direct naar inhoud van 3.2 Gemeentelijk beleid
Plan: Kalkwijk 102 Hoogezand
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP102Kalkwijk102-30va

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Toekomstvisie Boeg Beelden 2015
Boeg Beelden 2015 (vastgesteld december 2002) is een toekomstvisie met daarin de hoofdlijnen van beleid voor de Gemeente Hoogezand-Sappemeer in de periode tot 2015. Het geeft een breder kader voor zowel fysiek, economisch, sociaal als cultureel beleid.

Hoogezand-Sappemeer wil in 2015 een middelgrote levendige woon- en werkgemeente zijn, volop profiterend van haar unieke positie vlakbij Groningen en tegelijk met een eigen identiteit in een prachtig groene omgeving.  
afbeelding "i_NL.IMRO.0018.BP102Kalkwijk102-30va_0007.jpg"  

De ambities van de gemeente zijn omgezet in vier richtinggevende thema's:

  • Positie in de regio: schragen en schurken.
  • Bestaansbasis: wonen èn werken.
  • Sfeer en uitstraling: veilig, gezellig en actief.
  • Mens: gevarieerd en samen.

De gemeente wil zich in Boeg Beelden verder ontwikkelen tot een prettige woongemeente. In nieuwe en bestaande woongebieden staat een prettig woonklimaat voorop.

3.2.2 Geldend beleid uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied
3.2.2.1 VAB beleid

beleid met betrekking tot Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)

De provincie wil verdere verstening van het landschap tegengaan en stedelijke activiteiten concentreren in bestaande bebouwde gebieden. Dit resulteert erin dat de mogelijkheden voor nieuwbouw in de dorpsgebieden anders zijn dan in het buitengebied.

In de dorpsgebieden is nieuwbouw toegestaan, mits passend in de omgeving. In het buitengebied is nieuwbouw niet toegestaan, behalve:

  • in vrijkomende gebouwen;
  • ter realisering van landgoederen;
  • ter verbetering van ruimtelijke kwaliteit (bij voorbeeld ter opvulling van storende open plekken in de bestaande bebouwingsstructuur).

De provincie wil in ieder geval verhoogde aandacht voor de gebiedsgebonden ruimtelijke kwaliteit van bebouwing in relatie tot de omgeving. Bij nieuwbouw op onbebouwde gronden in dorpsgebieden geldt specifiek dat gelet moet worden op situering van gebouwen op hun locatie, massa- en volumewerking van gebouwen, hoofdlijnen van architectuur en het materiaal- en kleurgebruik.

Ongeacht op welke locatie nieuwbouw wordt gepleegd, geldt dat het aantal te bouwen woningen de nieuwbouwruimte niet mag overschrijden. Die ruimte wordt door de provincie vastgesteld voor een periode van 10 jaar. In de nieuwbouwruimte zijn de afspraken tussen de deelnemende gemeenten in de regio Groningen - Assen opgenomen. In de omgevingsverordening wordt voor de gemeente Hoogezand-Sappemeer uitgegaan van een nieuwbouwruimte in de periode 2007 - 2019 van 3600 woningen, verdeeld in 2542 woningen voor uitbreiding van de voorraad en 1058 voor vervangende nieuwbouw. Het staat de gemeente echter vrij om dit onderscheid naar eigen inzicht vorm te geven. Het moeten voldoen aan de nieuwbouwruimte is niet van toepassing op:

  • bedrijfswoningen;
  • vrijkomende gebouwen in het buitengebied die (mede) in gebruik worden genomen voor een individuele woning;
  • nieuwbouw ter vervanging van niet-zelfstandige woonruimte voor ouderen en gehandicapten voor dezelfde groep;
  • landgoederen.

Specifiek voor het buitengebied stelt de provincie dat nieuwe niet-agrarische bedrijvigheid niet is toegestaan. Alleen in het geval van hergebruik of verbouw van bestaande vrijkomende gebouwen mag worden overwogen nieuwe niet-agrarische bedrijvigheid toe te staan.

