Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Haren - Dilgt, Hemmen en Essen (deelgebied 5 en 6)
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0017.BPHDHB12UITB1-VA01

Artikel 4 Groen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. waterlopen en waterpartijen;
  4. speelvoorzieningen
  5. nutsvoorzieningen;

    waarbij het behoud, het herstel en de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd;

    met de daarbij behorende:
  6. overige bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:
  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat erf- en terreinafscheidingen niet zijn toegestaan.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. de sociale veiligheid;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:
  1. parkeervoorzieningen;
  2. uitwegen.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  • het kappen of rooien van bomen, hagen en houtsingels.
4.5.2 Uitzonderingen
Het in artikel 4 lid 5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
  • het normale onderhoud betreffen;
  • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.5.3 Voorwaarden
De in artikel 4 lid 5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de gronden.