direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ruimtelijke onderbouwing Stedumerweg 7 te Loppersum
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0024.00BA0016-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De eigenaren van zorgboerderij de 'Fivelstee' (hierna te noemen 'initiatiefnemer') hebben bij de gemeente Loppersum een verzoek ingediend voor het realiseren van een carport op het perceel Stedumerweg 7 te Loppersum. Op de begane grond van de carport wordt een compacte voorziening voor kleinschalig kamperen gerealiseerd (keukenblok, toilet en douche) en een plek om te parkeren. Op de verdieping van de carport komen twee eenheden ten behoeve van beschermd wonen. Hiernaast wordt nog een kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd met maximaal 15 standplaatsen.

De goot- en bouwhoogte van de carport zijn in strijd met het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Daarnaast is het voornemen om de carport te gebruiken voor zefstandige bewoning tevens in strijd met het bestemmingsplan. Om medewerking te kunnen verlenen aan het initiatief, wordt afgeweken van het vigerend bestemmingsplan. In het bestemmingsplan Buitengebied is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van een kleinschalig kampeerterrein. Om uitvoer te kunnen geven aan het voornemen is een ruimtelijke onderbouwing vereist. Voorliggend rapport voorziet hierin.

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status

Het besluitgebied betreft het perceel aan de Stedumerweg 7 te Loppersum, kadastraal bekend gemeente Loppersum, sectie F, nummer 1598 (zie afbeelding 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BA0016-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1. Uitsnede vigerend bestemmingsplan. Het besluitgebied ligt binnen de rode cirkel

Realiseren carport

Het perceel is gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' en het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Loppersum' en is voorzien van de bestemming 'Wonen', met de aanduidingen 'gemengd' en 'specifieke bouwaanduiding voormalige boerderij'. Daarnaast is,het perceel voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Geomorfologie'.

ln het bestemmingsplan 'Buitengebied' is bepaald dat de goot- en bouwhoogte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 meter en 5,5 meter. De goot-en bouwhoogte van de carport bedragen 3,25 meter en 7,76 meter.

Onder strijdig gebruik met de bestemming 'Wonen' wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen, het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning. Er zijn in het bestemmingsplan geen mogelijkheden opgenomen om het gebruik voor twee eenheden ten behoeve van beschermd wonen in de carport toe te staan.

Het besluitgebied is voorzien van de dubbelbestemming ´Waarde - Archeologie 2´. Het perceel is mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden. Op de locatie mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 40 centimeter wordt geroerd, met uitzondering van bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen. De oppervlakte van de carport is 121 m2. Echter, de te roeren gronden zijn kleiner dan 50 m2.

Het besluitgebied is mede besternd voor 'Waarde - Geomorfologie'. De aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de laagten die vanuit de natuurlijke oorsprong met de waterlopen samenhangen of hebben samengehangen en van de herkenbare verkaveling die daarmee samenhangt. In dit geval gaat het om de laagte van de bedding van de voormalige rivier de Fivel. ln geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. De carport wordt gerealiseerd binnen de bestemming 'Wonen', op het bestaande erf. Door de ontwikkeling wordt geen afbreuk gedaan aan de 'Waarde - Geomorfologie'.

Kleinschalig kamperen

Binnen de bestemming 'Wonen' is het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden niet toegestaan. In artikel 18.5 sub b is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van kleinschalig kamperen. De volgende voorwaarden zijn hieraan verbonden:

  • de afwijking niet van toepassing is voor zover de gronden mede bestemd zijn als Waarde – Geomorfologie, Waarde – Invloedsgebied wierden, Waarde – Landschap of Waarde - Wierde;
  • de afstand tot de erfgrens van de dichtstbijzijnde woning van derden ten minste 50 meter bedraagt;
  • het kleinschalig kampeerterrein grenst aan de woning van de betreffende beheerder;
  • kamperen uitsluitend mogelijk is van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • maximaal 15 standplaatsen voor kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • stacaravans niet zijn toegestaan;
  • per kleinschalig kampeerterrein maximaal drie chalets en/of trekkershutten zijn toegestaan;
  • de oppervlakte van sanitairgebouwen maximaal 50 m2 bedraagt;
  • bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning een plan voor landschappelijke inpassing wordt ingediend.