De regeling voor bestaande vrijkomende gebouwen maakte ook al deel uit van het vorige provinciaal beleid. Het huidige beleid is echter ruimer. Extra gebruiksmogelijkheden zijn nu toegestaan in alle bestaande vrijkomende gebouwen in het buitengebied, ongeacht of deze karakteristiek is of van agrarische oorsprong. De gebouwen mogen niet landschapsontsierend zijn. Doel van de regeling is het waardevolle landschapsbeeld zoveel mogelijk te behouden en tegelijkertijd de leefbaarheid van het buitengebied te vergroten.

Uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied staat de provincie toe, mits de totale vloeroppervlakte met niet meer dan 20% toeneemt.

Mogelijke woonfuncties in vrijkomende gebouwen

In het moeder-bestemmingsplan Buitengebied worden woonfuncties mogelijk gemaakt in alle vrijkomende bestaande gebouwen. Een ruime regeling creëren voor hergebruik van vrijkomende bebouwing. Doel hiervan is het waardevolle landschapsbeeld te beschermen door leegstand en verpaupering van vrijkomende gebouwen te voorkomen. Daarnaast zal de mogelijkheid om woonfuncties toe te voegen de leefbaarheid van de dorpen vergroten.

De woonfunctie mag uitsluitend in het hoofdgebouw worden uitgeoefend. Sommige hoofdgebouwen (zoals van agrarische gebouwen) zijn dermate groot van omvang dat daarin meerdere woonfuncties plaats zouden kunnen vinden. Per vrijkomend hoofdgebouw wordt echter in principe maar één woning toegestaan. Reden hiertoe is dat meer dan één woning ten koste zou gaan van de in de omgevingsverordening toegekende nieuwbouwruimte. Dat is niet gewenst omdat het zeer waarschijnlijk is dat alleen een uitermate gering deel van het aantal mogelijk woningen in vrijkomende gebouwen daadwerkelijk gerealiseerd wordt.

3.2.2.2 Bedrijf of beroep aan huis

In het buitengebied is er behoefte aan het toestaan van huis verbonden beroepen en bedrijven. Dergelijke activiteiten zorgen voor een verlevendiging van een dorp. Wel moet er voor gewaakt worden dat geen overlast wordt veroorzaakt. Voorschriften voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven moeten duidelijk en goed handhaafbaar zijn.

Beperkingen

In de provinciale omgevingsverordening zijn geen expliciete voorwaarden gesteld aan aan huis verbonden beroepen en bedrijven. Uitgegaan moet worden van wat in de rechtspraak wordt gezien als activiteiten die eigen zijn aan de woonbestemming.

In het geval de activiteit aan huis niet eigen is aan de woonbestemming, stelt de provincie wel regels aan die activiteit. Immers dan is het geen woonactiviteit meer, maar bijvoorbeeld een niet agrarische activiteit die behoort bij de functie dienstverlening, detailhandel of bedrijvigheid. Dan moet dus voldaan worden aan de regels die behoren bij de betreffende functie.

Regeling in dit bestemmingsplan

Onder bedrijf of beroep aan huis wordt verstaan: een dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf of beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het volgende beleid is van toepassing:

  • De woonfunctie blijft de hoofdfunctie, zowel in omvang als in uitstraling, vooral aan de naar de weg gekeerde zijde(n) van het perceel;
  • De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s);
  • De activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en omgeving, en mag geen noemenswaardige hinder veroorzaken of afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden en privacy van omliggende gronden en bouwwerken;
  • De activiteit mag niet meer ruimte gebruiken dan 40% van de totale oppervlakte van de gebouwen, en niet meer dan 50 m2;
  • Alleen productiegebonden detailhandel is toegelaten, met uitzondering van webwinkels;
  • De activiteit is alleen toegelaten als zij milieuhygiënisch passend is;
  • De activiteit is alleen toegelaten als in de parkeerbehoefte voorzien wordt op het eigen erf;
  • Reclame-uitingen en etalages zijn niet toegelaten.

