direct naar inhoud van 3.7 Water
Plan: Uitbreiding agrarisch bedrijf Oudeweg 105
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.WP001Oudeweg105-31va

3.7 Water

In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een verslag te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'. Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (Waterbeheerplan Hunze en Aa's, Vierde Nota waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw, Europese Kaderrichtlijn Water en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. Voor details wordt verwezen naar de genoemde beleidsdocumenten.

In de huidige situatie bevindt zich op het perceel reeds een agrarisch bedrijf. Het bouwperceel is grotendeels verhard. Regenwater wordt in de huidige situatie niet geloosd op het riool, maar afgevoerd via de bestaande sloten. Lozingen van afvalwater op oppervlaktewater of in de bodem vinden niet plaats. Het drinkwater voor de koeien wordt ter plaatse aan de bodem onttrokken op een diepte van meer dan 40 meter. Deze onttrekking vindt regelmatig en constant plaats. Het reinigingswater en het drinkwater voor het jongvee bestaat uit leidingwater. Het reinigingswater wordt geloosd in de mestkelder.

Knelpunten in de waterhuishouding doen zich in de bestaande situatie niet voor.

Het voornemen voorziet in het toevoegen van een nieuwe stal waarin een deel van een bestaande stal wordt geïntegreerd. Wat betreft de inrichting van de waterhuishouding zal in de toekomstige situatie geen verandering optreden. Per saldo zal het verharde oppervlak na uitvoering van de nieuwbouw toenemen met circa 3.190 m². Uit het vigerende beleid van het waterschap Hunze en Aa's blijkt dat in dit geval compensatie van de waterberging moet plaatsvinden. Eén van de mogelijkheden is uitbreiding van het oppervlaktewater waarbij versnippering van oppervlaktewater moet zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Als vuistregel wordt gehanteerd dat de berging moet bestaan uit 10% van de toename van het verharde oppervlakte. Voor uitvoering van de nieuwbouw zal derhalve een bergingsoppervlakte van circa 319 m2 moeten worden toegevoegd. Deze berging wordt gerealiseerd door de sloot ten westen van het plangebied aanzienlijk te verbreden. Uitvoering hiervan is geborgd in het landschappelijke inpassingsplan behorende bij dit bestemmingsplan (zie bijlage 2).