Het voornemen is passend binnen bovenstaande voorwaarden. De 15 standplaatsen zijn niet gelegen binnen de 'Waarde - Geomorfologie' . De dichtsbijzijnde woning is gelegen op circa 500 meter. De oppervlakte van de voorzieningen ten behoeve van het sanitair bedraagt 21 m2. In de omgevingsvergunning wordt opgenomen dat stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan. Tevens wordt in de omgevingsvergunning opgenomen dat het terrein enkel gebruikt mag mogen als kleinschalig kampeerterrein van 15 maart tot en met 31 oktober en dat er maximaal 15 standplaatsen gerealiseerd mogen worden. Voor het voornemen is een landschappelijke inpassing opgesteld ('Andre Hogenelst architect', 29 juni 2017).

1.3 Opbouw onderbouwing

In het volgende hoofdstuk volgt de planbeschrijving, dit hoofdstuk gaat in op de huidige en de toekomstige situatie van het besluitgebied. In hoofdstuk 3 worden het relevante beleid van de provincie Groningen en het beleid van de gemeente Loppersum behandeld. In hoofdstuk 4 komt het onderdeel 'milieu en overige randvoorwaarden' aan de orde. De onderdelen die in dit hoofdstuk worden behandeld, zijn milieu (bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, waterhuishouding, archeologie en cultuurhistorie en ecologie. In hoofdstuk 5 komen de feitelijke en juridische planopzet aan de orde. Als laatste gaan de hoofdstukken 6 en 7 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In het besluitgebied zijn op dit moment een zorgboerderij 'Fivelstee', een bouwbedrijf en een woning gevestigd (te zien op afbeelding 2).

Het perceel is aangeduid als 'karakteristiek pand' vanwege de ligging (erfaanleg en gracht), hoofdvorm (kop-hals-romp met bijschuur en verdubbeling woonhuis) en traditioneel ambachtelijke stijl.

De huidige bedrijfsvoering betreft een bouwbedrijf en een zorgboerderij. De zorgboerderij voorziet in dagbesteding van volwassen en jongvolwassenen met een psychiatrische of verstandelijke beperking of personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Activiteiten ten behoeve van de dagbesteding zijn: groente verbouwen, fruit telen, natuurbeheer en het houden van dieren.

Rondom de bedrijfsbebouwing liggen agrarische gronden. Op het perceel staat een karakteristieke boerderij, een stookhuisje en een plastic kas. Het perceel is voornamelijk aan de oostzijde grotendeels verhard. Hier is ook een verharding aanwezig voor de opslag van agrariche gewassen. Het erf is rondom voorzien van hoogopgaande bomen. Het toegangspad is aan weerszijden voorzien van bomen. Ten noorden van het perceel ligt de provinciale weg N996. Tussen de provinciale weg en de bebouwing ligt de moestuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BA0016-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2. Luchtfoto bebouwing besluitgebied (bron: Google maps, d.d. 22 mei 2018)

2.2 Nieuwe situatie

Het voornemen bestaat om op de bestaande verharding, aan de oostzijde van de boerderij, een carport te realiseren. De carport heeft een oppervlakte van 121 m2. De goot- en nokhoogte van de carport bedragen 3.25 meter en 7.75 meter.

De bebouwing voorziet in 4 parkeerplaatsen, een overdekte houtopslag en voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen (keukenblok, toilet en douche) op de begane grond. Op de verdieping worden twee wooneenheden gerealiseerd ten behoeve van beschermd wonen. De wooneenheden zijn ieder voorzien van een eigen keukenblok, douche en toilet. Beschermd wonen is een regeling voor iedereen die niet meer zelfstandig kan wonen vanwege psychische en/of psychosociale problematiek. Wanneer ambulante hulp aan huis (begeleid wonen) niet voldoende is, kan via beschermd wonen een kamer aangeboden worden in een instelling of wooninitiatief. Op het dak van de carport worden enkele zonnepanelen geplaatst.