3.2.2.3 Bouwmogelijkheden hoofd- en bijgebouwen

Inventarisatie

In het buitengebied leeft de behoefte aan ruime bouwmogelijkheden voor hoofd- en bijgebouwen. Veel mensen gaan in het landelijk gebied wonen om de ruimte, bijvoorbeeld omdat ze ruimte-intensieve hobby's hebben, zoals het houden van paarden of schapen. Daarbij speelt een rol dat in het landelijk gebied mensen vaak grotere kavels hebben zodat de ruimte fysiek aanwezig is om dergelijk hobby's uit te oefenen. Betrokkenen stellen daarnaast voor om de oppervlakte van de bijgebouwen te koppelen aan het perceelsoppervlakte.

Beperkingen

De provincie heeft geen expliciet bijgebouwenbeleid. In de dorpsgebieden moet voldaan worden aan de beeldkwaliteitseisen in de welstandsnota. In het buitengebied moet daaraan ook worden voldaan, en aan de volgende oppervlakte regels:

  • de gezamenlijke grondoppervlakte van woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 300 m2 bedragen;
  • de gezamenlijke grondoppervlakte van aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen.

Regeling in dit bestemmingsplan

Net als bij agrarische bedrijven is bouwruimte afhankelijk van de ruimtelijke inpassing, maatwerk. Dit bestemmingsplan gaat uit van een deels directe regeling - waarbij eveneens voldaan moet worden aan de welstandsnota. Als de regeling niet voorziet in de benodigde bouwruimte, komen kwaliteitseisen en landschappelijke inpassing sterker aan de orde.

Uitbreidingsruimte voor hoofdgebouwen en bijgebouwen

Volgens het oude bestemmingsplan uit 1993 is het niet mogelijk om een woning die kleiner is dan 91 m2 uit te breiden. Aansluitend op moderne woonwensen en het provinciale beleid wordt deze ondergrens afgeschaft. In alle gevallen dient te worden voldaan aan de provinciale eis dat de maximale oppervlakte voor de totale bij elkaar behorende woonbebouwing 300 m2 bedraagt.

Dit bestemmingsplan staat bij recht toe dat eenderde van het kaveloppervlak mag worden bebouwd, mits wordt voldaan aan de eisen in de provinciale omgevingsverordening (maximaal bebouwd grondoppervlak 300 m2 en grondoppervlakte bijgebouwen mag maximaal de grondoppervlakte van het hoofdgebouw zijn. Voor die gevallen dat met deze regeling niet kan worden voldaan aan de moderne woonwensen en eisen, is een ontheffing opgenomen om meer te mogen bouwen dan eenderde van het kaveloppervlak. Die ontheffing mag echter niet tot gevolg hebben dat meer dan de helft van het kaveloppervlak wordt bebouwd.

3.2.2.4 Mantelzorg

Mantelzorg kan worden omschreven als het bieden van hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald, buiten organisatorisch verband, wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die - door welke oorzaak dan ook - vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

In de Woonvisie 2008-2012 is geschreven dat de bestaande mogelijkheden om mantelzorg (zorg door familie, buren of bekenden) te verlenen, vergroot dienen te worden. Om woonbebouwing geschikt te maken voor tijdelijke woonruimte waarin de mantelzorger kan verblijven, heeft dit bestemmingsplan het volgende beleid opgenomen. Met een ontheffingsmogelijkheid kan worden toegestaan dat woongebouwen mogen worden gebruikt voor in - en bijwoning. Dus in alle bijgebouwen (al dan niet vrijstaand) is zelfstandig woongebruik toegestaan. Expliciet is zelfstandig woongebruik toegestaan om de privacy van de zorgbehoeftige en de zorggevenden te garanderen.

