er kunnen ook nadere eisen worden gesteld.
  • 2. Voor het beschermd dorpsgezicht geldt in tegenstelling tot het karakteristiek gebied, een aanlegvergunningstelsel, dit is met name bedoeld voor het openbaar gebied: de straten en wegbeplanting.
  • 3. Voor zowel het karakteristiek gebied als het beschermd dorpsgezicht geldt een sloopvergunningstelsel. Echter zit hier wel een verschil tussen. In het karakteristiek gebied gaat het met name om het voorkomen van de aantasting van het stedenbouwkundig of landschappelijk beeld. Bij het beschermd dorpsgezicht wordt meer gefocust op het pand en de bijdrage die een pand heeft aan de waarde van het beschermd dorpsgezicht. Ook moet bij het beschermd dorpsgezicht advies worden ingewonnen bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed voordat een sloopvergunning kan worden afgegeven.

Ter aanvulling op de bestaande spelregels (zoals bestemmingsplan en welstandsnota) wil de gemeente een heldere regeling om een omgevingsvergunning voor het slopen te kunnen verlenen. Meest bepalend daarin is dat de sloop niet dient te leiden tot onevenredige aantasting van de kenmerkende waarden en dat er helderheid bestaat over de nieuwe invulling.

Hoofdstuk 5 Archeologie

5.1 Onderzoek en beleid

Archeologische waarden dienen op grond van de Monumentenwet/Erfgoedwet te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient dan ook rekening te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.

Noord-Groninger gemeenten hebben gezamenlijk inhoud gegeven aan het archeologiebeleid op basis van specifiek onderzoek (RAAP-rapport 1732; 2008). Kern van dat beleid is de Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart die in december 2015 zijn geactualiseerd voor de gemeente Loppersum. In deze actualisering zijn de kaartlagen hoge en lage verwachting, boerderijplaatsen, wierden, AMK-terreinen en Beekdalen gewijzigd. De hoge en lage verwachtingswaarden zijn aangepast op de basis van de aanwezige bodemkundige eenheden, de fysisch geografische kaart en het Actuele Hoogtebestand van het gebied. Op basis van deze kaarten zijn bepaalde eenheden, zoals de kwelder- en oeverwallen, als gebieden met een hoge verwachting op de kaart gezet. De boerderijplaatsen zijn aan de hand van HISGIS, WatWasWaar, de Atlas de Provincielanden, de Atlas de Stadslanden, de ommelander plaatsen, recente luchtfoto's en, indien beschikbaar, boerderijboeken nagelopen. Een aantal boerderijplaatsen zijn verwijderd en een aantal zijn toegevoegd. De kaartlaag 'Wierden' is aangevuld met enkele wierden en de kaartlaag AMK-terreinen is vervangen door de nieuwste versie (d.d. medio 2014) die door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beschikbaar is gesteld. Als laatste is de kaartlaag Beekdalen herzien op basis van de bodemkaart, de fysisch geografische kaart en het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

In het rapport wordt onderscheid gemaakt in vier typen gebieden:

  • 1. Wettelijk beschermde archeologische monumenten;
  • 2. Archeologisch waardevolle gebieden (niet-beschermde AMK-terreinen, wierden, borgen, boerderijplaatsen, ARCHIS-waarnemingen en de wemen);
  • 3. Gebieden van archeologisch belang (historische kernen);
  • 4. Archeologische onderzoeksgebieden (hoge verwachtingen van de verwachtingskaart en de beek- en rivierdalen).

5.2 Uitgangspunten bestemmingsplan

De indeling in vier typen gebieden is leidend voor de beleidsbepaling ten aanzien van archeologie. Oftewel, en zoals in een aantal vigerende plannen al werd toegepast, is er een indeling gemaakt in vier beschermingniveaus voor archeologie. Op deze wijze worden de in de gemeente Loppersum voorkomende archeologische (verwachtings)waarden weergegeven op de verbeelding en voorzien van specifieke regels die voortvloeien uit het archeologiebeleid.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In de voorbereiding van dit bestemmingsplan is uitvoerig contact gezocht met eigenaren/bewoners en belanghebbenden om uitleg te geven over de inventarisatie van karakteristieke panden. Hiervoor zijn in juni 2016 twee openbare inloopbijeenkomsten georganiseerd. Alle betrokkenen konden via een webomgeving kennis nemen van de gegevens. Na deze bijeenkomsten was er inspraak mogelijk en dat heeft geleid tot diverse reacties. In een Nota Inspraak (Bijlage 1 Inspraaknota aanwijzing karakteristieke panden in de gemeente Loppersum) zijn deze reacties samengevat en van een beantwoording voorzien.