Hiernaast wordt nog een kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd voor maximaal 15 standplaatsen

Op onderstaande afbeeldingen is de nieuwe situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BA0016-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 3 Gevelaanzichten carport, bron: Andre van Hogenelst architect

Landschappelijke inpassing

André Hogenelst architekt heeft een ontwerp (definitief 17-5-2018) gemaakt voor de carport, inclusief een landschappelijke inpassing. Het volgende is hierin opgenomen: het volume van de carport is gedacht in een zone achter de bestaande schuren. Een ruimtelijke analyse laat zien dat binnen deze zone, een volume met gelijke nokrichting en gelijkend contour als passend kan worden ervaren.
De, van oorsprong, rechthoekig opgezette boerenerven in het open landschap kennen een omsingeling door middel van windsingels of -mantels. Deze erfbeplanting, veelal in combi met een wateromloop, kaderen de bebouwing aan de horizon, maken de erven herkenbaar en geven deze een eigen identiteit. Bij de gewenste verandering is gekeken naar de bestaande karakteristiek. De uitbreiding is dan ook opgezet aan de hand van de aanwezige bestaande kenmerken van de bebouwing, de erfinrichting en haar ruimtelijke begrenzingen. De toevoeging van streekeigen erfbeplanting, zorgvuldig geplaatst binnen de bestaande karakteristieke kadering, neemt de toevoeging mee in het totale ensemble van bebouwing en groen.

Aan de zuidzijde van de carport worden twee hoogstambomen geplant. De gemeente acht van belang de grote van de bomen bij de aanplant. Om snel enig effect te hebben is een plantmaat 14/16 (stamomtrek in cm op 1,50 m hoogte) minimaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BA0016-VG01_0004.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BA0016-VG01_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BA0016-VG01_0006.jpg"

Afbeeldingen 4. Positionering en landschappelijke inpassing carport binnen het besluitgebied, bron Andre van Hogenelst architect

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal beleid

3.1.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

De provincie Groningen heeft op 1 juni 2016 de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie is doorvertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. Die Omgevingsverordening is op 1 juni 2016 door Provinciale Staten vastgesteld. Op 10 oktober 2016 hebben Gedeputeerde Staten de omgevingsverordening gewijzigd. Provinciale Staten hebben op 15 november 2017 de actualisatie van de omgevingsvisie en de verordening vastgesteld.

In de Omgevingsvisie en bijbehorende verordening wordt ingegaan op kampeerterreinen. De provincie geeft aan dat gemeenten zelf keuzes kunnen maken over het toestaan van 'kamperen bij de boer' of het toestaan van een minicamping, met inachtneming van de bepalingen in de Omgevingsverordening.

Niet-functioneel aan het buitengebied gebonden functies, zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

In de Omgevingsverordening is kleinschalig kamperen opgenomen als uitzondering op de regel dat een plan in het buitengebied geen betrekking mag hebben op een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In voorliggend plan is sprake van kleinschalig kamperen en is hiermee passend binnen het provinciaal beleid.

Verder zijn voorwaarden opgenomen voor bouwmogelijkheden in het buitengebied. Een plan mag niet voorzien in het oprichten van nieuw gebouwen, tenzij de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen met niet meer dan 20% toeneemt en de ruimtelijk relevante kenmerken van de nieuwe gebouwen passen in het aanwezige bebouwingsbeeld.

De carport heeft een oppervlakte van 121 m2. De gezamenlijke oppervlakte van de bestaande gebouwen is circa 1.100 m2. De toename van het bebouwde oppervlak op het terrein is minder dan 20%. In de opgestelde landschappelijke inpassing wordt daarnaast aandacht besteed aan de bestaande kenmerken van de bebouwing en erfinrichting, om de carport landschappelijk in te passen. Het nieuwe gebouw past wat betreft uitstraling bij het omliggende landschap en de aanwezige bebouwing.

