direct naar inhoud van 5.2 Ecologie
Plan: Lofar Kielwindeweer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP095-30va

5.2 Ecologie

5.2.1 Gebiedsbescherming

Ecologische hoofdstructuur (EHS)

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is beschermd onder het 'Nee, tenzij'-beleid van de Ecologische Hoofdstructuur. Dichtstbijzijnde gebieden zijn het Zuidlaardermeergebied en het Beekdal van de Hunze in de provincie Drenthe op respectievelijk ruim vijf en drie kilometer ten noordwesten en westen van het plangebied. Deze beschermde gebieden liggen, gezien de aard van de ingrepen, op een voldoende afstand van het plangebied. Er zijn geen negatieve effecten als gevolg van de ontwikkelingen te verwachten. De voorgenomen activiteit is ook niet in strijd met het 'nee, tenzij'-beleid uit de Nota Ruimte en de uitwerking daarvan in het Provinciaal Omgevingsplan (POP) 2009-2013 en de Omgevingsverordening 2009.

Verzuringsgevoelige gebieden

De hiervoor genoemde gebieden uit de Ecologische Hoofdstructuur zijn tevens de dichtstbijzijnde gebieden, die onder de Wet Ammoniak en Veehouderij (WAV) vallen. Gezien de ligging van deze gebieden en de beoogde ontwikkeling zijn geen effecten op deze gebieden te verwachten.

Natura 2000-gebied

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Zuidlaardermeergebied op ruim 5 km ten noordwesten van het plangebied. Deze beschermde gebieden liggen, gezien de aard van de ingrepen, op een voldoende afstand van het plangebied. Er zijn geen negatieve effecten als gevolg van de ontwikkelingen te verwachten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig.

5.2.2 Soortenbescherming

Inventarisatie

Het plangebied wordt gevormd door agrarisch gras- en akkerland. Binnen het plangebied zijn algemeen voorkomende licht beschermde soorten zoals mol, veldmuis, aardmuis en zwaarder beschermde akker- en weidevogels zoals scholekster en kievit te verwachten. Daarnaast kunnen aan de wat ruigere randen langs sloten lichtbeschermde amfibieƫn zoals bruine kikker, bastaard kikker en gewone pad worden verwacht.

Effecten

De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet.

Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden dient derhalve rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Conclusie

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat, wanneer er bij de planning en werkzaamheden voldoende rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels, er geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Het plan is wat betreft de Flora- en faunawet uitvoerbaar.

Voorts is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat een oriƫntatiefase in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, dan wel een analyse van de Ecologische Hoofdstructuur uit te voeren. Het is aan het bevoegd gezag, College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, om de visie ten aanzien van beschermde gebieden te bevestigen.