Tegelijkertijd is er met vertegenwoordigers (stakeholders) overleg gevoerd om kennisuitwisseling, ervaringen en resultaten te delen. Deze stakeholders bestonden uit afgevaardigden van de provincie Groningen, Libau monumentencommissie, Nationaal Coördinator Groningen, LTO Noord, Historische verenigingen, Groninger Bodem Beweging en betrokken bewoners. Hiervoor zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd. Dit heeft onder meer geleid tot een nadere bepaling over de inhoud van de voorliggende regeling. Ook is er extra overleg geweest over de resultaten van de inventarisatie en de mogelijkheid om daar aanvullingen op te laten plaatsvinden. Dit heeft geleid tot een uitbreiding van de lijst met 34 adressen. Ook voor deze eigenaren/bewoners zijn informatieve bijeenkomsten georganiseerd (twee avonden).

Het bestemmingsplan is voor overleg toegezonden aan de wettelijke overlegpartners. Er is een reactie ontvangen van de Provincie Groningen en van het Waterschap. Beide overlegreacties zijn als Bijlage 2 Overlegreacties bij dit plan gevoegd.

Op verzoek van het Waterschap is in de regels in de artikelen 4, 5 en 6 toegevoegd dat de waterbeheerder om advies moet worden gevraagd bij het permanent verlagen van het waterpeil.

Op verzoek van de Provincie Groningen is in artikel 8.4.2b onder 1b is het criterium voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor de sloop van een karakteristiek pand aangepast. Ook is aan de voorwaarden voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het slopen toegevoegd dat schriftelijk advies moet worden gevraagd bij een onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw, landschapsarchitectuur en cultuurhistorie.

Het bestemmingsplan heeft vanaf 5 september 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De samengevatte zienswijzen en de beantwoording daarvan zijn weergegeven in de 'Nota van beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Cultureel Erfgoed gemeente Loppersum'.

Hoofdstuk 7 Juridische vormgeving

7.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd;
  • c. een toelichting waarin onder meer het relevante beleid op verschillende overheidsniveaus wordt beschreven, een toets plaatsvindt aan de milieuaspecten en de bestemmingsregels worden toegelicht.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.

7.2 Opzet van de regels

De regels zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In artikel 1 is een uitleg van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen opgenomen. Artikel 2 is een artikel dat aangeeft dat dit bestemmingsplan een aanvulling is op de bestemmingsplannen die al van toepassing zijn binnen het plangebied, zoals dat is aangegeven op de verbeelding. Ook de regels van deze bestemmingsplannen blijven van toepassing, voor zover het voorliggende bestemmingsplan hiervan niet afwijkt. In geval van strijdigheid gaan de regels van het bestemmingsplan Cultureel Erfgoed gemeente Loppersum voor.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen. Voor de meeste bestemmingen zijn de volgende onderdelen opgenomen:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijking van de bouwregels;
  • Omgevingsvergunning voor het bouwen van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aangegeven bestemmingen op de verbeelding. Het gaat dan om een beschrijving van de toegelaten functies (gebruiksdoeleinden), al dan niet aangevuld met aanwijzingen over de ruimtelijke inrichting.

In de bouwregels wordt aangegeven aan welke voorwaarden bouwwerken moeten voldoen. Uitgangspunt voor het plangebied is dat de regels zo worden ingericht dat de bepalingen voor hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) en overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde) duidelijk van elkaar zijn te onderscheiden.

Nadere eisen hebben in de praktijk meestal alleen betrekking op de plaats en de afmetingen van de bebouwing. Er kunnen alleen nadere eisen worden gesteld ten aanzien van onderwerpen en onderdelen die al in het plan zijn omschreven.

Ten aanzien van onderdelen kan achteraf wellicht de conclusie worden getrokken dat sprake is van een beperking, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Het is dan gewenst om in de concrete situatie ten aanzien van de noodzaak, omvang en dergelijke opnieuw een afweging te maken ten opzichte van de overige belangen. Deze afweging wordt mogelijk door en vindt plaats op grond van de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn een anti-dubbeltelregel en de overige regels opgenomen. Zoals de titel van het hoofdstuk al aangeeft, gelden deze regels voor het hele plangebied.

Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kortweg gezegd komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.
In de overige regels zijn regels opgenomen die niet passen binnen de andere categorieën van regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

7.3 Bestemmingen

Dit bestemmingsplan bevat alleen dubbelbestemmingen. De basisbestemmingen zijn opgenomen in de bestemmingsplannen die aan dit bestemmingsplan zijn gerelateerd.

Waarde - Archeologie
In Hoofdstuk 5 is ingegaan op de voor de regio Noord-Groningen opgestelde Archeologische (beleids)advieskaart. Daarin zijn de terreinen van monumentale of hoge archeologische waarde onderverdeeld, wat in dit bestemmingsplan is vertaald in respectievelijk de bestemmingen Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 4.

Binnen de archeologiebestemmingen van artikel 3 tot en met 6 is - aansluitend op wat in de basisbestemmingen is geregeld - rekening gehouden met de cultuurhistorische en archeologische waarden. De bescherming van deze waarden is geregeld door middel van de bouwregels en een omgevingsvergunningstelsel. Onderstaand is de bijbehorende regeling samengevat.