Op deze manier wordt voldaan aan de voorschriften uit in de Omgevingsverordening.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie Loppersum

In 2012 is de structuurvisie voor de gemeente Loppersum vastgesteld. De structuurvisie geeft een ruimtelijke visie op de toekomstige ontwikkeling voor de middellange termijn (tot ongeveer 2020).

Het hoofddoel is om diverse bestaande beleidsstukken in één structuurvisie samen te brengen, deze te plaatsen in het toekomstig perspectief en daarvan de consequenties in beeld te brengen.

In de structuurvisie is opgenomen dat bij nieuwe bebouwing in de agrarische- of woningbouwsfeer, aandacht besteed zal moeten worden aan de streekeigen bebouwingskarakteristiek. De nieuw te bouwen carport zal getoetst worden aan de Welstandsnota van de gemeente Loppersum.

Verder is in de structuurvisie het benutten en ontwikkelen van recreatieve mogelijkheden opgenomen als beleidsrichting. Het beleid voor recreatie richt zich op het (verder) benutten van de gemeente voor passende vormen van openluchtrecreatie zoals fietsen, varen, wandelen en schaatsen, en daarnaast op het ruimte bieden aan kleinschalige verblijfsrecreatie. Vanwege het karakter van het gebied zijn het de kleinschalige verblijfsvormen die zich voor een verdere ontwikkeling lenen.

Het beleid voor recreatie en toerisme is verder uitgewerkt in het ook in 2012 vastgestelde Beleidsplan Recreatie en Toerisme (zie paragraaf 3.2.2).

3.2.2 Beleidsplan Recreatie en Toerisme

In januari 2012 heeft de gemeente Loppersum het Beleidsplan Recreatie en Toerisme 'Loppersum in de schijnwerpers' vastgesteld. De gemeente wil zich als 'groene gemeente' profileren en inzetten op stimulering van de recreatieve mogelijkheden. Kansen liggen hierbij in de aspecten cultuurhistorie/kunst en natuur/landschap.

Belangrijke speerpunten op het gebied van recreatie en toerisme zijn:

  • stimuleren van agrotoerisme (waaronder in vrijkomende agrarische panden);
  • inspelen op ontwikkeling van bezinnings- en cultuurtoerisme;
  • aanleg elkweervoorzieningen;
  • optimaliseren routegebonden aanbod, met versterking van de routenetwerken;
  • stimuleren kleinschalige verblijfsaccommodaties, waaronder locaties voor bed & breakfast;
  • inzetten op terugkerende thematische evenementen en manifestaties;
  • streven naar meer samenhang in het toeristisch product (aspecten cultuurhistorie/kunst en natuur/landschap);
  • streven naar samenwerking (zowel binnen als buiten de gemeente);
  • intensiveren promotie en marketing.

Zoals hierboven genoemd stimuleert de gemeente Loppersum agrotoerisme. De gemeente wil op die manier haar agrarische karakter optimaal benutten voor het aantrekken van toeristen. Een kleinschalige camping in het buitengebied zoals in het voornemen opgenomen, sluit aan bij het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu en overige randvoorwaarden

4.1 Inleiding

Deze ruimtelijke onderbouwing betreft het realiseren van een carport. Op de begane grond wordt een compacte voorziening voor kleinschalig kamperen gerealiseerd en een plek om te parkeren. Op de verdieping komen twee wooneenheden ten behoeve van beschermd wonen. Hiernaast wordt nog een kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd voor maximaal 15 standplaatsen. In het navolgende worden volledigheidshalve alle relevante onderzoeksaspecten kort nagelopen.

4.2 Bodem

Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk te worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het besluitgebied is dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het besluitgebied voor de voorgenomen functie.

