direct naar inhoud van 3.3 Natuur
Plan: Uitbreiding agrarisch bedrijf Oudeweg 105
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.WP001Oudeweg105-31va

3.3 Natuur

De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet. Deze wet is op 1 oktober 2005 in werking getreden. Op Europees niveau regelt de Natuurbeschermingswethet een en ander over Natura 2000 gebieden. Dit is een omvangrijk Europees netwerk van natuurgebieden. Op nationaal niveau biedt de Natuurbeschermingswet de juridische basis voor het Natuurbeleidsplan en de aanwijzing van te beschermen gebieden in Nederland.

De soortbescherming is in de Flora- en faunawet geregeld. Deze wet is op 1 april 2002 in werking getreden. In de Flora- en faunawet heeft de overheid van nature in Nederland voorkomende planten- en diersoorten aangewezen die beschermd moeten worden. Ook beschermde soorten die onder de Europese richtlijnen vallen zijn hierin opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Een initiatiefnemer moet vooraf inventariseren welke beschermde soorten aanwezig zijn in een gebied waar een ingreep is gepland. Ook moet hij in redelijkheid alles doen of laten om te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, dat de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet worden overtreden (verbodsbepalingen nadelige handelingen beschermde plant- en diersoorten). Voor vogels betekent dit onder meer dat in het broedseizoen geen werkzaamheden mogen plaatsvinden die broedende vogels of hun nesten kunnen schaden (weidevogels 1 april t/m 15 juni, overige soorten 15 maart t/m 15 juli).

3.3.1 Gebiedsbescherming

In Nederland wordt vanaf 1990 gewerkt aan de ecologische hoofdstructuur (EHS): een samenhangend netwerk van ecologisch waardevolle gebieden. De planning is dat het netwerk in 2018 is gerealiseerd. Het ruimtelijke beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. De provincie beschermt de EHS volgens de regels welke zijn opgenomen in het document 'spelregels voor de EHS'. Natura2000 gebieden maken ook deel uit van de EHS, maar voor deze gebieden gelden strengere regels. Ten noordwesten van Westerbroek ligt een deel van EHS.

De spelregels EHS gaan uit van het 'nee- tenzij' regiem: ruimtelijke ingrepen in (dus niet er buiten) de EHS, met significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied, zijn in beginsel niet toegestaan. Zo'n project kan alleen doorgaan, als er geen reële alternatieven mogelijk zijn èn er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Een initiatiefnemer is in dit geval verplicht om de negatieve effecten te mitigeren. Dit houdt in dat het optreden van negatieve effecten wordt voorkomen of beperkt door aanvullende maatregelen te treffen. Bij overblijvende negatieve effecten is compensatie de laatste stap om de optredende schade te herstellen.

Afwijken van het 'nee - tenzij' regiem is mogelijk onder voorwaarden. Die afwijking geldt voor een combinatie van plannen, projecten of handelingen die tot doel heeft de kwaliteit en/of kwantiteit van de EHS op gebiedsniveau per saldo te verbeteren. Ook kan de EHS begrenzing worden aangepast om de EHS duurzaam ecologisch in te passen. Aanpassing van de begrenzing is ook om andere initiatieven dan ecologische mogelijk, mits het initiatief leidt tot versterking van de EHS.

In EHS gebieden waar landbouw de hoofdfunctie is, geldt het beschermingsregime niet voor activiteiten die onderdeel vormen van een normale agrarische bedrijfsvoering. Vergroting van het agrarisch bouwperceel kan wel op beperkingen vanuit het EHS-beleid stuiten. Binnen de EHS is er ook ruimte voor (extensief) medegebruik, zoals wandelen, fietsen en kanoën. Bij dit medegebruik moet eventuele schade aan zowel actuele als potentiële natuurwaarden tot een minimum worden beperkt.

Dit bestemmingsplan voorziet niet, gelet op omvang van de activiteiten op een bestaande locatie aan een dorpsrand, in ontwikkelingen die significante negatieve effecten op de EHS hebben.

3.3.1.1 Natura 2000

De Europese commissie streeft er naar een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden te realiseren, het zogenaamde Natura2000 netwerk. De Natura2000 gebieden in ons land maken deel uit van de EHS (zie boven). Op dit moment wijst Nederland gebieden aan die deel uit gaan maken van dat Europese netwerk. Het Zuidlaardermeergebied, de Drentsche Aa, Oeverlanden Schildmeer, Lieftinghsbroek en de Waddenzee zijn dergelijke gebieden. In de Natuurbeschermingswet 1998 is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning handelingen te verrichten die de gunstige staat van instandhouding van de aangewezen flora- en faunasoorten en habitattypen in gevaar kunnen brengen. Om te bepalen wat de 'gunstige staat van instandhouding' is, zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de aangewezen soorten en habitats geformuleerd.