Tabel 1. Samenvatting regeling Archeologie

  Waarde –
Archeologie 1  
Waarde –
Archeologie 2  
Waarde –
Archeologie 3  
Waarde –
Archeologie 4  
Bouwen   Altijd vergunning RCE        
Onderzoek bij te bebouwen oppervlakte     Meer dan 50 m2 en dieper dan 0,4 m   Meer dan 100 m2 en dieper dan 0,4 m   Meer dan 200 m2 en dieper dan 0,5 m  
Werken en werkzaamheden   Altijd vergunning RCE        
Ontgronden/afgraven/
egaliseren  
  Altijd   Meer dan 100 m2    Meer dan 200 m2   
Mengen/diepploegen/
Ontginnen  
  Dieper dan 0,4 m   Meer dan 100 m2 en dieper dan 0,4 m   Meer dan 200 m2 en dieper dan 0,5 m  
Graven/dempen watergangen     Altijd   Altijd   Altijd  
Systematische drainage     --
 
--
 
--  
Transportleidingen     Breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m   Breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m   Breder dan 0,5 m en dieper dan 1 m  
Permanent verlagen
waterpeil  
  Altijd   Altijd   Altijd  

In de verschillende vlakken van de tabel staat aangegeven wanneer de regels van de verschillende waarden archeologie van kracht zijn. Zo moet er bij de activiteit bouwen bij de 'Waarde - Archeologie 1' altijd een vergunning worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Een ander voorbeeld is dat bij het bouwen van een woning bij een 'Waarde - Archeologie 2' altijd onderzoek naar archeologische resten noodzakelijk is als de oppervlakte van het gebouw groter is dan 50 m2 en dieper dan 0,4 m. Als laatste zijn er ook nog vlakken waar 'altijd' in staat. Voor deze activiteiten gelden de regels van de desbetreffende waarde archeologie altijd.

Waarde - Beschermd dorpsgezicht
De binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' gelegen gronden (artikel 7) zijn mede bestemd voor het behoud en zo mogelijk herstel van de ruimtelijke structuur en cultuurhistorische waarden. Het gaat om de door het Rijk aangewezen beschermde dorpsgezichten van Loppersum, Middelstum, Huizinge, Stedum en Westeremden. Het huidige ruimtelijk karakter en de te beschermen waarden zijn beschreven in de toelichting op de aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht. De toelichting van elk van de beschermde dorpsgezichten is als bijlage bij de regels gevoegd.

De bouwregels zijn vanwege de veelal hoge ruimtelijke waardering en het belang van het behoud van de karakteristiek behoudend opgesteld. De norm voor maximum goot- en bouwhoogten van hoofdgebouwen is het bestaande, terwijl de bouwgrenzen op de verbeelding met name richting het openbaar gebied strak zijn vormgegeven. Deze bouwgrenzen komen in de meeste gevallen overeen met de situering van de bestaande bebouwing. Binnen het beschermd dorpsgezicht moet wat betreft de bijbehorende bouwwerken een afstand van 4 m tot de naar de weg gekeerde bouwgrens in acht worden genomen.

Ook is het mogelijk om binnen het beschermd dorpsgezicht nadere eisen te stellen ten aanzien van bebouwing. Daarbij gaat het om van buitenaf zichtbare gevels en gevelonderdelen, de plaats en afmetingen van bouwwerken en de wijze van afdekking, zoals die tot uitdrukking komt in kapvorm, dakhelling en nokrichting. Dit zijn bijzondere eisen die in gebieden, die vallen buiten het beschermd dorpsgezicht, niet worden gesteld op grond van het bestemmingsplan.

Waarde - Ruimtelijke kwaliteit
In artikel 8 zijn de karakteristieke gebieden en karakteristieke panden geregeld. Zie hiervoor ook Hoofdstuk 4, waarin een uitgebreide beschrijving is opgenomen.

De karakteristieke panden zijn op de verbeelding aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek pand'. In de regels wordt voor meer informatie over achtergronden en de beoordeling van de panden verwezen naar de inventarisatie van de karakteristieke panden, die via een website is in te zien. De inventarisatie maakt in juridische zin geen deel uit van het bestemmingsplan.

De karakteristieke gebieden zijn op de verbeelding aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebied'.
Voor de bescherming van panden in karakteristieke gebieden en overige karakteristieke panden is geregeld dat sloop alleen mogelijk is als hiervoor een omgevingsvergunning wordt verleend. Uiteraard moet dan aan diverse voorwaarden worden voldaan. Voor gebouwen in karakteristieke gebieden is het beschermingsregiem iets minder streng: er is alleen een omgevingsvergunning nodig als het hele gebouw wordt gesloopt. Voor karakteristieke panden is ook een sloopvergunning nodig voor de sloop van een deel van het karakteristieke pand.

7.4 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel
In artikel 9 is de anti-dubbeltelregel opgenomen.

Overige regels
In artikel 10 is een regeling opgenomen voor de rijksmonumenten die in het plan zijn aangeduid. Deze panden worden beschermd door de Erfgoedwet.

7.5 Overgangs- en slotregels

In respectievelijk artikel 11 en 12 zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de regels van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en opstallen die in strijd zijn met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.