Conclusie

De oppervlakte van het bouwwerk, welke de grond raakt, is kleiner dan 50 m2. Hierdoor s op basis van de Wabo geen bodemonderzoek noodzakelijk. Daarnaast is de locatie, op basis van het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, onverdacht ten aanzien van een geval van ernstige verontreiniging in het kader van de Wbb.

Het aspect bodem is geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

4.3 Geluid

Een akoestisch onderzoek is op grond van de Wet geluidhinder noodzakelijk wanneer een woning of een geluidgevoelig object gelegen is binnen een door deze wet aangewezen geluidzone. De nieuw te realiseren wooneenheden bevinden zich binnen de geluidzone van de N996 (Stedumerweg). Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting op de gevel van de wooneenheden en deze te toetsen aan de Wet geluidhinder. Toetsing van de karakteristieke geluidwering voor het vaststellen van de binnenwaarde van de wooneenheden valt buiten het kader van dit onderzoek.

Door BügelHajema Adviseurs bv is een akoestisch onderzoek uitgevoerd overeenkomstig het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (RMG 2012). De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn als aan dit plan toegevoegd.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat de locatie voldoet aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai. De Wet geluidhinder verzet zich derhalve niet tegen de komst van de wooneenheden.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Wet geurhinder en veehouderij

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. De Wet geurhinder en veehouderij bevat bepalingen met betrekking tot het omgaan met geurgevoelige objecten in de nabijheid van agrarische bedrijven. Volgens de Wet geurhinder en veehouderij moet er een ruimtelijke scheiding c.q. afstand zijn tussen de veehouderij en een geurgevoelig object (objecten waarin personen aanwezig zijn). Hiervoor zijn normen gesteld voor de geurbelasting. Deze normen zijn onder andere afhankelijk van het type geurgevoelig object en of het dieren betreft met of zonder vastgestelde geuremissie.

Toetsing 

Het voornemen ziet op het realiseren van een carport, met op de verdieping twee wooneenheden (geurgevoelige objecten) ten behoeve van beschermd wonen. Hiernaast wordt nog een kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd voor maximaal 15 standplaatsen

Ten noorden van het besluitgebied, op circa 300 meter, zijn twee agrarische bedrijven.aanwezig.

Bedrijven met dieren zonder vastgestelde geuremissie-eenheid (melkvee en paarden). Tussen deze bedrijven en geurgevoelige objecten gelden vaste afstanden van 100 m (binnen de bebouwde kom) en 50 m (buiten de bebouwde kom). Aan deze afstandscriteria wordt ruimschoots voldaan.
Het agrarische bedrijf aan de Stedumerweg 28 is een pluimvee.bedrijf Dit bedrijf heeft een vastgestelde geuremissie-eenheid. Rond deze bedrijven liggen geurcontouren die worden berekend aan de hand van een aantal factoren (aantal dieren, stalsysteem en dergelijke). Voor de ontwikkelingen in het besluitgebied treden, ten aanzien van de aanwezigheid van het pluimveebedrijf met 14.400 vleeskuikens, geen belemmeringen op.

4.5 Luchtkwaliteit

Regelgeving

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.

NSL/nibm

Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Plan

Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een carport met twee wooneenheden. Op de begane grond komt een parkeervoorziening en voorzieningen ten behoeve van kamperen. Op het perceel zullen 15 standplaatsen worden toegestaan. Op grond van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (oktober 2012) is de gemiddelde verkeersgeneratie van dergelijke woningen bepaald op 3 ritten per etmaal en de gemiddelde verkeersgeneratie voor de 15 toegestane standplaatsen is bepaald op 0,4 ritten per etmaal per standplaats. De toename van de totale verkeersgeneratie bedraagt derhalve 12 ritten.

Nibm-tool

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit is de nibm-tool juli 2016 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BA0016-VG01_0007.png"

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project.

Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het besluitgebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden.

Daartoe is gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2013. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.

De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit de wet is 40 µg/m3.

Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan. Per 21 juni 2011 moest al aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan.

Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het besluitgebied de volgende achtergrondniveaus zijn gemeten en worden verwacht voor NO2 en PM10.