Men moet naast de bepalingen van het Bouwbesluit voldoen aan de volgende specifieke voorwaarden:

  • De zorgbehoefte moet overtuigend zijn aangetoond. Dit om te voorkomen dat onterecht van de ontheffingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt.
  • De oppervlakte van voor mantelzorg in gebruik te nemen gebouwen (aan- en uitbouwen daaronder begrepen) mag niet meer dan 60 m² mag bedragen. Dit om het ruimtelijk effect van bewoning in principe aanvaardbaar te houden. Daarnaast beperkt deze geringe oppervlakte de kans dat, na beëindiging van de bijwoning, een volwaardige zelfstandige (eengezins)woning ontstaat.
  • In het geval van een vrijstaand (bij)gebouw vormt het qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw.
  • Een voor mantelzorg in gebruik te nemen gebouw moet zijn gesitueerd op maximaal 10 meter van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw en mag niet zijn gesitueerd voor de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw.
  • In en bijwoning is na opheffing van de mantelzorg bewoning niet toegestaan. Dit om te voorkomen dat het aantal woningen toeneemt.
  • Er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Mochten de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan reeds zijn benut, dan kan aan een ontheffingsprocedure volgens artikel 3.23 Wet ruimtelijke ordening worden meegewerkt. Hierbij moet aan de bovenstaande voorwaarden worden voldaan. Deze mogelijkheid dient zich des te meer aan als het vergen van gebruik van bestaande bebouwing voor mantelzorg onevenredig zou zijn in verhouding met de belangen die daarmee worden gediend.

In bepaalde gevallen is het mogelijk dat met de ontheffing van artikel 3.23 Wet ruimtelijke ordening de maximale oppervlakten voor gebouwen in de provinciale omgevingsverordening, wordt overschreden. In dat geval zal het college van burgemeester en wethouders ontheffing van Gedeputeerde Staten moeten aanvragen.

De mantelzorg regeling is ook mogelijk bij bedrijfswoningen, mits de ontwikkeling van de omliggende bedrijven er niet door wordt beperkt.

3.2.3 Monumentenbeleid

In de nota Monumentenbeleid (maart 1995) en in de Beleidsnotitie Monumenten in Hoogezand-Sappemeer is het monumentenbeleid verwoord. Uitgangspunt van het gemeentelijk monumentenbeleid is dat de cultuurhistorische waarde van Hoogezand-Sappemeer niet alleen ligt in een aantal losse waardevolle panden, maar in de historisch gegroeide vorm van de gemeente als geheel. Die groeiwijze is onlosmakelijk verbonden met de veenkoloniale geschiedenis. Het is de samenhang van bebouwing en omgeving die onze gemeente haar specifieke karakter geeft.

3.2.4 Welstandsnota 2004

De gemeente voert al sinds lange tijd welstandsbeleid. De beoordeling door de welstandscommissie vindt plaats aan redelijke eisen van welstand. Voorheen baseerde de commissie zich hierbij op geformuleerd beleid (bestemmings- en beeldkwaliteitsplannen). Dit is vervangen door toetsing aan criteria, die zijn opgenomen in de welstandsnota Hoogezand-Sappemeer. Het welstandstoezicht maakt deel uit van het integrale ruimtelijke kwaliteitsbeleid van de gemeente. In de Welstandnota (vastgesteld april 2004) wordt per deelgebied een nadere analyse gegeven van het karakter en staan de welstandscriteria verwoord. Het welstandstoezicht is vooral gericht op het beheer van de bestaande bebouwing. Hier geldt een beleid van respecteren. Bij vernieuwing of nieuwbouw geldt een beleid van incidenteel wijzigen voor zowel plaatsing, hoofdvorm, aanzicht en opmaak.

Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met de beide gemeentelijke beleidsstukken; het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (bouwvergunningplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.

In de welstandsnota van de gemeente Hoogezand-Sappemeer wordt onderscheid gemaakt tussen sneltoetscriteria voor veel voorkomende bouwwerken, de algemene welstandscriteria en de gebiedsgerichte welstandscriteria.

