direct naar inhoud van 3.4 Landschap
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0018.BP090Buitengebied-31va

3.4 Landschap

Een landschap vormt zich door de eeuwen heen. Door natuurlijke en klimatologische omstandigheden. En door menselijk ingrijpen. Voor de vorming van het landschap in Hoogezand-Sappemeer heeft menselijk ingrijpen, in de vorm van systematische ontginning van het veen, een grote rol gespeeld. De veenontginning stond aan de basis van de verschillende in de gemeente voorkomende landschapstypen. Door kennis van de totstandkoming van een landschap, kunnen structuren en karakteristieke waarden in het landschap worden herkend en van passende bescherming worden voorzien.

In het bestemmingsplan Buitengebied 1993 is zorgvuldig bekeken welke gebieden karakteristiek zijn en daarom extra bescherming behoeven. Deze bescherming is vormgegeven door scherper dan elders grenzen te stellen aan bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, zoals het uitsluiten van houtteelt in open gebied, het dempen van sloten en wijken en aan het aanbrengen van ophogingen of verrichten van afgravingen.

De afweging die hierover in het bestemmingsplan Buitengebied van 1993 is neergelegd (waar het landschap grote kwaliteiten heeft, moet het bestemmingsplan die kwaliteiten beschermen) is nog altijd actueel. Ook in dit bestemmingsplan is een waarborg opgenomen voor het behoud en de bescherming van de open en veenkoloniale landschapswaarden met reliëf, opstrekkende verkaveling, kenmerkende watergangen en archeologische waardevolle terreinen. Ook besteedt dit bestemmingsplan aandacht aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Afwijkend ten opzichte van het voorontwerp van dit bestemmingsplan uit 2006, is de toevoeging van de beleidslijn voor het behoud van de karakteristiek van bebouwingslinten.

Belangrijkste beleidslijnen voor het nieuwe bestemmingsplan

  • 1. Het landschap en de natuurwaarden blijven beschermen;
  • 2. De Ecologische Hoofdstructuur en de verbindingszones in de toelichting aangeven en zoveel mogelijk via de regels beschermen;
  • 3. Beschermen van karakteristieke linten en gebouwen;
  • 4. Nadrukkelijk aandacht besteden aan bescherming van de archeologische waarden in het plangebied;
  • 5. Landschappelijke waarden zijn leidraad bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Inventarisatieronde

De inventarisatieronde met de diverse belangenverenigingen en instanties die zich bezighouden met natuur en landschap bracht naar voren dat betrokkenen in het algemeen vinden dat het landschap in het bestemmingsplan Buitengebied 1993 voldoende wordt beschermd en dat deze bescherming moet blijven. Het aanlegvergunningstelsel wordt als een waardevol instrument ter bescherming van het landschap gezien, hoewel agrariërs het stelsel hier en daar soepeler zouden willen zien. Met name daar waar het de aanlegvergunning de openheid dan wel het reliëf poogt te beschermen. De suggestie is verder gedaan een gemeentelijk landschapsbeleidsplan op te stellen.

Gevraagd wordt de uitbreiding van de natuurgebieden bij Westerbroek van een passende bestemming te voorzien.

Voor het overige lijkt het overgrote deel van de geïnterviewden van mening, dat bescherming van de natuurwaarden binnen de geldende bestemmingsregelingen goed kan plaats vinden. Verder zullen om natuurgebieden zones moeten worden gelegd waarbinnen geen agrarische bedrijven mogen worden gevestigd dan wel bedrijfsuitbreidingen plaats mogen vinden. Het vestigen van een natuurbestemming mag de agrarische functie of andere functies niet belemmeren.

Gevraagd wordt de ecologische hoofdstructuur en verbindingszone op de verbeelding aan te duiden en zorgvuldigheid te betrachten bij de afstemming met naastgelegen functies.

Het nieuwe bestemmingsplan moet rekening houden met de in de gemeente gesitueerde aangewezen (en inmiddels gerealiseerde) waterbergingsgebieden: Westerbroekstermadepolder, Kropswolder-buitenpolder en de strook tussen het Zuidlaardermeer en Kropswolde. In het plan dienen de gebieden een nevenfunctie als waterbergingsgebied te krijgen.

De aanbeveling van de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed (de voormalige Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek respectievelijk Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten) is de geregistreerde archeologische locaties in de gemeente van een planologische bescherming te voorzien. In ieder geval de gebieden met een hoge en zeer hoge archeologische waarde. Dit kan, naast vermelding van de gebieden op de verbeelding, op een effectieve manier gebeuren door een aanlegvergunningstelsel in het bestemmingsplan. Ten aanzien van het diepploegen wordt gevraagd de regeling aan te scherpen.

Verder wordt aandacht gevraagd voor de zogenaamde verwachtingsgebieden. Dit zijn nog niet volledig geregistreerde gebieden waar mogelijke archeologische waarden te verwachten zijn.