Achtergrondniveaus luchtkwaliteit  
Stof   2011   2015   2020  
       
PM10   21,0 µg/m3   14,1 µg/m3   14,3 µg/m3  
NO2   10,5 µg/m3   9,7 µg/m3   8,2 µg/m3  

Conclusie

Uit de gemeten en berekende achtergrondniveaus blijkt dat deze ruim onder de wettelijke normen blijven. Daarnaast is geconcludeerd dat het een nibm-project betreft.

Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

4.6 Externe veiligheid

4.6.1 Inrichtingen

Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft voorwaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd.

Het plaatsgebonden risico is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. In het besluit is een norm opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Deze norm is een grenswaarde voor kwetsbare objecten en moet daarom door de gemeente in acht worden genomen bij het toestaan van nieuwe ontwikkelingen.

Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. De officiële definitie van groepsrisico in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) luidt: "de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Daarbij moet een vergelijking worden gemaakt met de oriëntatiewaarde. Dit is een richtwaarde waar het bevoegd gezag zich zoveel mogelijk aan moet houden, maar men mag hiervan wel goed onderbouwd afwijken.

Om te bepalen of in de nabijheid van het besluitgebied risicovolle inrichtingen aanwezig zijn, is de risicokaart van de provincie Groningen geraadpleegd. Uit de risicokaart blijkt dat in de nabijheid van het besluitgebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn (zie afbeelding 5). De dichtstbijzijnde risicovolle inrichting is Mts. Glas op circa 2,5 km afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0024.00BA0016-VG01_0008.png"

Afbeelding 5. Uitsnede van de risicokaart, met daarin aangegeven de globale ligging van het besluitgebied (bron: risicokaart.nl)

4.6.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen

De Wet Basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) zijn op 1 april 2015 in werking getreden. In deze wetgeving is het landelijk basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen verankerd. Binnen bepaalde grenzen wordt het vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten). De risicoplafonds die hieruit voortvloeien moeten in acht worden genomen bij het toestaan van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van basisnetroutes.

De provincie Groningen heeft in het Provinciaal Basisnet Groningen (Gedeputeerde Staten, d.d. 20 april 2010), in relatie tot het Btev, rond alle provinciale wegen in haar provincie zones aangewezen. Het navolgende onderzoek is toegespitst op deze regelgeving.

Wegen
In de nabijheid van het besluitgebied zijn geen wegen gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Spoor
De spoorlijn Groningen - Delfzijl ligt ten noorden van het besluitgebied. Het basisnet van de provincie Groningen geeft aan dat langs deze spoorweg planologische beperkingen gelden. De spoorweg heeft een GR-plafond 10-7 van 16 m en een GR-plafond 10-8 van 118 m. Dit invloedsgebied reikt niet tot het besluitgebied.

Water
In de nabijheid van het besluitgebied zijn geen waterwegen gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

4.6.3 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze regelgeving rond buisleidingen sluit aan bij de regelgeving rond inrichtingen met gevaarlijke stoffen en gaat uit van de volgende risicomaten:

  • plaatsgebonden risicocontour (10-6), waarbinnen de oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten niet is toegestaan;
  • groepsrisico; bij ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van de leiding (1%-letaliteitsgrens), dient het groepsrisico te worden beschouwd;
  • belemmeringenstrook; tot aan 5 m aan weerszijde van de leiding is geen bebouwing toegestaan.

Uit de risicokaart blijkt dat in de directe nabijheid van het besluitgebied geen leidingen van deze aard aanwezig zijn.

4.6.4 Conclusie

In de omgeving van het besluitgebied zijn geen risicovolle inrichtingen, dan wel buisleidingen aanwezig die van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling. Het invloedsgebied van de transportroute voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Groningen - Delfzijl reikt niet tot het besluitgebied. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het initiatief.

