direct naar inhoud van Artikel 9 Detailhandel - Winkelpark
Plan: Woongebieden
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP096Woongebieden-31va

Artikel 9 Detailhandel - Winkelpark

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel - Winkelpark aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties:

  • a. detailhandel binnen het thema woninginrichting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - woninginrichting';
  • b. detailhandel binnen het thema woninginrichting alsmede horeca in horecacategorie 3 met een oppervlakte van maximaal 400m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - woninginrichting en horecacategorie 3';
  • c. bouwmarkten en tuininrichtingsbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt en tuininrichting';

met dien verstande, dat de totale Bedrijfsvloeroppervlakte: binnen de bestemming maximaal 25.000 m2 mag bedragen, waarvan maximaal 8.500 m2 voor bouwmarkten;

en voor de ondergeschikte functies:

  • d. nutsvoorziening;
  • e. groen, groenvoorziening;
  • f. water, waterberging;
  • g. verkeer, pad, parkeren.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn alleen toegelaten binnen een bouwvlak, uitgezonderd ondergeschikte bouwonderdelen. Ondergeschikte bouwonderdelen mogen de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1 meter overschrijden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' zijn gebouwen toegelaten tot een bouwhoogte niet hoger dan is aangegeven, met dien verstande dat de gebouwen plat zijn afgedekt. Van de hoogtebeperking zijn uitgezonderd:
    1. plaatselijke verhogingen, deze zijn toegelaten tot ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw, en tot ten hoogste een kwart van de maximale hoogte van het betreffende gebouw met een maximum van 3 meter;
    2. waar de bestaande eerder toegelaten bouwhoogte groter is, daar geldt die hoogte als maximum. Voor wat betreft het bebouwingspercentage mag deze niet hoger zijn dan is aangegeven;
  • c. de voorgevel van de gebouwen dient te worden gebouwd in de voorgevelrooilijn;
  • d. het glaspercentage van de gevels van gebouwen in de noordstrook is minimaal 50% van de noordgevel van de gebouwen voor zover gelegen op de begane grond en minimaal 80% van de zuidgevel van de gebouwen voor zover gelegen op de begane grond;
  • e. het glaspercentage van de gevels van gebouwen in de middenstrook is minimaal 80% van de noordgevel van de gebouwen voor zover gelegen op de begane grond;
  • f. het glaspercentage van de gevels van gebouwen in de zuidstrook is minimaal 80% van de noordgevel van de gebouwen voor zover gelegen op de begane grond;
  • g. de gebouwen in de noordstrook hebben de entree of aan de zuidzijde of in een van de dwarsgevels, maar nooit verder dan halverwege die gevel, gerekend vanaf de rooilaan aan de straat;
  • h. de gebouwen in de middenstrook hebben de entree of aan de noordzijde of in een van de dwarsgevels, maar nooit verder dan halverwege die gevel, gerekend vanaf de rooilaan aan de straat;
  • i. de gebouwen in de zuidstrook hebben de entree of aan de noordzijde of in een van de dwarsgevels, maar nooit verder dan halverwege die gevel, gerekend vanaf de rooilaan aan de straat;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-arcade' dient de gevel tot minimaal 3,40 meter hoogte minimaal 2,50 meter terug te liggen.
9.2.2 Licht- en vlaggenmasten, reclamemasten

Licht- en vlaggenmasten, alsmede reclamemasten, zijn toegelaten tot 6 meter hoogte.

9.2.3 Overige andere bouwwerken

Overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot 12 meter hoogte.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in 9.2.1 en toestaan dat gebouwen achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • d. het bepaalde in 9.2.1 en toestaan dat de gevel van de bebouwing tot 3,40 meter hoogte (deels) niet wordt teruggelegd of minder dan 2,50 meter wordt teruggelegd.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 onder b. van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  • het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca anders dan toegestaan en/of seksinrichting;
  • het gebruik van een grotere oppervlakte dan het toegestane winkeloppervlak voor detailhandel;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een supermarkt;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel in auto's, boten en caravans;
  • opslag, berging en stalling op het buitenterrein van gebouwen.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 9.1 en toestaan dat zich tevens bedrijven vestigen die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten detailhandelsbedrijven;
  • b. 9.1 en toestaan dat zich een bouwmarkt vestigt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - woninginrichting'.