In principe zijn alle handelingen die effect kunnen hebben op het kunnen behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied vergunningplichtig. Ook handelingen buiten het Zuidlaardermeergebied en de Drentsche Aa kunnen effect op het gebied hebben, dus vergunningplichtig zijn. Enige uitzonderingen worden gevormd door:

  • bestaand gebruik: gebruik dat voor 1 oktober 2005 werd verricht en dat sindsdien niet in betekenende mate is gewijzigd, behalve als dat gebruik niet nodig is voor het natuurbeheer van het gebied en significante gevolgen kan hebben op het gebied;
  • handelingen die in een beheerplan zijn opgenomen.

De provincie is het bevoegd gezag om de vergunning te mogen verlenen.

In het geval van dit bestemmingsplan wordt de uitbreiding van een agrarisch bedrijf mogelijk gemaakt. Dit brengt met zich mee dat de depositie van ammoniak toeneemt en dit kan een significant negatief effect hebben op voor verzuring gevoelige gebieden Oeverlanden Schildmeer en Lieftinghsbroek.

De provincie Groningen heeft de voorgenomen uitbreiding van het bedrijf beoordeeld en concludeert dat weliswaar een geringe toename van depositie plaatsvindt, maar dat -mede gelet op de afstand tot de genoemde gebieden- dit niet leidt tot een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000 gebieden (zie bijlage 3). Er is daarom geen vergunning benodigd op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Omdat dit bestemmingsplan niet meer planologische ruimte biedt dan het bouwen van het beoordeelde bouwplan, zal vaststelling van het bestemmingsplan evenmin leiden tot significante negatieve effecten op de Natura 2000 gebieden. Een passende beoordeling is niet benodigd.

3.3.1.2 Verzuringsgevoelige gebieden

De Wet ammoniak en veehouderij kent regels ter bescherming van zeer kwetsbare gebieden. Gebieden zijn zeer kwetsbaar als ze voor verzuring gevoelig zijn én binnen de door de provincie begrensde Ecologische Hoofdstructuur liggen. Binnen een zone van 250 meter rondom kwetsbare gebieden is het niet toegestaan nieuwe veehouderijen te starten en zijn de uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande veehouderijen beperkt.   afbeelding "i_NL.IMRO.0018.WP001Oudeweg105-31va_0004.jpg"  

Het plangebied van dit bestemmingsplan ziet niet toe op de gevoelige gebieden en bufferzone. Er zijn daarom geen relevante planregels voor dit beschermingsregime opgenomen.

3.3.2 Soortenbescherming

De gemeente wil bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen een volwaardige plaats toekennen aan de natuurwaarden in het betreffende gebied. Om dit streven waar te kunnen maken zijn voor de hele gemeente de natuurwaarden in kaart gebracht in de vorm van een Ecologische Basiskaart ("Ecologische Basiskaart Gemeente Hoogezand-Sappemeer", Altenburg & Wymenga, januari 2007). Hierop staan alle beschermde natuurgebieden aangegeven en is een inventarisatie van beschermde soorten weergegeven. De kaart vormt dan ook de basis om in een vroegtijdig stadium ecologische waarden in een plangebied te onderkennen om deze vervolgens te beoordelen in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0018.WP001Oudeweg105-31va_0005.jpg"

Voor de kaart is geput uit gegevens van diverse landelijke natuur- en landschapsorganisaties. Daarnaast is veel waardevolle informatie op lokaal niveau verkregen door gesprekken met in de gemeente werkzame organisaties en actieve natuurgroeperingen. Voor de basiskaart is geen veldonderzoek verricht. De Ecologische Basiskaart dient, zoals de benaming al aangeeft, als een basisdocument. Wanneer uit de basiskaart blijkt dat in het betreffende gebied zwaar- of middelzwaar beschermde soorten voorkomen (in het kader van de Flora- en faunawet), zal een afwegingsmodel behorende bij de basiskaart duidelijk moeten maken of een nader veldonderzoek noodzakelijk is. Het vaste voornemen is de basiskaart constant actueel te houden en aan te vullen met nieuwe gegevens. Ook hierbij wordt veel waarde gehecht aan de inbreng van lokale groeperingen en belangstellenden. Bij de ecologische beoordeling van het plangebied is gebruik gemaakt van de Ecologische Basiskaart. Gekeken is welke status het plangebied heeft en wat zijn ligging ten opzichte van natuurgebieden is.

Het plangebied maakt deel uit van het leefgebied van een aantal algemeen voorkomende, beschermde tabel 1-soorten. Dit zijn enkele grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Negatieve effecten op populaties van deze soorten worden niet verwacht. Voor tabel 1-soorten geldt een vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen; dit betekent dat geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Het plangebied blijkt verder een geschikt habitat voor verschillende soorten vleermuizen. Hierbij wordt opgemerkt dat de hele gemeente een geschikt habitat voor hen vormt zodat er voldoende leefruimte voorhanden is. Daarnaast wordt slechts een deel van een bestaande stal gesloopt en vervangen door een nieuwe stal. Het te slopen deel is dusdanig van constructie (en intensief gebruik) dat dit geen geschikte slaap en/of verblijfplaats voor vleermuizen is. Evenmin wordt de bestaande groenstructuur (erfbeplanting) aangetast. Gelet op het voorgaande is het niet aannemelijk dat de werkzaamheden in het plangebied van significante invloed zijn op te beschermen soorten.