4.7 Waterhuishouding

Het besluitgebied valt onder het beheersgebied van het Waterschap Noorderzijlvest. De watertoets is online uitgevoerd en ingediend op 10 juli 2018 bij het Waterschap Noorderzijlvest. Omdat de carport wordt gebouwd op het deel van het erf dat in de huidige situatie al verhard is, neemt het verhard oppervlak niet toe. Watercompensatie kan hierdoor achterwege blijven. Het aspect waterhuishouding levert geen belemmeringen op voor onderhavig initiatief. De ingevulde watertoets is als aan dit plan toegevoegd.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

Archeologische waarden dienen op grond van de Monumentenwet/Erfgoedwet te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient dan ook rekening te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Noord-Groninger gemeenten hebben gezamenlijk inhoud gegeven aan het archeologiebeleid op basis van specifiek onderzoek (RAAP-rapport 1732; 2008). Kern van dat beleid is de Archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart die in juni 2013 zijn geactualiseerd.

Het besluitgebied is voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Het perceel is mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden. Op de locatie mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 40 centimeter wordt geroerd,met uitzondering van bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen. De oppervlakte van de carport is 121 m2. Echter de te roeren gronden zijn kleiner dan 50 m2. Hierdoor treden er geen belemmeringen op ten aanzien van het voornemen.

Voor toevalsvondsten geldt dat deze dienen te worden gemeld aan de provinciaal archeoloog. Deze beschrijft de vondst, onderneemt zo nodig actie en doet melding aan Libau en de gemeente.

4.8.2 Cultuurhistorie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Rijksmonumenten worden beschermd door de Erfgoedwet. Met monumenten worden alle "onroerende zaken" bedoeld. Tot die onroerende zaken horen gebouwen en objecten, zoals vaarten, bruggen, wegen, bomen en pleinen, die tenminste vijftig jaar oud zijn. Zij moeten van belang zijn door hun schoonheid, de wetenschappelijke en/of hun cultuurhistorische betekenis. Een monument kan worden aangewezen als rijksmonument wanneer het aan deze regels voldoet en als het een nationale, unieke waarde heeft. Naast rijksmonumenten worden op provinciaal niveau en gemeentelijk niveau monumenten aangewezen op grond van de respectievelijk provinciale- en gemeentelijke monumentenverordening.

Vanuit de wens van de gemeente Loppersum om de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en in het bijzonder het erfgoed te behouden, heeft BügelHajema Adviseurs een inventarisatie uitgevoerd omtrent karakteristieke en beeldbepalende panden. Deze inventarisatie leidt uiteindelijk tot een bestemmingsplan waarin de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente wordt beschermd. Uit deze inventarisatie komt naar voren dat de boerderij in het besluitgebied een karakteristiek pand betreft. Het voorliggend plan maakt echter geen aanpassingen mogelijk aan de boerderij waardoor het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het project.

4.9 Ecologie

Het plan is getoetst in het kader van de Wet natuurbescherming en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid. Er is geen sprake van het kappen van bomen of demping van watergangen. Omdat er verder ook geen sprake is van sloop en de ontwikkelingen enkel op het verharde deel van het erf plaatsvinden, zijn er geen negatieve effecten te verwachten op aanwezige soorten of eventueel in de omgeving gelegen natuurgebieden. Er is geen noodzaak tot het uitvoeren van een ecologisch onderzoek voor het voornemen.

Het aspect ecologie is geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

Algemeen
Een omgevingsvergunning dient te worden genomen op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing. Dit houdt in dat moet worden ingegaan op:

  • de huidige en de toekomstige situatie, zowel van het gebruik en de inrichting, als van de planologisch-juridische situatie;
  • de wijze waarop het bouwplan voldoet aan het provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid;
  • de milieuaspecten, zoals bodemkwaliteit, milieuzonering, luchtkwaliteit, geluidhinder en externe veiligheid;
  • water, archeologie en ecologie;
  • de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Deze aspecten zijn in het voorliggende rapport aan de orde gekomen.