3.2.5 Beleid actualisering bestemmingsplannen

Vier basis bestemmingsplannen voor de hele gemeente. Dat is waar de komende jaren naar toe gewerkt wordt. Vier grote plannen, die om de vijf jaar worden herzien. Plannen die constant onder beheer zijn. Planologische- en feitelijke wijzigingen worden voordurend bijgehouden, zodat de vijfjaarlijkse herziening makkelijker is.

De vier basisplannen zijn:

  • 1. Woongebieden (alle overwegende woongebieden in het stedelijke gebied van Hoogezand-Sappemeer); Dit postzegel-bestemmingsplan Eska Power valt binnen dit bestemmingsplan en zal hierin worden verwerkt;
  • 2. Stadscentrum;
  • 3. Bedrijventerreinen (Hoogezand-West, Sappemeer-Oost en FoxMart);
  • 4. Buitengebied (inclusief de dorpen Westerbroek en Kiel-Windeweer).

Iedere vijf jaar worden alle wijzigingen van de afgelopen periode meegenomen in de herziening. Ook de ontwikkelingsplannen worden op dat moment ingevoegd in het basisplan.

Gelijktijdig met de basisplannen, wordt de welstandsnota voor het betreffende gebied herzien. Het actuele welstandsbeleid kan dan direct in het bestemmingsplan worden verwerkt.

Bestemmingsplan en welstandsbeleid blijven zo altijd actueel.

De planning voor de komende jaren is als volgt:

Basisplan   Voorbereiding   Vaststelling  
Woongebieden   2011   2012  
Stadscentrum   2012   2013  
Bedrijventerreinen   2013   2014  
Buitengebied   2014   2015  
3.2.6 Cultuurhistorisch beleid

De afgelopen periode stelde de gemeente archeologiebeleid vast. Als onderdeel daarvan werd de gemeentelijke monumentenverordening omgezet naar een erfgoedverordening.

Argumenten om te komen tot gemeentelijk archeologiebeleid waren:

  • Het is een wettelijke taak van de gemeente (Monumentenwet, Wet op de Archeologische monumentenzorg);
  • kennis van archeologische waarden in de Gemeente Hoogezand-Sappemeer versterkt de eigen identiteit;
  • kostenbesparing in de toekomst door het vermijden van onnodige onderzoeken;
  • binnen wettelijke randvoorwaarden zelf bepalen hoe om te gaan met aanwezige archeologische waarden.

De Nota Archeologiebeleid beschrijft hoe de gemeente Hoogezand-Sappemeer zal omgaan met (mogelijke) waardevolle archeologische- en cultuurhistorische waarden binnen de gemeentegrenzen. De beleidskaart archeologie is onderdeel van deze nota. Deze kaart geeft een vlakdekkend overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. De nota geeft een goed beeld van de bewoningsgeschiedenis van onze gemeente, van de prehistorie tot aan de nieuwe tijd.

Beleidsuitgangspunt is het behoud van waardevolle archeologische waarden en van cultuurhistorische en cultuurlandschappelijke relicten. Verder wordt voorgesteld dat de gemeente de kosten van vereist bureauonderzoek (naar noodzaak voor verder archeologisch onderzoek) voor haar rekening neemt, een enkele uitzondering daargelaten. De verplichting tot bureauonderzoek kan ontstaan bij ruimtelijke ingrepen in aangewezen gebieden op de beleidskaart.

Waarom een erfgoedverordening voor archeologie? Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking getreden. De bestaande monumentenverordening wordt in de erfgoedverordening 'Wabo-proof' gemaakt. Uitgangspunt is, dat voor zover in een vigerend bestemmingsplan nog geen regels zijn opgenomen ter bescherming van archeologie, de erfgoedverordening van toepassing is. De verordening treedt terug indien een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld dat op dezelfde wijze als beleid en erfgoedverordening voorziet in bescherming.

De Erfgoedverordening Gemeente Hoogezand-Sappemeer is naar het model van de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) opgesteld. De geest van de monumentenverordening is niet gewijzigd.