Juridische regeling
De omgevingsvergunning voorziet in het realiseren van een carport en een kleinschalig kampeerterrein in het besluitgebied. Op het besluitgebied blijft voorts, onder andere wat betreft bouwregels en afwijkingsregels, de juridische regeling zoals beschreven in het vigerende bestemmingsplan, van toepassing.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De kosten die gepaard gaan met het voornemen worden door de initiatiefnemer gedragen. De kosten die uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn aanvragen voor een tegemoetkoming in schade.

Schade, toegebracht door deze planologische wijziging, zal worden verhaald op de aanvrager van het (bouw)plan middels een gesloten planschadeovereenkomst tussen gemeente en aanvrager.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbesluit is toegezonden aan de overlegpartners. Naar aanleiding hiervan zijn reacties binnengekomen van de provincie Groningen, Veiligheidsregio Groningen en het Waterschap Noorderzijlvest. De overlegreacties zijn als bijlage 3 aan het plan toegevoegd. De overlegpartners staan positief tegenover de plannen. Alleen de provincie Groningen ziet aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Provincie Groningen

  • A. De provincie Groningen geeft aan dat de regels uit artikel 2.13.2 van de verordening van toepassing zijn. Hierin is bepaald dat de functie wonen slechts is toegestaan in het hoofdgebouw en in een bij het hoofdgebouw behorend karakteristiek gebouw, mits het toevoegen van nieuwe woningen past binnen de woonvisie als bedoeld in artikel 2.15.1. In de ruimtelijke onderbouwing wordt uitgegaan van de bouw van een nieuw gebouw met daarin onder meer twee woningen. De realisatie van woningen in dit gebouw is in strijdt met artikel 2.13.2 van de verordening.

 

Reactie gemeente

In artikel 2.13.2 van de omgevingsverordening wordt uitgegaan van "hergebruik van vrijgekomen gebouwen voor een andere functie".

In de ruimtelijke onderbouwing wordt uitgegaan van het realiseren van een nieuwe carport (bijbehorend gebouw). Deze mogelijkheid wordt gegeven in artikel 2.13.3 lid 2 onder c:

  • de mogelijkheid om een of meer nieuwe, bijbehorende gebouwen op te richten, als tenminste in de planregeling voorwaarden zijn opgenomen op grond waarvan een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend als:
  • de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen met niet meer dan 20% kan toenemen; en
  • de ruimtelijk relevante kenmerken van de nieuwe gebouwen passen in het aanwezige bebouwingsbeeld

Het perceel heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'Wonen'. Hierin is opgenomen dat voor het bouwen van hoofdgebouwen, per bestemmingsvlak ten hoogste één woning is toegestaan. Deze woning is opgenomen in het 'karakteristieke pand', passend in het bestemmingsplan Cultureel Erfgoed gemeente Loppersum.

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet niet in woningen als bedoeld in artikel 2.15.1. en/of de functie 'wonen'. De jongeren die 'beschermd wonen' hebben allemaal een zorgindicatie om ergens tijdelijk te verblijven. Beschermd wonen is een regeling voor iedereen die niet meer zelfstandig kan wonen vanwege psychische en/of psychosociale problematiek.Wanneer ambulante hulp aan huis (begeleid wonen) niet voldoende is, kan op basis van tijdelijkheid, via beschermd wonen een kamer aangeboden worden in een instelling of wooninitiatief. De gemeente ziet geen aanleiding om het plan aan te passen.

  • B. De provincie geeft aan dat er geen bezwaren zijn tegen de voorgestelde landschappelijke inpassing. Ze geeft nog wel een overweging om te bezien of de oude gracht weer in oorspronkelijke staat kan worden hersteld Aan de oostzijde kan dan worden gekozen voor het doortrekken van de bestaande bomenrij langs de oprit, waardoor het achtererf binnen de erfbeplanting komt te liggen.

Reactie gemeente

De gemeente neemt kennis van deze reactie.

Het ontwerpbesluit is gedurende zes weken ter inzage gelegd als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb op grond van artikel 3,10 lid a Wabo. Op het plan zijn geen zienswijzen ingediend.