Monumenten en karakteristieke gebouwen

Bescherming van rijksmonumenten is geregeld in de Monumentenwet. De Erfgoedverordening kent bepalingen over gemeentelijke monumenten. Een regeling karakteristieke gebouwen hoort thuis in de Welstandsnota. Het onderhavige bestemmingsplan besteedt hier daarom geen bijzondere aandacht aan.

3.2.7 Archeologie beleid

Aandacht voor Archeologie is een gevolg van de gewijzigde Monumentenwet. Met ingang van 1 september 2007 geldt de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wijziging houdt in dat bij ruimtelijke ontwikkelingen het behoud en de bescherming van archeologische waarde vanaf het begin van de planvorming meegenomen dient te worden

Archeologie mag zich de laatste jaren over het algemeen in een toenemende belangstelling verheugen. Ook beleidsmatig gaat archeologie een belangrijkere rol vervullen bij de inrichting van de ruimte, op basis van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Door de provincie Groningen en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE; eerder bekend als Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Rijksdienst en daarvoor als Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek) zijn onderzoeken gedaan in de provincie. In de gemeente Hoogezand-Sappemeer komen géén archeologische rijksmonumenten voor.

In de gemeente komen wel locaties voor met respectievelijk zeer hoge-, hoge- en archeologische waarde (Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, Archeologiebalans 2002, pagina 38-39). De betreffende locaties zijn geregistreerd. Naast deze beschreven gebieden bestaan verwachtingsgebieden. Dit zijn gebieden waar mogelijk archeologische waarden zijn te verwachten. Bij eventuele ontwikkelingen in die gebieden zal nader onderzoek moeten worden verricht, vooral in de gebieden met een middelhoge tot hoge trefkans. De verwachtingsgebieden zijn vastgelegd in het concept van het gemeentelijk beleid voor archeologie met bijbehorende kaart (Nota Archeologiebeleid inclusief kaart archeologische verwachtingen, wordt vastgesteld in 2010).

3.2.8 Waterplan

De gemeente heeft samen met het waterschap Hunze en Aa's haar waterbeleid gevormd en daarvoor het Waterplan opgesteld. Het Waterplan bestaat uit een Visiedeel en een Uitvoeringsplan. Het Visiedeel geeft een doorkijk tot 2015, het Uitvoeringsplan is telkens bedoeld voor een periode van vier jaar (het huidige voor 2007-2010).

Basis van het Waterplan zijn de drietraps-strategieën voor waterkwantiteit: vasthouden - bergen - afvoeren en voor waterkwaliteit: schoonhouden - scheiden - zuiveren. Ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten vormen belangrijke aandachtspunten voor het omgevingsbeleid. Daarbij moet aandacht zijn en blijven voor de historische, recreatieve en belevingsaspecten van water.

Water moet in de toekomst een volwaardig onderdeel van alle ruimtelijke plannen gaan vormen. Hiervoor is een regulier overleg ingesteld tussen de gemeente en het waterschap. Daarnaast wordt bij projecten de watertoets doorlopen waarmee water stevig in de plannen verankerd wordt. In het bij het waterplan behorende uitvoeringsplan is een aantal concrete projectvoorstellen opgenomen. In een gemeentebrede aanpak zullen alle locaties waar dit probleem optreedt geïnventariseerd worden en wordt in samenspraak met de bevolking gezocht naar bevredigende oplossingen.

Een andere relevant project betreft de berekening van de wateropgave voor de gemeente. Hierbij wordt per wijk/dorp beoordeeld in hoeverre in het watersysteem is toegerust op toekomstige ontwikkelingen. Dit gaat in het bijzonder om de klimatologische veranderingen met bijbehorende grotere neerslaghoeveelheden. Ook wordt beoordeeld in hoeverre in de huidige situatie er al een risico op wateroverlast bestaat. Deze berekeningen kunnen leiden tot een opgave voor aanpassingen in het watersysteem.